Home Boeddhisme: oefening het ego los te laten

Boeddhisme: oefening het ego los te laten

Door Jeroen Hopster op 03 juni 2014

Boeddhistische meditatie bevrijdt ons van existentieel leed. Ze leert ons de dingen te accepteren zoals ze zijn, en dat geeft vrede. Toch is het geen oefening in gelukkig zijn, maar in egoloosheid.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Beleving
Concepten kleuren onze gedachten. Maar dat niet alleen: zij kleuren ook onze beleving. Stel, je loopt met iemand over straat en aan de overkant zie je een goede vriend lopen. Althans, jij herkent hem als vriend; voor jouw metgezel is het een willekeurige vreemde. Hoe kun je deze persoon als ‘vriend’ herkennen? Die vriendschap is geen uiterlijk kenmerk dat voor iedereen zichtbaar is, maar komt voort uit jouw persoonlijke beleving. Voor de neutrale toeschouwer loopt er geen ‘goede vriend’ aan de overkant. Die vriendschap bestaat slechts in jouw geest: daar loopt iemand aan wie jij goede herinneringen bewaart en die jij daarom als vriend beschouwt. Je eigen herinnering kleurt je beleving in.

De werkelijkheid waarin we leven is de werkelijkheid zoals we die beleven. Die werkelijkheid is aangekleed door onze concepten. In het Tibetaans wordt dat kündzop genoemd, wat ‘alles aangekleed’ betekent. In het Sanskriet gebruikt men de term samvrrti-satya, de ‘aangeklede werkelijkheid’. Als wij onze geliefde zien, dan ervaren wij die niet als elk ander persoon, maar roept zijn of haar aanblik zekere gevoelens bij ons op. Als wij ons eigen huis zien, dan zien wij geen verzameling bakstenen, maar een plaats om in te wonen, ons thuis. Dat is aan dat huis zelf echter niet af te lezen; er zijn een heleboel mensen die daar van hun levensdagen niet zouden willen intrekken. Die beleven dat huis heel anders.
 
Misschien erger jij je aan de rommel die je huisgenoten achterlaten: een niet afgewassen bord is je een doorn in het oog. Je huisgenoten, echter, zien daar helemaal geen rommel in: dat de borden niet zijn afgewassen was ze niet eens opgevallen. Humeurig treed jij hen tegemoet, maar zij hebben geen idee waar zij dat humeur aan hebben verdiend. De manier waarop je de werkelijkheid aankleedt heeft dus effect op je doen en laten, op je spreken en handelen. Wie denkt dat zijn versie van de werkelijkheid de versie van de werkelijkheid is vergist zich. En die vergissing, zo benadrukt de Boeddha, kan ‘pijnlijke’ effecten hebben.

Emoties
De boeddhistische leer is een heilsleer: zij beoogt niet alleen kennis te ontwikkelen, maar die kennis ook in te zetten om de ‘ontwaakte staat’, verlichting te bereiken. Om onze kennis zo te ontwikkelen dat wij het beste in onszelf, in anderen en in de maatschappij naar boven halen. Emoties spelen daarbij een belangrijke rol: zij vormen de kleurstof van onze gedachten. Aan elke gedachte kleeft een bepaalde emotionele kleur: er gaat een emotie, herinnering of verwachting mee gepaard. Zo bepaalt dat wat jij je over een persoon herinnert, hoe je die persoon een volgende keer tegemoet treedt. Daar zit een relatie van oorzaak en gevolg in, op mentaal niveau.

Meditatie helpt je om je van die samenhang bewust te worden. Het verscherpt je geest, laat zien hoe je in gedachten gevangen kunt zijn. Door meditatieve oefening ontwikkel je een zekere scepsis ten opzichte van de gedachten die voortdurend door je hoofd spelen. Je gaat anders naar het verschijnsel ‘denken’ kijken. Je begint een gevoel te krijgen voor je eigen overtuigingen, een besef voor de veranderlijkheid daarvan. Je merkt dat je je bepaalde gewoontes hebt aangeleerd, mentale gewoontes. Gewoontes waarvan sommige zijn gebaseerd op de werkelijkheid, maar andere op schijn of illusie. Je ontdekt je innerlijke zelfonderschatting en overschatting, je innerlijke demonen. Die demonen zijn geen entiteiten buiten jezelf, maar je eigen hartstochten, jaloezie, hebzucht, twijfel en angst. Het zijn scheppingen van de geest.
 
