Home Waarheid Ik, Nietzsche, jij… | recensie
Existentialisme Mens en natuur Waarheid

Ik, Nietzsche, jij… | recensie

Niets hardnekkiger dan het nihilisme, dacht Friedrich Nietzsche. Wie daarmee wil leren leven, zal moeten experimenteren met zichzelf.

Door Simone Bassie en Michel Dijkstra op 16 augustus 2012

Nietzsche nihilisme beeld Moker Ontwerp

Niets hardnekkiger dan het nihilisme, dacht Friedrich Nietzsche. Wie daarmee wil leren leven, zal moeten experimenteren met zichzelf.

Cover van 09-2012
09-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Al na een paar woorden is duidelijk welke filosoof hier spreekt: ‘Ik beschouw het leven zelf als instinct tot groei, tot bestendigheid, tot opeenhopen van krachten, tot macht: waar de wil tot macht ontbreekt, daar is verval. Ik beweer dat het alle hoogste waarden van de mensheid aan de wil ontbreekt, – dat de heerschappij gevoerd wordt door de waarden van het verval, nihilistische waarden onder de heiligste namen’.

Weinig denkers hebben zo’n markante stijl als Nietzsche (1844-1900), de Filosoof met de Hamer. Bovendien grossiert hij in prikkelende aforismen als ‘Wees meester en vormgever van jezelf’ of ‘Wat mij niet verdelgt, maakt mij sterker’. Dat Nietzsches individualistische, het leven bevestigende filosofie nog altijd in de belangstelling staat, bewijst de publicatie van twee titels: In gesprek met Nietzsche door Gerard Visser en Het Europese nihilisme door Paul van Tongeren. Beide boeken tonen de vitaliteit van de Duitse denker vanuit verschillende perspectieven: de Leidse filosoof legt de nadruk op zijn spiritualiteit, terwijl de hoogleraar uit Nijmegen zich op zijn moraal- en cultuurkritiek focusseert.

‘Wat mij niet verdelgt, maakt mij sterker’

In gesprek met Nietzsche bevat artikelen die Visser, hoofddocent cultuurfilosofie aan de Universiteit van Leiden, gedurende maar liefst dertig jaar schreef. Wat Visser vooral aanspreekt aan de filosoof is Nietzsches nadruk op de unieke bestemming van ieder mens of het ‘onvergelijkbaar individuele in de kern van ieders wezen’. Hij probeert deze grondervaring te begrijpen, om haar vervolgens in zijn eigen denken te verwerken. In de eerste opstellen uit zijn bundel houdt Visser zich echter vooral bezig met het nihilisme, door Nietzsche ‘de meest sinistere van alle gasten’ genoemd. Deze term vormt tevens het onderwerp van Van Tongerens lucide verhandeling Het Europese nihilisme.

Late Nietzsche

Zowel Visser als Van Tongeren wijst erop dat de term ‘nihilisme’ het meest voorkomt in Nietzsches latere werk. Het woord verwijst naar de ‘de dood van God’, een fenomeen dat hij beschreef in een van zijn sleutelpublicaties, De vrolijke wetenschap. Volgens Van Tongeren bedoelt de filosoof met de dood van God niet dat de mens in een Opperwezen geloofde dat eens bestond en nu verloren is gegaan. Integendeel: het gaat erom dat de mens de zin van zijn leven ontleende aan een illusie, een ‘niets’. De persoon die zich dit realiseert, stort dan ook in een diepe crisis en beseft dat al zijn normen en waarden geen fundament hebben. Of, zoals Nietzsche het zelf formuleert: ‘Als men het zwaartepunt van het leven niet in het leven plaatst maar in een “aan gene zijde” − in het niets −, dan heeft men het leven überhaupt zijn zwaartepunt ontnomen.’

De mens moet volgens Nietzsche leren dat het leven om het leven zelf draait en zich niet bedwelmen met droombeelden zoals God of een hogere bestemming. Als hij zich op dit ‘niets’ richt, ontkent hij juist het leven. Volgens Nietzsche ligt het niets dan ook buiten het leven, maar kan de ervaring hiervan de mens paradoxaal genoeg wel helpen om het nihilisme te overwinnen. De filosoof stelt dat het nihilisme voortkomt uit een ‘wil tot het niets’ die tegengesteld is aan het leven: de wil tot macht. Deze wil tot het niets is ontwikkeld door de ‘uitgeputten’ of volgelingen van de christelijke moraal, die de empirische wereld niet kunnen accepteren omdat zij vol leed is. Zij stellen dat er een hogere, ware wereld moet bestaan waarin niemand lijdt. In Nietzsche’s vocabulaire is dit een soort decadentie: de mens wendt zich af van het leven en ontneemt zichzelf zo de wil tot macht. Hij laat zich niet langer leiden door zijn natuurlijke instincten, maar wordt een kuddemens die slaafs de christelijke moraal volgt.

