Stel je eens voor hoe het is om ’s nachts wakker te worden in een vreemde kamer omdat je naar het toilet moet. Je staat op en met moeite krijg je je ogen open. Je ziet bijna niets, want je ogen zijn nog niet gewend aan het donker. Dat zou geen probleem zijn als je de kamer goed zou kennen; dan is de route van bed naar toilet als muscle memory opgeslagen in je lichaam. Maar deze kamer ken je niet, dus schuifel je voorzichtig door de ruimte, hopend dat je niet je teen tegen een tafelpoot stoot. Je strekt je armen uit en probeert met je handen te voelen waar je bent. Is de muur links? Is dit object dat kastje dat naast de badkamerdeur staat? Zo beweeg je met je handen als een kompas door de ruimte. Waarnemen doe je dus niet alleen met je ogen.
Je kunt iemand alleen aanraken als je zelf ook aangeraakt kunt worden
Met onze handen nemen we niet alleen waar, ze zijn ook praktisch gereedschap: ze kunnen typen, groenten snijden, een bal gooien. Via gebaren en symbolen kunnen handen praten of betekenis overdragen. Handen hebben emoties: een zachte hand kan troost bieden, een vuist is woedend, een trillende hand bang of zenuwachtig. En een hand voelt. Met een hand voel je in de supermarkt of fruit rijp is. Met een hand knijp je in de hand van je geliefde. En met een hand streel je over het lichaam van een ander. Door een aanraking verbinden onze handen ons letterlijk met andere mensen. Dat geeft te denken: wat is een aanraking eigenlijk?
Perziksap
Volgens de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) is het bewustzijn altijd belichaamd. Bewustzijn is niet slechts een kwestie van actieve gedachten die zich samenballen tot wat we een ‘geest’ zouden kunnen noemen, maar ook een manier van waarnemen en van je oriënteren in de ruimte. Dit soort bewustzijn kan onmogelijk zonder lichaam bestaan, want het is het lichaam dat zich in de wereld bevindt en waarmee we op dingen in de wereld kunnen reageren.
Merleau-Ponty gaat nog een stap verder. Met ons lichaam reageren we niet alleen op de wereld, we creëren ook een wereld. Misschien krijg je tijdens het lezen van dit artikel dorst. Je grijpt naar een glas op tafel, maar ziet dat het glas leeg is. Je hebt eigenlijk geen zin om op te staan, maar toch loop je naar de keuken om een glas water te pakken. Zodra je de koelkast ziet, herinner je je weer dat je net een pak perziksap gekocht hebt in de supermarkt en dat je daar eigenlijk meer zin in hebt. Het is een soort proustiaans sap: je moeder maakte in de zomer weleens perziksap, en elke keer als je het drinkt voelt het weer even alsof je tien jaar oud bent en in de tuin van je ouderlijk huis zit. Doordat het lichaam onderdeel is van de wereld en erop reageert, ontstaan er deze werelden van dorst, futloosheid, supermarkten en herinneringen, en komen die samen tot één betekenisvol geheel. Het doet je zelfs tijdreizen.
Gespierd
Terug naar de handen: stel je voor dat je met je hand iemands been aanraakt. Je voelt hoe zacht het been is, of het knokig is of gespierd, en hoeveel haar erop groeit. In deze situatie ben jij de aanraker en de ander de aangeraakte. Toch raakt het been ook jouw hand aan. En als ik mijn eigen been aanraak, waarom zeggen we dan dat ik mijn been aanraak? Waarom niet andersom? Waarom raak ik niet met mijn been mijn hand aan? Onze handen lijken een sterker deel van onze identiteit – van een ‘ik’ dat zich tot de wereld verhoudt – dan bijvoorbeeld een been of een schouder.
De ervaring van de aanraker is volgens Merleau-Ponty de ervaring van het lichaam als actieve gebruiker, oftewel als subject. Dat wil zeggen: als een zelfbewust ik, dat tegenover de wereld – het object – staat. Aangeraakt worden is daarentegen passief: het is een ervaring van het lichaam als object. Het is het onderscheid tussen het zijn van een lichaam (een interne ervaring), en het hebben van een lichaam (een ervaring waarbij je jezelf ervaart van buitenaf). Het zijn allebei ervaringen van een belichaamd bewustzijn, maar wel andere ervaringen. Een aanraking is een actieve, maar kwetsbare ervaring: aangeraakt worden ligt altijd op de loer. Je kunt iemand alleen aanraken als je zelf ook aangeraakt kunt worden. Aanraken en aangeraakt worden zijn twee kanten van dezelfde medaille. Merleau-Ponty noemt dit de omkeerbaarheid van aanraken en aangeraakt worden.
Met ons lichaam reageren we niet alleen op de wereld, we creëren die ook
Als ik iemand aanraak, wordt die persoon object. Maar tegelijk besef ik dat deze persoon mij ook kan aanraken en mij dus kan objectiveren. In de beweging van het aanraken herken je de ander als vrij subject die dezelfde beweging richting jou kan maken, en zie je jezelf dus als inwisselbaar met de ander. Een aanraking onthult daardoor onze eigen vreemdheid.
Door deze twee kanten van onze lichamelijkheid – een lichaam hebben en een lichaam zijn – is het bewustzijn volgens Merleau-Ponty een complex samenspel tussen subject en object. Simone de Beauvoir wees erop dat hierin de basis schuilt van onderdrukkende machtsstructuren: de vrouw wordt meer dan de man op het lichaam teruggeworpen, bijvoorbeeld door een blik, een opmerking of een ongewenste aanraking. Hierdoor wordt de vrouw gereduceerd tot passief object, terwijl de man vaker kan uitstijgen boven het enkel hebben van een lichaam, en zo een subject kan zijn. Niemand kan enkel object of enkel subject zijn, stelt De Beauvoir. Maar het patriarchaat doet toch een vrij geslaagde poging.
Vangen en gooien
Handen zijn een extra set ogen, een vorm van bewustzijn, onderdeel van het zelf, talig, de drager van betekenis en emoties. Ze laten ons ervaren wat het betekent om zowel subject als object te zijn, en via een aanraking verbinden ze ons met de ander.
Via die verbinding met een ander stuiten we ook op een grens. De grens tussen onszelf en dat wat anders is. Als ik mijn geliefde aanraak, ervaar ik dat het lichaam vreemd is, dat het niet mijn eigen lichaam is. Je kunt dat andere lichaam nog zo goed kennen, misschien zelfs wel beter dan je eigen lichaam, maar de ervaring ervan is fundamenteel anders. Ik voel het lichaam van de ander van buitenaf, niet vanbinnen. Ik voel dat het een lichaam is met een zachte huid, maar ik voel niet de interne sensatie van een hand die over mijn rug glijdt.
Door te stuiten op de grens van een ander worden ook de contouren van mijn eigen lichaam zichtbaar. Daardoor is een aanraking ook een manier om je eigen grenzen te herkennen. Sterker nog: ons lichaam ontstaat in die aanraking. Door dingen aan te raken verschijnt er aan ons een wereld van aanraakbare objecten. Maar deze aanraakbare objecten onthullen net zo goed ons aanrakende lichaam. Het object roept een aanraking op en brengt het lichaam in beweging. Waar een bal een beweging oproept van de bal vangen of gooien, roept een geliefde een heel ander soort beweging op. Een ander soort hand ontstaat, en daarmee een andere manier van in de wereld zijn.