Dat aan zijn overlijden weinig aandacht werd besteed, valt niet volledig aan de coronacrisis te wijten. Rondom de fysicus en cultuurfilosoof Wim Rietdijk was het de laatste jaren reeds behoorlijk stil geworden en zijn laatste boek wacht nog op publicatie. Het is bovendien niet ondenkbaar dat er mensen zijn geweest die het bericht van zijn dood met enige opluchting hebben kennisgenomen. Zo’n twintig jaar geleden was Rietdijk namelijk het middelpunt van een felle controverse, nadat hij in een interviewboek over het fenomeen New Age het volgende had gezegd: ‘Het zou totaal onredelijk en immoreel zijn als er minder ruimte zou komen voor hoogstaande en begaafde mensen omdat er wat ruimte voor de mongooltjes nodig was. Het is mijn overtuiging dat er beperking nodig is van de bevolkingsgroei, omdat de natuur niet meer zo selecteert. Het zou zeer aan te bevelen zijn daar kwalitatieve criteria bij te hanteren.’ De Gehandicaptenraad en de Stichting Down Syndroom deden aangifte vanwege belediging en discriminatie, en het tv-programma Het Zwarte Schaap wijdde een uitzending aan hem, waarin hij niet alleen zijn standpunt mocht toelichten maar ook critici over hem heen tuimelden.
Rietdijk werd door velen gezien als een zieke en gevaarlijke geest, wat niet helemaal verwonderlijk was omdat de door hem bepleite eugenetica automatisch werd geassocieerd met het nationaalsocialisme. Zelf vond hij dat de grootst mogelijke onzin, omdat Hitler streefde naar een volk van ‘blonde Bestien’ – fysiek sterke vechtmachines die de kadaverdiscipline van de SS volledig hadden geïnternaliseerd – terwijl hij door middel van selectie het percentage hoogbegaafde en fijngevoelige mensen wilde opkrikken, omdat in zijn ogen de samenleving als geheel daarvan zou profiteren. Hoewel progressieve intellectuelen als Bertrand Russell, G.B. Shaw en J.M. Keynes in eugenetica een geschikt middel om de maatschappij te hervormen hadden gezien, staat het begrip sinds de Tweede Wereldoorlog uiteraard in een bijzonder kwade reuk. Rietdijk was dus per definitie ‘fout’ en bij de bestrijding van zijn ideeën legden zijn critici zich weinig beperkingen op. Zo vond Hugo Brandt Corstius het al in de jaren zeventig zinvol om Rietdijks voorletters – C.W. – stelselmatig om te draaien. Wie Rietdijk echter wegzet als een reactionair of zelfs als een halve nazi, en wie alleen kijkt naar zijn opvattingen over genetica, doet hem groot onrecht.
Verlichtingsdenker
Rietdijk was een onwankelbare aanhanger van de Verlichting en geloofde heilig dat de wetenschap een oplossing voor alle problemen biedt. Hij studeerde wis- en natuurkunde en ook in zijn laatste, nog onuitgegeven boekje, Een tweede Verlichting, gaat hij in op zijn pogingen om een door Einstein geponeerde maar niet uitgewerkte stelling te bewijzen. De grote fysicus had namelijk ooit opgemerkt dat zijn relativiteitstheorie beter paste bij een universum dat ‘realistisch vierdimensionaal’ is dan bij een driedimensionale wereld. Hiermee bedoelde hij dat niet alleen het heden bestaat, maar dat tegelijkertijd ook het verleden nog bestaat, terwijl de toekomst al aanwezig is. Dit impliceert dat het universum volledig wetmatig en gedetermineerd is. Rietdijk heeft hiervoor in totaal veertien bewijzen geleverd, waarvan er naar zijn zeggen twaalf ‘onaangevochten’ waren. Onder fysici heeft zijn werk echter weinig weerklank gevonden, en volgens sommigen van hen was zijn benadering ‘te filosofisch’.
Even tussendoor… Meer lezen over filosofie en wetenschap? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Het zal dan vermoedelijk ook geen toeval zijn dat Rietdijk zijn bekendheid vooral te danken heeft aan zijn cultuurfilosofische geschriften. In 1959 verscheen Vooruitgang, Cultuur en Maatschappij, dat hij zelf typeerde als een onderzoek naar ‘naar de voornaamste individuele en maatschappelijke krachten, die de ontwikkeling en de verschijningsvorm van de samenleving en de cultuur bepalen’. Rietdijk was een verklaard aanhanger van het rationalisme, in die zin dat hij ervan overtuigd was dat alles op een wetenschappelijke wijze te onderzoeken is. De vooruitgang die het wetenschappelijk denken heeft geboekt op het terrein van de natuurkunde, de chemie, de biologie, de geneeskunde et cetera, is ook mogelijk op het terrein van het politieke en maatschappelijke bestel, voortplanting, intermenselijke relaties, kunst en ga zo maar door. Volgens Rietdijk was de samenleving ‘maakbaar’, kon het menselijke geluk georganiseerd worden.