Motivatie en emotie zijn begrippen die dicht bij elkaar liggen. Emotie betekent letterlijk ‘iets wat je aanzet tot beweging’. Dat idee zien we bijvoorbeeld terug bij de Nederlandse psycholoog Nico Frijda (1927), die emoties beschrijft als ‘actie-tendenzen’: ze bewegen je tot een bepaalde daad. De manier waarop je tegen je emoties aankijkt zal ook je handelen beïnvloeden. Daarom is psychologisch zelfinzicht volgens boeddhisten zo belangrijk: dat zelfinzicht draagt niet alleen bij aan onze kennis, maar beïnvloedt ook hoe wij ons gedragen. Meditatief inzicht kan onze humaniteit bevorderen.

Psychologie
Als heilsleer lijkt de boeddhistische psychologie te verschillen van de wetenschappelijke psychologie; in naam beoogt die laatste immers neutraal te zijn. In de praktijk zitten er echter wel wat haken en ogen aan die beoogde neutraliteit: bij alle wetenschap speelt op de achtergrond een zekere heilsverwachting mee. Verrichten we immers geen onderzoek om kennis te vergaren waar de mensheid baat bij heeft? Om met die kennis snellere computers te maken, nieuwe medicijnen uit te vinden, betere psychotherapie te ontwikkelen en ons menselijke bestaan ten goede te veranderen?

Er zijn onderzoeksstromingen die deze heilskant vrij expliciet maken, zoals de positive psychology die de Amerikaanse psycholoog Martin Seligman (1942) en de Hongaarse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi (1934) in de jaren negentig hebben ontwikkeld. Waar de klinische psychologie van oudsher is gericht op het ontdekken en verhelpen van mentale problemen en psychisch leed, richt deze stroming zich nadrukkelijk op het ontwikkelen van positieve kwaliteiten voor persoonlijk welzijn.
 
Toch verschilt de boeddhistische psychologie van de positive psychology en haar onderzoek naar de factoren die bijdragen aan happiness, aan geluk of levensvreugde. Het gaat boeddhisten niet zomaar om het bereiken van geluk, maar ook om het bereiken van een diep inzicht in het menselijk bestaan. Een inzicht dat ons radicaal bevrijdt van elk ‘egocentrisch’ streven naar geluk – en door die bevrijding een veel dieper geluk mogelijk maakt. We zouden dit inzicht ‘existentieel’ in plaats van ‘psychologisch’ kunnen noemen. Boeddhisme heeft weliswaar een psychologie, maar het is meer dan dat: het is ook levenskunst.
 
Het zou bovendien verkeerd zij om je de boeddhistische psychologie voor te stellen als een vorm van psychotherapie. Psychotherapie probeert hulp te bieden bij specifieke situaties waar mensen zijn vastgelopen in hun levens, bijvoorbeeld door problemen in hun huwelijk, op hun werk, of door stress. Zulke therapie is afhankelijk van een hulpvraag. Een patiënt komt met een probleem aanzetten: hij of zij heeft een fobie, is al maanden depressief, kan niet meer goed in de samenleving functioneren en vraagt een therapeut wat daaraan gedaan kan worden. Dat is een hele waardevolle en legitieme vraag, maar het is niet een vraag waarop de Boeddha antwoord geeft.
 
