Wat is het ‘zelf’? Een geheel van lichaamscellen? Een constructie, een verzameling karaktereigenschappen? Drie gedachte-experimenten om deze oeroude vragen te onderzoeken.
De boeddhist en de naam
Eens bracht een koning een bezoek aan de wijze boeddhist Nâgasena. Nâgasena wist de levensvragen van de koning zo goed te beantwoorden dat deze zich bekeerde tot het boeddhisme. Weet Nâgasena u ook van zijn wijsheid te overtuigen?
U brengt een bezoek aan de wijze Nâgasena. Hij groet u: ‘Geachte gast, wees welkom. Ik sta bekend als Nâgasena, maar mijn naam is slechts een algemeen bekende term, een gebruikelijke aanduiding. Er is immers geen “zelf” waarnaar die naam verwijst.’ U bent met stomheid geslagen. Geen zelf? ‘Wie of wat is Nâgasena dan?’ vraagt u. ‘Lichaam, gewaarwording, waarneming, gedachte, bewustzijn? Al deze eigenschappen tezamen misschien?’
‘Geen van alle is Nâgasena.’
Wat dan wel? U vraagt de boeddhist: ‘Is er dan nog iets buiten deze eigenschappen?’
‘Er is niets meer’, antwoordt Nâgasena.
‘Aha! Dan is er geen Nâgasena om te ontdekken. “Nâgasena” is slechts een leeg begrip.’ Maar met wie bent u dan in gesprek? U zegt hem: ‘U moet een onwaarheid gesproken hebben.’
Maar de wijze blijft kalm en antwoordt: ‘Geachte gast, de weg hiernaartoe is lang. U bent vast met een koets hier gekomen.’
‘Dat klopt. Waarom vraagt u dat?’
‘Leg mij eens uit: wat is een koets? Is dat de dissel? De spil? De wielen, het skelet, de touwen, het juk, de prikkel? Of anders al deze dingen tezamen?’
‘De koets is geen van al deze afzonderlijke onderdelen, en ook niet enkel de verzameling van de onderdelen’, zegt u.
‘Zijn er dan nog andere onderdelen?’ vraagt Nâgasena.
‘Nee, dat evenmin.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees