Home Liefde Marc de Kesel: ‘Wie naar zijn ware zelf zoekt, moet vooral zichzelf loslaten’
Identiteit Liefde

Marc de Kesel: ‘Wie naar zijn ware zelf zoekt, moet vooral zichzelf loslaten’

Hoe meer je jezelf probeert te verliezen, hoe meer je jezelf tegenkomt. Marc De Kesel over de lessen van middeleeuwse mystici.

Door Michel Dijkstra en Simone Bassie op 26 november 2018

mystiek spiegel zelf mystici Marc De Kesel beeld TiagoBaiao/iStock

Hoe meer je jezelf probeert te verliezen, hoe meer je jezelf tegenkomt. Marc De Kesel over de lessen van middeleeuwse mystici.

Cover van 12-2018
12-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Wij eenentwintigste-eeuwers flirten graag met zelfverlies, bijvoorbeeld door ons te vergapen aan een film of door ons over te geven aan allerlei verslavingen,’ zegt filosoof Marc De Kesel, die verbonden is aan het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen. ‘Paradoxaal genoeg bevestigen we hiermee juist onszelf: het “ik” wil uit alle macht zichzelf vergeten en stelt zichzelf daardoor centraal. Hoe meer je zelfloos probeert te worden, hoe meer je jezelf tegenkomt.’ Deze paradox is volgens De Kesel cruciaal om de hedendaagse mens te begrijpen. Om het moderne verlangen naar zelfverlies te duiden, moet je echter eerst een studie maken van een middeleeuws fenomeen: mystiek.

Het woord ‘mystiek’ roept volgens De Kesel over het algemeen positieve associaties op: je hebt al snel een beeld in je hoofd van vreedzaam biddende of mediterende monniken en nonnen. Dat mystici ook in staat waren om een agressieve toon aan te slaan bewijst het werk van de wellicht niet algemeen bekende François de Fénelon: ‘Moge verloren gaan wat de eigenliefde zo graag zou behouden. Laten we het allesverbrandende offer zijn dat door het vuur van de liefde tot as wordt.’ Deze en andere uitspraken van de zeventiende-eeuwse Franse mysticus spelen een belangrijke rol in de onlangs door Marc De Kesel gepubliceerde essaybundel Zelfloos. De Kesel: ‘Wij hoeven ons positieve beeld van de mystiek niet bij te stellen, maar moeten zeker niet denken dat mystiek al onze problemen oplost.’ Bovendien moeten we oppassen om mystiek te beschouwen als iets dat de cultuur overstijgt: ‘Dat is niet zo! Iedere mysticus is juist diepgaand gevormd door zijn eigen tijd.’ In de moderne mystiek gebeurt er volgens De Kesel iets dat voor ons als eenentwintigste-eeuwers van groot belang is.

Als we ons hedendaagse verlangen naar zelfloosheid willen vatten, moeten we volgens u allereerst naar de middeleeuwse mystieke tradities kijken. Wat verstaat u eigenlijk onder mystiek?
‘Het is de innerlijke weg van de mens naar God. Dat pad voert tot diep in jezelf, waar je jouw bestaansgrond zoekt: datgene of degene waardoor je leeft. Die weg is ook een liefdespad, een zoektocht naar de Geliefde die je doet leven. Mystiek heeft dan ook vaak een uitgesproken erotische toon. Lees de beschrijvingen van de middeleeuwse Hadewijch er eens op na. Mammamia, dat gaat ver, hoor! Dankzij mijn brandende liefde voor God wil ik een met Hem worden en verlies ik mijn “zelf”. De liefde als onderdeel van de mystiek is op de agenda gezet door Bernardus van Clairvaux, die verwees naar het Hooglied. Een raar bijbelboek, want de naam van God komt er niet in voor. In plaats daarvan gaat het om geliefden die elkaar zoeken en ontmoeten in tuinen – onverbloemde erotiek. Deze beschrijvingen worden door de mystici gebruikt als beelden van de omgang van de ziel met God.’

‘Mystici waren de grote geleerden van hun tijd’

Hoewel mystiek pretendeert om over eeuwige zaken zoals God en de ziel te gaan, is zij volgens u juist tijdsgebonden. Elk tijdperk uit de geschiedenis heeft dus zijn eigen mystiek?
‘Zeker. Ik richt mij hoofdzakelijk op het verschil tussen middeleeuwse en moderne mystiek. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de middeleeuwse mystieke traditie is Meister Eckhart. Wie naar zijn ware zelf zoekt, zegt hij in zijn typische paradoxale stijl, moet vooral zichzelf loslaten. Tegen zijn verwachting in belandt de mens dan echter niet in het luchtledige. Hij ontdekt een dieper “zelf”, een vanuit zijn standpunt gezien “zelfloos zelf”. Dat is de bron die hem als mens draagt en die hij, hoewel onzichtbaar, overal om zich heen in de buitenwereld bespeurt. God spreekt via het boek der natuur.’

Je zou kunnen zeggen dat de middeleeuwse mysticus zijn ‘zelf’ loslaat en zo in een afgrond belandt. Deze afgrond is niet bedreigend, want vol van Gods liefde. Wat is het verschil tussen deze vorm van mystiek en de moderne variant?
‘Vanaf de zeventiende eeuw verandert het mystieke denken drastisch. God is vanaf die tijd niet langer de basis van waaruit we onszelf begrijpen. In plaats daarvan begrijpen wij onszelf vanuit onszelf. Dit is de geboorte van het moderne subject, dat tot op de dag van vandaag een grote rol in ons denken speelt. Het woord “subject” betekent letterlijk “vooronderstelling” of “onderstel”, in dit geval voor onze verhouding tot de werkelijkheid. Voor Descartes is dit “subject” te vinden in het cogito, het “ik denk” of het “vrije ik”. Je kunt aan alles in de wereld twijfelen, behalve aan het feit dat er iets is dat twijfelt en dus denkt. De vroegmoderne mysticus wil graag geloven in het oude subject of “onderstel” uit de Middeleeuwen, maar stuit juist op het moderne subject, namelijk zichzelf als een “vrij ik”.

Daarom verlangt die mysticus er nog intenser dan vroeger naar om zichzelf te vernietigen. Het nieuwe moderne “ik” is een sta-in-de-weg die uit de weg geruimd moet worden, zodat hij helemaal in God op kan gaan. Zelfs als God mij eeuwig verdoemt of mijn liefde niet beantwoordt, kan ik nog steeds besluiten om mij aan Hem te geven. Als je het mij vraagt, gaat de moderne mystiek niet zozeer over wat of wie God is, maar meer over wat liefhebben is. Draait liefde om het “ik”, het verlangende subject, of om het object van zijn begeerte? Vooral François de Fénelon heeft veel over deze verhouding geschreven.’

Even tussendoor… Meer lezen over mystiek? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

U citeert regels van Fénelon als: ‘Vermeng je overgave met niets. Men verliest oneindig door ook maar het minste van zichzelf te willen bewaren. Houd van de hand Gods die ons slaat en vernietigt…’ Geen slappe taal! Was Fénelon soms een extremist?
‘Fénelon geeft wel degelijk de toon voor de moderne mystiek aan. Dankzij het wegvallen van het spontane vertrouwen in de dragende grond die men aantreft in de werkelijkheid, wordt de mens zelf verantwoordelijk voor zijn bestaan. In de moderne mystiek betekent deze verantwoordelijkheid dat het “ik” zichzelf bestrijdt. Ik streef namelijk naar zelfloosheid, maar bevestig hierdoor paradoxaal genoeg mijn eigen zelf. Zelfs als je, zoals Fénelon stelt, niets bent tegenover God blijf jijzelf degene die weet dat je niets bent. Het “dikke ik” speelt op.’

Maar Fénelon leefde in de zeventiende eeuw en schreef over zijn persoonlijke liefdesrelatie met God. Wat hebben zijn geschriften ons eenentwintigste-eeuwers te zeggen?
‘Je treft de structuur van Fénelons denken over het moderne “ik” overal aan. Neem het calvinisme. Enerzijds waren de calvinisten de eerste vrije mensen van Europa, want zij bepaalden zichzelf. Anderzijds maakten ze zich volkomen afhankelijk van de predestinatie: het idee dat God je hele leven bepaalt. Of kijk eens naar het moslimfundamentalisme. Zo’n fundamentalist neemt de vrijheid om alle wetten te overtreden voor de realisatie van zijn idealen. Hij poneert zijn “ik”, bijvoorbeeld door een aanslag te plegen die het dagelijks leven van velen ontwricht of zelfs beëindigt. Tegelijkertijd pretendeert de fundamentalist echter zelfloos te zijn; hij leeft in totale onderworpenheid aan Allah. Deze dramatische spanning tussen zelfloosheid en zelfbevestiging is glashelder geformuleerd in de moderne mystieke teksten en heeft een onvermoede actualiteitswaarde.’

Tegenwoordig koppelen veel mensen het verlangen naar zelfloosheid echter niet meer aan God.
‘God speelt op het eerste gezicht tegenwoordig geen rol meer in de wens om het beknellende ego los te laten. Toch hebben ook zogenoemde “goddeloze” mystieke auteurs, zoals Henk van der Waal, het over het contact met een dragende bron van de werkelijkheid. Zij noemen deze bron dan misschien niet goddelijk, maar keren feitelijk terug naar het middeleeuwse wereldbeeld. Als je echter in onze moderne tijd een mysticus wilt zijn met middeleeuwse middelen, dan stuit je op een probleem. Je komt jezelf tegen. In onze tijd maken we mystiek algauw tot een positief fenomeen, maar dat klopt niet.’

‘Mystici konden ook een agressieve toon aanslaan’

En als mensen zich tot het Oosten wenden? In de oosterse filosofie bestaan er toch ook rijke mystieke tradities?
‘Ik sta sceptisch tegenover degene die bijvoorbeeld de boeddhistische filosofie omarmt vanuit het idee dat we daarmee typisch westerse en moderne problemen kunnen oplossen. Omdat we zelf de problemen rondom het moderne “ik” niet kunnen oplossen halen we zaken “van elders” binnen die ons aanspreken. Ook daarin zijn we platte, westerse toeristen. Die gemakkelijke overname van spirituele elementen uit andere tradities dan de onze heeft te maken met de universalistische pretenties van de mystiek. Omdat het westerse mystieke denken uitgaat van een onkenbare bron of God en je in andere tradities een soortgelijke nadruk op onkenbare hoogste principes aantreft, gaat men ervan uit dat mystiek boven tijd en cultuur uitgaat. Er wordt gespeculeerd over een universele kern, terwijl er juist een veelheid aan mystieke tradities bestaat waarbinnen elk onderdeel zijn geheel eigen karakter heeft.’

Misschien wordt mystiek ook als een positief fenomeen gezien omdat die uitgaat van intuïtie? Het lijkt erop dat je niet meteen heel hard hoeft na de denken.
‘Ook dat is een misvatting, vrees ik. Alle westerse mystieke denkers zijn het erover eens dat er voorbij de ratio nog iets ligt waar het denkvermogen geen vat op heeft, bijvoorbeeld het wezen van God of de ziel. Deze overtuiging is echter door en door rationeel. Veel mensen die zich met mystiek bezighouden vergeten de bronteksten goed te lezen. En dat terwijl auteurs zoals Eckhart juist de grote geleerden van hun tijd waren. Eckhart ontvouwt doorgaans hoogst abstracte gedachtegangen, waarbij hij niet alleen uit de christelijke, maar ook uit de Joodse, islamitische en antiek-Griekse tradities put. In plaats van deze bronnen te bestuderen, willen lezers mystieke auteurs graag gebruiken als een oplossing voor hun eigen problemen rondom het verlangen naar zelfloosheid en de wens hun “ik” te doen gelden.’

Heeft dit conflict tussen een zelfloze neiging en het verlangen naar zelfbevestiging ook te maken met de manier waarop het menselijk verlangen werkt?
‘Ik verwijs graag naar de Franse psychoanalyticus Lacan vanwege zijn visie op zelfloosheid en verlangen. Hij is een van de weinigen die de menselijke neiging naar zelfloosheid theoretisch enigszins kunnen plaatsen. Op de sofa van de psychoanalyticus ga je op zoek naar jezelf. Maar hoe hard je ook je best doet, je grijpt constant naast jezelf. En dat laatste, aldus Lacan, is je ware zelf: een niet te bevredigen verlangen. We blijven met een probleem zitten.’

Biedt u een oplossing?
‘Nee. Misschien is dat wel het teleurstellende van mijn boek Zelfloos. Ik zie de spanning tussen zelfloosheid en het poneren van jezelf trouwens niet als een ethisch probleem. Daarom verwijt ik onze tijd niet dat er te veel “ik” is. Wel geloof ik dat we het probleem van het moderne “ik” zo veel mogelijk anatomisch bloot moeten leggen. De mens is een probleem, dat is de realiteit waar we mee te maken hebben. Ik vind de huidige neiging om alle problemen te willen oplossen iets te happig. Misschien is het in de eerste plaats belangrijk om een probleem helder te omschrijven. Het valt me op dat in de tijd van Fénelon Griekse tragedies werden herontdekt. In deze stukken gaat het ook om de mens die heen en weer geslingerd wordt tussen grote verlangens. De vroegmoderne lezers van Sophocles problematiseerden via de tragedies hun “ik”. Zoiets moet je ook vandaag de dag vasthouden. Misschien toon ik alleen de tragische schoonheid van het wonderbaarlijke probleem “mens”.’

Zelfloos

Zelfloos. De mystieke afgrond van het moderne ik
Marc De Kesel
Kok
255 blz.