Iemand ontmoeten is een ander standpunt over de dingen ontdekken, een verandering ervaren in onze relatie tot de wereld. Sinds ik jou heb ontmoet ben ik niet meer het middelpunt van mijn wereld. Ik ben niet meer die monade die de wereld waarneemt vanuit zijn positie als eenling. Voortaan zie ik alles ook door jouw ogen. Een nieuwsbericht is het onderwerp van de dag en ik denk te weten hoe jij erop zult reageren. Ik woon een lezing bij en stel me voor tot welke gedachten die jou inspireert. Ik luister naar een chanson en ik veronderstel dat jij het ook mooi vindt. En als we naar de bioscoop gaan, kijk ik ook door jouw ogen naar de film. Bij het verlaten van de zaal bevestig je vaak mijn vermoeden: die scène heeft je geraakt. Het feit dat ik jou heb ontmoet en vanuit jouw standpunt naar de wereld kijk, belet me niet er mijn eigen smaak, mijn eigen blik en mijn eigen visie op na te houden. Maar ze zijn wel verrijkt met die van jou. Ik heb de film tweemaal gezien, niet op verschillende momenten, maar op twee manieren, met mijn eigen ogen én de jouwe. En sinds ik je heb ontmoet neem ik de hele wereld voortaan tweemaal waar.
Anders-zijn
Het is verwarrend, maar ook opwindend om niet meer ‘het middelpunt’ van je eigen wereld te zijn. Verwarrend, omdat ik los ben gekomen van de manier waarop ik gewend was naar dingen te kijken. Opwindend, want ik begrijp de wereld kort gezegd ‘anders’: ik ontdek de wereld door andere ogen dan de mijne. ‘De ander steelt mijn wereld,’ aldus Sartre. Zo omschrijft hij de pijnlijke ervaring met het anders-zijn, een proces dat tijd vergt. Die andere manier van kijken moet je meer dan eens ervaren om tot het standpunt van de ander te kunnen komen. Deze ontdekking over anders-zijn toont aan dat de ontmoeting heeft plaatsgevonden en effect begint te krijgen.
Natuurlijk, we weten dat de ander bestaat, maar hem echt ontmoeten, het verschil met hem ervaren, dat vraagt om meer. Dat ik me bewust ben van de ander overkomt me in de auto, als die ander me snijdt. Maar dan ontmoet ik hem nog niet. Ik heb het ook als ik voor mijn werk met een ander moet samenwerken. Maar daarmee is niet gezegd dat ik hem ontmoet. En ik heb het als ik een van de wisselende sekspartners van de ander ben. Maar dat betekent niet dat ik hem bij elke afspraak ontmoet.
Maar als die ander mijn geliefde wordt, mijn vriend of mijn partner, als ik bij alles wat ik meemaak voel wat hij zou voelen, dan weet ik dat ik hem echt heb ontmoet. Ik ervaar op de lange duur het verschil, zijn anders-zijn.
Vreemde ervaring trouwens. Als de ander echt anders is, hoe kan ik me dan in hem verplaatsen? Is het verschil geen kloof die me verhindert hem te bereiken, te begrijpen, te ontmoeten? Is de ontmoeting met de ander niet per definitie onmogelijk? De praktijk laat ons gelukkig het tegenovergestelde zien. De meeste vrienden, geliefden of minnaars twijfelen er niet aan dat ze elkaar hebben ontmoet. Maar… hoe kunnen we er zeker van zijn dat die ontmoeting echt is, dat we onszelf geen illusies maken, ‘een droombeeld koesteren’? Welnu, dat doen we nu juist door dag na dag vast te stellen dat we ons kunnen decentreren: elke dag dat we erin slagen de wereld door de ogen van de ander te zien, weerleggen we de theorie dat dat onmogelijk is. Het leven is sterker dan de theorie. Elke keer dat de wereld zich anders aan mij vertoont omdat ik haar ontdek door jouw ogen, weet ik dat ik je heb ontmoet. Laten we eens samen met de filosoof Alain Badiou analyseren wat zich afspeelt tijdens een ontmoeting tussen geliefden: ‘Liefde (…) is een constructie, een leven dat niet meer vanuit het perspectief van Eén wordt geleid, maar vanuit het perspectief van Twee.’ En die constructie heeft, zoals elke constructie, tijd nodig – tijd om de ander te ontdekken, om te begrijpen vanuit welk perspectief hij naar de dingen kijkt. We ‘zijn nooit klaar de ander van alle kanten te bekijken’, schrijft Alain Badiou met vlotte pen. Hoe zouden we dat dan aandurven zonder liefde, zonder vriendschap? Hoe zouden we dan het onmogelijke aandurven: de wereld zien door de ogen van een ander? Om een kans van slagen te hebben moeten er gevoelens zijn die voortduren: vriendschap of liefde. Zonder deze emoties zou het ronduit onmogelijk zijn de verandering van standpunt verstandelijk te ervaren. Zonder liefde en vriendschap zouden we niet in staat zijn het anders-zijn te leren kennen.