Dit soort ideeën worden tegenwoordig vaak geassocieerd met het progressieve gedachtegoed dat in de jaren zestig in de mode kwam, maar dat was in de ogen van Rietdijk een afschuwelijk misverstand. Voor hem als Verlichtingsdenker waren de linkse denkbeelden die toen populair werden een terugval in de meest zompige Romantiek, waarin emoties en irrationele vooroordelen het wonnen van gezond verstand en wetenschap. In het tweedelige De contra-revolutie tegen de rede (1975-1977) trok hij daarom van leer tegen wat hij beschouwde als een muf, grauw en anti-intellectualistisch conformisme dat alleen in schijn tolerant was. Met uitspraken als ‘Het sociale is meestal een surrogaat voor het intieme’ en zijn stelling dat het Kwaad een even objectief gegeven was als het lijden dat er het gevolg van was, streek hij ruw in tegen de haren van de tijdgeest. En op grond van zijn opmerking dat mensen die moeite hebben met een zin met vijf komma’s niet te veel invloed mogen hebben, omdat ze een gemakkelijke prooi voor demagogen zijn, kon Rietdijk veilig worden opgeborgen in het verdomhoekje der ‘antidemocraten’. De meeste agressie riep hij evenwel op door zijn pleidooi voor genetische manipulatie, een beladen thema dat hij soms op geestige wijze aan de orde stelde: ‘Misschien wel het grootste gebrek van de natuur is dat onaardige mensen niet vanzelf doodvallen. Het corrigeren van dat gebrek zal dan ook een van de grootste triomfen van de wetenschap zijn. Hoewel, voorkomen is beter dan genezen.’
Doodgezwegen
In 1994 vatte hij zijn visie samen in zijn ruim 600 bladzijden tellende magnum opus The Scientifization of Culture. Ook dit boek werd vrijwel doodgezwegen. Op het eerste gezicht leek dat vreemd, omdat de linkse obscurantisten uit de jaren zeventig het veld hadden moeten ruimen. Maar volgens Rietdijk was de cultuuromslag van de jaren tachtig en negentig slechts schijn. Evenals de progressievelingen geloofden de postmodernisten immers dat Goed en Kwaad subjectieve begrippen zijn en dat de Waarheid betrekkelijk is. Bovendien, veel postmoderne intellectuelen waren eerder vooraanstaande leden van linkse parochie geweest.
De oorzaak hiervan was volgens Rietdijk een samenzwering van intellectueel inferieure incrowds, van een vooral uit alfa’s en gamma’s bestaande ‘relatiocratie’, die elkaar de bal toespeelde om de veel slimmere bèta’s maar niet aan het woord te laten komen. Dit had ertoe geleid dat er op alle maatschappelijke terreinen een oerwoud van subsidies was ontstaan, waarmee noodzakelijke vernieuwing werd tegengehouden en een ‘kansarmenlobby’ zichzelf in stand hield.
Om de stilte rond zijn Engelstalige meesterwerk enigszins op te heffen, publiceerde Rietdijk in 1997 Wetenschap als bevrijding, dat naast stukken van hem zelf ook interviews bevatte die hem werden afgenomen door enkele bewonderaars. Ook dit boek maakte weinig los en Rietdijk werd pas bekend, om niet te zeggen berucht, toen hij zich twee jaar later door Parool-journalist Maurits Schmidt liet interviewen voor diens boek De holle diamant: het grote debat over New Age, waarin hij zijn omstreden uitspraken over het aborteren of euthanaseren van geestelijk gehandicapten deed.
Het tumult dat Rietdijks optreden toen veroorzaakte had hetzelfde effect als het decennialang negeren van zijn werk: slechts een enkeling verdiepte zich echt in wat hij te zeggen had. En dat was jammer, want veel van wat hij schreef was allerminst onzinnig. Neem alleen al de wijze waarop hij het in de jaren zeventig populaire idee dat criminelen en verslaafden in de eerste plaats slachtoffers zijn fileerde. En ook zijn kritiek op het anti-intellectualisme van veel wereldverbeteraars en postmoderne filosofen sneed hout.
Dat er niet naar hem geluisterd werd kwam niet alleen door zijn toon – die af en toe buitengewoon pedant was – maar had er vooral mee te maken dat veel mensen intuïtief aanvoelden dat er in zijn rationalisme iets buitenwoon onredelijks zat. De stelling dat wat rationeel is ook moreel juist is, is wel erg eendimensionaal. Zijn idee van ‘optimalisering van het geluk’ doet wel heel sterk denken aan het zielloze en cultuurloze utilitarisme van Jeremy Bentham en suggereert dat ‘geluk’ eenduidig te definiëren valt. En bij zijn pleidooi voor het bevorderen van de voortplanting van ‘hoogstaande en begaafde mensen’, vraag je je niet alleen af of die twee eigenschappen aan elkaar gelijkgesteld kunnen worden, en hoe rationeel het begrip ‘hoogstaand’ eigenlijk is. Misschien dat in het universum van Rietdijk intelligentie gelijkstond aan deugdzaamheid, dat wie ‘dom’ was ook meteen ‘onaardig’ was, maar je hoeft slechts om je heen te kijken om te zien dat dit heel vaak niet het geval is. Rietdijk was vaak een scherpzinnig denker, maar soms was hij ook bijzonder kortzichtig.
Met dank aan Marcel van den Boogert