Even tussendoor… Meer lezen over Nietzsche en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Volgens Visser en Van Tongeren roept Nietzsche zijn lezers op om deze leugen van de ‘uitgeputten’ te doorzien. Zo zal hij weliswaar in de afgrond van het nihilisme staren, maar als hij sterk genoeg is een eigen methode vinden om het niets af te wenden en buiten te sluiten. Met deze houding bevestigt hij het leven. Van Tongeren merkt op dat er voor het probleem van het nihilisme geen algemeen antwoord bestaat: ‘Zij kan enkel in het singuliere levensexperiment experimenteel in praktijk worden gebracht. Dat betekent, met de woorden van Zarathoestra, dat “de weg niet bestaat”’. Het probleem van het nihilisme aanpakken is een paradoxale aangelegenheid, want iedereen moet voor zichzelf bepalen wat zijn ‘weg’ of ‘waarheid’ is, in de wetenschap dat de absolute waarheid niet bestaat. Iedereen moet van zijn of haar leven een hoogstpersoonlijk ‘experiment met de waarheid’ maken. Hoe, dat laat Van Tongeren in de fraaie slotzinnen van zijn verhandeling aan de lezer over: ‘In zijn geval heet dat experiment “Nietzsche”. Bij jou/u, lezer, heet het… Dit boek was slechts een voorwoord.’

Spirituele duiding

Opvallend genoeg wijst Visser net als Van Tongeren op Nietzsche’s aandacht voor het singuliere levensexperiment, maar geeft hij dit begrip een spirituele duiding. Volgens hem roept de Filosoof met de Hamer op om een waarlijk zelf te zijn. Met andere woorden: de mens leeft niet authentiek en moet op zoek gaan naar zichzelf. Visser: ‘Nietzsche vertrekt hier vanuit een grondbesef dat alle spirituele filosofen delen: dat het menselijk leven de bewogenheid kent van een van zichzelf weggeraakt zijn en een naar zichzelf teruggeroepen worden.’ Nietzsche’s oproep tot authenticiteit moet volgens Visser dan ook vanuit een spiritueel perspectief worden geïnterpreteerd.

Uitgangspunt van Vissers mystiek getinte analyse vormt de veelgeciteerde zin ‘Du sollst der werden, wer du bist’. Deze frase kan op veel manieren worden geïnterpreteerd, waaronder een teleologische: je moet degene worden wie je in aanleg bent. Volgens Visser is deze doelgerichte uitleg te beperkt en wijst Nietzsche hier op een dieper niveau, namelijk een terugkeer naar wie je werkelijk bent, voorafgaand aan alle mogelijkheden: je ware zelf. In een door Heidegger beïnvloede passage noemt Visser dit het ‘zijn’: ‘Voor Nietzsche is dit worden niet alleen verwerkelijking, maar tevens en allereerst een inkeer in een eeuwig zijn.’

De mens moet leren dat het leven om het leven zelf draait

Dit ‘zijn’ is geen statische toestand, maar hangt samen met een begrip dat Visser ‘mystieke levenstijd’ noemt. De mens die zijn ware zelf wil realiseren, moet zich helemaal openstellen voor het leven. In plaats van aan het heden te hechten of te verlangen naar het verleden, laat hij alles op zich afkomen. Op die manier staat hij in een ‘eeuwig heden’, een term die geïntroduceerd werd door de dertiende-eeuwse mysticus Meister Eckhart, een van Vissers lievelingsfilosofen. Dit eeuwige nu-moment valt nog het best te vergelijken met een rivier, die altijd door stroomt, maar toch van ogenblik tot ogenblik verandert. Het grote verschil tussen de christelijke mystici en Nietzsche is dat de middeleeuwers God als oorsprong van deze rivier zien, terwijl de negentiende-eeuwse filosoof de rivier als de natuur zelf betitelt.

Deze aardse stroom volgen heeft belangrijke consequenties voor de zelfverwerkelijking van de mens. In de eerste plaats moet die het idee dat hij een vaste ‘kern’ of ‘zelf’ heeft opgeven. Zijn ware zelf is paradoxaal genoeg een openstaan voor de constant veranderende stroom van het leven, het ‘worden’. Verder heeft het geen zin op zoek te gaan naar het geluk, want dit is een doelmatige levenshouding die haaks staat op de ontvankelijkheid. Nietzsche: ‘De oude denkers zochten uit alle macht naar het geluk en de waarheid – en nooit zal iemand vinden wat hij zoeken moet, zo luidt het boze principe van de natuur.’ Het komt er juist op aan om het streven naar geluk op te geven, ‘het afleren enig doel te hebben’. Zo wordt de mens werkelijk wie hij is, namelijk een wezen dat zonder voorbehoud openstaat voor het leven en op die manier het bestaan beaamt. Een dergelijk persoon heeft het nihilisme overwonnen.

Het is opvallend hoeveel verwantschap Vissers Nietzsche-interpretatie vertoont met oosterse filosofieën zoals het taoïsme en boeddhisme, die ook de nadruk leggen op het loslaten van gehechtheden en vastomlijnde doelen. Zijn uitleg toont eens te meer dat Nietzsches werk, waarin op gepassioneerde wijze met De Waarheid wordt afgerekend, juist openstaat voor een belichting vanuit vele verschillende waarheden of perspectieven.

In gesprek met Nietzsche

In gesprek met Nietzsche
Gerard Visser
Vantilt
224 blz.
€ 24,50

Het Europese nihilisme