Plato
Dat is ook de betekenis van de raadselachtige bewering van Plato: ‘Wie nooit heeft liefgehad, kan niet filosoferen.’ Als filosoferen betekent dat je je bevrijdt uit het eigen gelijk waar je in gevangen zit om ‘tegen jezelf’ te leren denken, dan is het de liefde die me toegang geeft tot de filosofie. De filosofie leert mij me te verplaatsen in de ander, de wereld te bezien vanuit een ander standpunt: dat van het anders-zijn en niet dat van de eigen identiteit. Dit teken van de ontmoeting bedriegt niet. Als ik de dingen niet meer op dezelfde wijze zie – alleen vanuit mijn eigen identiteit, ‘vanuit het standpunt van Eén’ – maar als ik uitga van ons mooie anders-zijn, ‘vanuit het standpunt van Twee’, dan wil dat zeggen dat ik je heb ontmoet, dat de dialoog is begonnen. De dialoog die telkens doorgaat: als we over de film praten bij het verlaten van de bioscoop, als we merken hoeveel we van mening verschillen over een maatschappelijk onderwerp en als we bedenken hoe verschillend we zijn. Die dialoog begint trouwens ook steeds vaker vóór de werkelijke ontmoeting, op je telefoon of voor je computer. En door de toename van het gebruik van datingsites en -apps en steeds langer durende chats kun je uiteindelijk ook al wat vertrouwder raken met het standpunt van de ander.
Je openstellen voor de mening van de ander kan trouwens veel misverstanden uit de weg ruimen, veel conflicten oplossen. Denk je eens even in: een man die gekwetst is omdat zijn vrouw is ingegaan op de uitnodiging van een andere man om samen te gaan lunchen. Deze laatste heeft dezelfde baan als zij bij een concurrerend bedrijf – een gesprek met hem kan dus leerzaam zijn – maar hij heeft in het verleden een beetje al te nadrukkelijk avances gemaakt. De echtgenoot zou willen dat zij de uitnodiging resoluut afwijst. In zijn ogen betekent lunchen met deze man een aanmoediging, laten zien dat je beschikbaar bent – kortom, zijn spel meespelen. Hij voelt zich verraden. Maar dat komt doordat hij het niet eens is met het standpunt van zijn vrouw. Ze is de avances van deze man heus niet vergeten, maar dat negeert ze liever, omdat ze het jammer zou vinden een interessant gesprek mis te lopen. Ze gedraagt zich dus alsof er nooit iets is gebeurd. Zou ze zich ervan weerhouden af te spreken met de mannen die haar wilden of zouden willen versieren, dan kromp haar sociale netwerk aanzienlijk. Ze sluit dus haar ogen voor de opdringerigheid van deze man. Het is geen uitnodiging zoals haar eigen man vreest, maar ze wil niet gereduceerd worden tot de status van begeerlijke vrouw. Als de echtgenoot het standpunt van zijn vrouw accepteert, begrijpt hij dat hij zich heeft vergist. Hij vatte haar spontane toezegging op als bedrog, terwijl het alleen maar om een vermijdingsstrategie ging. Door van standpunt te veranderen, voelt hij zich bevrijd van het gevoel te worden bedrogen.