Een geslaagde psychotherapie eindigt ermee dat de patiënt en therapeut als gelijkwaardige mensen tegenover elkaar zitten; dan kunnen ze het gaan hebben over universele, menselijke problemen, over de kenmerken van het bestaan. Over ouder worden, over het feit dat het leven eindig en onvoorspelbaar is, dat ziekte ons kan overvallen en dat het leven niet altijd brengt wat wij hadden gewild. Kortom, over existentiële thema’s. Dat zijn de thema’s waar de boeddhistische denker zich mee bezighoudt. Heb je tot nu toe geen vrede kunnen sluiten met vergankelijkheid, met lijden, met je plaats in de wereld, met het feit dat er geen vaste grond onder je voeten is? Dan zegt de Boeddha: ‘Ik kan je een paar suggesties doen, ik kan je bijvoorbeeld leren mediteren. De meditatie die ik onderricht geeft je inzicht en wijsheid. Je leert de dingen te zien en te accepteren zoals ze zijn en dat geeft vrede.’ De boeddhistische oefening is er dus op gericht om ons te bevrijden van existentieel leed.

Mindfulness
In 2009 verklaarden wetenschappers de Fransman Matthieu Ricard ‘de gelukkigste persoon ter wereld’. Ricard, oorspronkelijk opgeleid als moleculair bioloog, vertrok in de jaren zeventig naar de Himalaya waar hij in de leer ging als boeddhistische monnik. Decennia later deed hij mee aan onderzoek waarbij zijn breinactiviteit door een hersenscanner werd gemeten. Het bleek dat hij – en dat gold ook voor andere proefpersonen die een lange ervaring hadden met meditatieoefening – beduidend meer activiteit dan anderen vertoonde in de linkerhelft van zijn prefrontale cortex, het deel van het brein dat de onderzoekers met ‘geluk’ associeerden.

Zulk ‘geluksonderzoek’ is bepaald niet onomstreden: het hangt er maar net van af welke definitie van ‘geluk’  een wetenschapper hanteert. Een invloedrijke opvatting in de westerse filosofie is die van Aristoteles, die eudaimonia – menselijk floreren – centraal stelt in zijn conceptie van het goede leven. Een leven dat eudaimon is wordt niet simpelweg bereikt door zoveel mogelijk momenten van het hoogste genot bij elkaar op te tellen. Ook een vroegtijdige dood, of de manier waarop andere mensen tegen jou aankijken, beïnvloeden je menselijke bloei. Je kunt eigenlijk pas beoordelen hoe betekenisvol je leven is geweest, als je weet hoe het je kleinkinderen vergaat. Of een leven eudaimon is kan daarom onmogelijk met een hersenscan worden onderzocht, maar vereist kwalitatieve vragen over het goede leven.
 
Boeddhistische meditatie is, zoals gezegd, geen oefening in gelukkig zijn. Dat neemt niet weg dat meditatie heilzame effecten kan hebben: er zijn vormen van meditatie die aantoonbaar een pijn en stress reducerende werking hebben. Daarom is meditatie ook binnen de psychotherapie geïntroduceerd, onder de naam mindfulness’. Deze vorm van meditatie is ontleend aan wat in het boeddhisme bekend staat als shamatha-meditatie. Shamatha is een term uit het Sanskriet, die we kunnen vertalen als ‘vrede’ of ‘stabiliteit’. Zulke meditatie is gericht op het cultiveren en stabiliseren van aandacht: dat geeft rust, ontspanning en bevrijdt je van de fixatie op je gedachten. Het bevrijdt je van gepieker.
 
Hoewel er raakvlakken zijn tussen boeddhisme en de beoefening van mindfulness of shamatha is dit niet waar het op het boeddhistische pad uiteindelijk om gaat. De beoefening is wel een goede en zelfs noodzakelijke training, maar het boeddhistische inzicht reikt verder. Natuurlijk is psychologisch inzicht waardevol, maar het is niet hetzelfde als de spirituele of existentiële vormen van inzicht, die de vrucht zijn van inzichtmeditatie of vipashyana. Die vorm van meditatie is de grote filosofische ontdekking van de Boeddha: het is de meditatie die gericht is op het realiseren van egoloosheid.
 
Dit is een deel van hoofdstuk 6 uit Boeddhisme voor Denkers door Han de Wit en Jeroen Hopster, dat binnenkort verschijnt bij uitgeverij Ten Have.