Liefde
Met zijn filosofische dialogen, een nieuw genre waarmee hij beoogde te wedijveren met het klassieke toneel, steekt Plato de loftrompet over de ontmoeting. De confrontatie tussen verschillende standpunten brengt in deze dialogen gedachten voort en stelt ieder in staat zich te ontwikkelen, zich open te stellen voor het standpunt van de ander, zonder dat van zichzelf te verloochenen, maar door er meer diepgang aan te geven. De mooiste dialogen van Plato zijn trouwens niet die waarin Socrates het gemakkelijk wint van zijn gespreksgenoot, maar dialogen – zoals De Sofist of Feest (Symposium) – waarin verschillende, allemaal even belangwekkende, standpunten naast elkaar bestaan.
Bij een romantische of vriendschappelijke ontmoeting gaat het er ook om de ander naast je tot zijn recht te laten komen in zijn anders-zijn. Alain Badiou schrijft: ‘De primaire vijand van mijn liefde, degene die ik moet overwinnen, dat is niet de ander, dat ben ikzelf; het ik dat identiteit wil in plaats van differentie, dat zijn eigen wereld plaatst tegenover de wereld die door het prisma van de differentie is gefilterd en gereconstrueerd.’ Als ik je heb ontmoet en als die ontmoeting mijn blik op de wereld niet heeft veranderd, als ik zo gehecht ben aan mijn ik dat ik de wereld blijf zien zoals ik daarvoor deed, dan heb ik je niet echt ontmoet. Ik heb met je samengeleefd, misschien wel jarenlang, maar zonder jouw anders-zijn te hebben ervaren.
Badiou vervolgt: ‘[Liefde] is een existentieel project: het construeren van een wereld vanuit een gedecentreerd gezichtspunt.’ Als ik je ontmoet, ontdek ik dat ik de wereld op een andere manier kan ervaren dan door een solitair bewustzijn, ‘zodat deze wereld gebeurt, zodat zij geboren wordt, in plaats van dat zij alleen mijn persoonlijke blikveld vult. Liefde is altijd de mogelijkheid om bij de geboorte van de wereld te zijn.’
Badiou roept de wereld voor de geest die door de ander wordt gezien, waargenomen en ondergaan. Ik neem de geboorte van de wereld waar zodra ik het gezichtspunt van de ander bereik, zelfs al is dat gedeeltelijk. En dat gezichtspunt maakt mij misschien ook bewuster van het bestaan van de wereld. De wereld waarin wij allebei leven, ondanks onze verschillen in waarneming.
Als liefde ‘constructie’ is, dan laat de ontmoeting al haar kracht zien als ze voortduurt. De echte verwondering zit ’m niet zozeer in de eerste plotselinge verliefdheid als wel in de tijd die nodig is om het verschil met de ander ‘van alle kanten te bekijken’ en vol verwondering te ontdekken dat de ander ook een middelpunt, een gegeven, een uitkijkpost van de rijkdom van de wereld is.
Denkend over de schepping van de wereld door God roept Descartes het beeld op van een ‘voortdurende schepping’. Daarmee wil hij zeggen dat God er geen genoegen mee neemt dat hij de wereld eens en voor altijd heeft geschapen. Hij gaat telkens weer verder met het scheppen van de wereld. Ook de ontmoeting met de ander speelt zich niet af op één bepaald tijdstip. Naar het voorbeeld van God gaan wij elke dag opnieuw verder met het ontmoeten van degene die we liefhebben, met het verdiepen van onze kennis over zijn anders-zijn. Zo kunnen we een liefdesgeschiedenis creëren die geen neergang kent, maar die zich juist ontplooit, sterker wordt door het verkennen van het verschil met onze geliefde. De ontmoeting wordt een uitnodiging om de ontmoeting te continueren: hoe dichter ik het mysterie van de ander nader, hoe meer het zich verbergt. Omdat de ander volkomen anders is, doet alles wat ik geleidelijk aan over hem te weten kom de fascinatie voor wat me ontgaat alleen maar toenemen. Het lijkt erop dat het mysterie kleiner wordt (ik leer je steeds beter kennen), en tegelijk ondoorzichtiger (omdat jouw mysterie zich ertegen verzet dat ik je leer kennen). En ook hier weer moeten we afzien van een rekenkundige benaderingswijze om dichter bij de magie van de ontmoeting te komen.
Een existentiële benadering
In Over het existentialisme stelt Sartre dat we niet ‘te vroeg’ in het leven worden ‘geworpen’, zoals de verdedigers van de neotenie betogen, maar dat we zonder ‘essentie’ ter wereld komen, a priori ongedefinieerd en zonder werkelijkheid. We zijn tegelijkertijd volkomen onbepaald en volledig vrij. Deze existentiële filosofie ligt in het verlengde van het antropologische perspectief.
Als hij zegt: ‘Existentie gaat vooraf aan essentie’, bedoelt Sartre dat we bestaan zonder door een God te zijn bedacht of gewild. Hij erkent echter wel degelijk dat er een essentie is. Namelijk de som van onze keuzes en onze handelingen op het moment van onze dood, van de neantisatie van onze mogelijkheden. ‘Een mens is slechts de som van zijn handelingen,’ schrijft Sartre. Omdat God niet bestaat, omdat geen enkel hoger wezen ons kan voorschrijven wie we zijn en wat de betekenis van ons leven is, rest er niets anders dan het effect van onze handelingen op de wereld, op onszelf en de anderen. We leven niet onder Gods oog, maar onder de blik van alle mensen. Door de anderen, door het wezen van onze relaties, door wat Sartre noemt ‘intersubjectiviteit’, worden we onszelf.
Juist in de puberteit, als we vol levenslust zitten en allerlei grootse plannen hebben, lijkt het weleens of het leven heel vlak is, helemaal niet wat je ervan verwacht. Alle dagen lijken op elkaar. Maar zodra er vriendschap op ons pad komt, of liefde, verdwijnt dat gevoel van verveling onmiddellijk. Het leven wordt plotseling opwindend, spannend. We ontstijgen onszelf, eindelijk leven we volop. Sartre definieert het menselijk bestaan als ‘project’, afgeleid van het Latijnse pro, ‘voor, vooruit’, en jãciō, ‘gooien, werpen’. Het bestaan is een voortdurend ‘vooruitgeworpen’ worden, buiten jezelf.
En de ontmoeting is de gebeurtenis bij uitstek die me voorbij mezelf gooit, die me uitnodigt uit mijn bubbel te stappen om me te verbinden met de toekomst, met de wereld. Om te worden en niet alleen maar te zijn. Iemand ontmoeten geeft ons het idee dat we intenser leven, want we voelen in de ontmoeting de stroming van het menselijk bestaan, dat wat het onderscheidt, volgens Sartre, van het leven van een dier. Wij ‘zijn’ niet zoals een dier ‘is’. Het is de betekenis van de titel van een van de hoofdwerken van Sartre: Het zijn en het niet. Dieren vallen, net als dingen, volgens hem onder het ‘Zijn’. Ze zijn: ze zijn wat ze zijn. De mens daarentegen behoort bij wat hij noemt het ‘Niet’. Het Niet is niet niets; integendeel, het Niet kan alles worden. Zo schrijft Sartre: ‘De mens is dat wezen dat niet is wat het is en dat is wat het niet is.’ ‘Het is niet wat het is’: het kan niet worden gereduceerd tot een bepaalde essentie. ‘Het is wat het niet is’: het kan alles worden wat het nog niet is. Tot het ‘Niet’ behoren in plaats van tot het ‘Zijn’ is dus absoluut niet negatief. Het betekent juist dat we vrij zijn. Maar om de roes van die vrijheid te ervaren, moeten we uit onszelf komen, handelen, onszelf steeds opnieuw uitvinden, geen genoegen nemen met een kunstmatige opvatting van ons wezen of een veronderstelde ‘essentie’, om het even of die genetisch, sociaal of seksueel zou zijn. En ontmoetingen nodigen ons ertoe uit om ons over onszelf te verbazen, om over onze grenzen heen te gaan. Ze laten ons zien dat we niet zijn wie we dachten te zijn, we zijn oneindig veel vrijer dan we dachten. Elke ontmoeting herinnert ons eraan dat we niet zijn, maar onophoudelijk worden.
Existeren
Als de wereld van de ander ons fascineert, als we plotseling niet meer weten wie we eigenlijk zijn, als we ons dolenthousiast voelen omdat het zo vanzelfsprekend is dat we samen dat project gaan aanpakken, als het lijkt of we kunnen vliegen, als we in de ban zijn van het willen handelen, dan bestaan we, in de existentiële zin van het woord. Existeren, bestaan, komt van het Latijnse woord existere, samengesteld uit het voorvoegsel ex-, ‘buiten, uit; , en sistere, ‘staan, doen staan’, in een toestand brengen. Existere betekent dus tevoorschijn komen, ontstaan. ‘Bestaan’ is tevoorschijn komen uit de plek waar je je bevond, uit je bubbel komen, vooruitgeworpen worden, naar de ander toe.
De verwarring van Silvia in Le Jeu de l’amour et du hasard is nu beter te begrijpen. Ze wordt verliefd op iemand van wie ze denkt dat hij een huisknecht is. Haar gevoelens worden niet gehinderd door haar status, het voelt alsof ze is losgekomen van haar sociale zelf, ze komt tevoorschijn, ze voelt dat ze bestaat.
En ook is beter te begrijpen dat Adèle volledig in de war is, in die scène van de film van Kechiche waarin ze Emma plotseling op straat tegenkomt. Ze leeft met alle zintuigen op scherp. Ze is helemaal losgeraakt van zichzelf, van haar seksuele identiteit.
Silvia en Adèle bestaan eindelijk. Ze komen los van zichzelf, en in die beweging naar buiten, midden in hun verwarring, bereiken ze de intensiteit die je voelt als je ten volle leeft.
Dat we onszelf door ontmoetingen helemaal opnieuw kunnen uitvinden, dat we de vrijheid kunnen nemen om te veranderen, komt doordat we ‘zonder essentie’ zijn. We zijn niet de incarnatie van een onwrikbare waarheid die ons bepaalt. Er ligt geen enkel plan ten grondslag aan onze verwerkelijking, we worden niet door een mal gevormd. Want ons bestaan gaat inderdaad vooraf aan onze essentie.
Dit is met Sartre een existentiële benadering van de ontmoeting die ons wil bevrijden uit de gevangenis van het ik, hoe comfortabel die ook kan zijn. Er gaat een bepaald welbevinden vanuit als je jezelf genoeg bent. De vrijheid dwingt ons om af te zien van dat comfort. Misschien bedoelde René Char dat wel met die poëtische woorden: ‘We moeten buiten onszelf gaan wonen, aan de oever van de tranen, in de baan van de verlangenden, als we willen dat er iets buitengewoons gebeurt, dat alleen voor ons bestemd is.’ ‘Buiten onszelf gaan wonen’? Dat lijkt tegenstrijdig, onmogelijk. Behalve in een sartriaans perspectief. Het gaat er wel degelijk om dat we, door los te komen van onszelf, gaan ‘wonen’ in de vrijheid, in een puur menselijke waarheid, in een stroom waarin we onszelf voortdurend vernieuwen. Het gaat er wel degelijk om dat we onszelf vinden door de ander, dankzij de ontmoeting met de ander.
‘Zijn is afhankelijk zijn,’ aldus Alain, wanneer hij de individualistische filosofie onder de loep neemt. Wij zijn van anderen afhankelijk omdat we zo prematuur zijn. Wij zijn van anderen afhankelijk omdat we door geen God zijn bedacht of gewild, en onszelf moeten uitvinden door de anderen, door onze relaties met anderen, door onze ontmoetingen. Juister zou het zijn om te zeggen: leven is afhankelijk zijn. En zelfs ‘graag afhankelijk willen zijn’. Zonder terughoudendheid het leven ‘buiten jezelf’ omarmen. Een mooie raad die de ontmoeting ons geeft. Een raad die de liefde ons ook geeft: de waarheid zit niet in onszelf, maar in de verbinding met de ander.
Dit is een voorpublicatie uit De ontmoeting. Een filosofie van Charles Pépin. Vertaling Conny ten Brink en Ellie Heijloo.
Charles Pépin
(1973) is schrijver en filosoof. Zijn boeken verschenen in meer dan twintig talen. Hij heeft een vaste rubriek in het Franse Philosophie Magazine, maakt podcasts en is spraakmakend in de Franse media. Hij doceerde filosofie aan het prestigieuze Sciences Po en bij het Franse nationale vreemdelingenlegioen.
De ontmoeting. Een filosofie
Charles Pépin | Noordboek | 160 blz. | € 22,50