Wat als de ‘klimaatkritische’ PVV in de regering komt en stelt: ‘Er is helemaal geen klimaatprobleem’? Dan kun je maar beter emigreren naar een staat waar een verlicht despotisme heerst, vindt de Tilburgse wetenschapsfilosoof Herman de Regt. ‘Ik ben liever geen democraat dan dat ik leef in een democratie die zich niets aantrekt van de beste beschikbare kennis over onze wereld. Zo belangrijk vind ik de rol van expertise – en daarmee bedoel ik: gebleken deskundigheid.’
Maar wat is gebleken deskundigheid als het gaat om het rapport van IPCC, het Intergovernmental Panel on Climate Change? De wetenschappelijke organisatie die klimaatverandering en de oorzaken daarvan in kaart moet brengen, lijkt blunder op blunder te stapelen (zie kader), terwijl voor klimaatbeleid wereldwijd miljarden worden uitgetrokken. Dat rechtvaardigt de vraag hoeveel tegenargumenten er nodig zijn om een wetenschappelijke theorie onderuit te halen.
De Regt: ‘Als het echt grote blunders waren, zou ik me ook zorgen maken. Vooralsnog zie ik echter geen reden om deze fouten als blunders te kwalificeren. Een substantieel punt van kritiek vind ik dat de aarde niet meer opwarmt sinds 2001. Critici roepen dat het paradigma van global warming in crisis is. Maar er is meer nodig om een plausibele en uitgebreid onderbouwde werkhypothese zoals CO2-global warming naast je neer te leggen. Wetenschap is een ingewikkelde onderneming, altijd work in progress. Altijd moet maar weer blijken dat wat zij beweert klopt. En wat tot nu toe blijkt, is een statistisch langetermijneffect van opwarming dat wellicht te verklaren valt uit een CO2-toename. Eén tegenargument is dan nog te weinig. Zoals één zwaluw nog geen zomer maakt, zo maakt één rondcirkelende gier nog geen karkas.’
Hevige revolte
Maar wie bepaalt dat? Wanneer is een tegenargument wél overtuigend genoeg om een wetenschappelijke theorie onderuit te halen? In de vele opiniestukken in kranten en tijdschriften circuleert de naam van de Amerikaanse natuurkundige en wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn (1922-1996), en diens theorie van de paradigmawisselingen die hij in The Structure of Scientific Revolutions (1962) ontvouwde. Volgens Kuhn ‘kleurt’ een paradigma het normale, door een brede wetenschappelijke gemeenschap geaccepteerde wetenschappelijke onderzoek. In het geval van het klimaat betekent dat: klimaatonderzoek is gekleurd door de overtuiging dat de aarde opwarmt door menselijk handelen. Zo’n paradigma kan onderuit worden gehaald. Zogeheten ‘anomalieën’, onregelmatigheden binnen het paradigma, kunnen talrijker worden en relevanter, waardoor een paradigma in crisis raakt. Er ontwikkelt zich een alternatief en het oude paradigma brokkelt af, en na een korte maar hevige revolte (een ‘scientific revolution’) kleurt een nieuw paradigma de werkelijkheid weer op een nieuwe manier.
Meer lezen over Kuhn en andere grote denkers? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Met Kuhn in de hand kun je de huidige fouten van het IPCC, en de tegenwerping dat de aarde vanaf 2001 niet meer opwarmt, anomalieën noemen – de aanloop tot een revolte die de aannames van het IPCC onderuithaalt.
‘De tijd lijkt rijp om de door de filosoof Thomas Kuhn ontwikkelde inzichten toe te passen op het IPCC’, erkent De Regt. ‘Al die klimaatwetenschappers werken in een paradigma, is de gedachte. Ze zitten vast in een mal die bepaalt wat ze wel en wat ze niet kunnen denken. Zoals de natuurwetenschappers vóór Copernicus allemaal kloppende berekeningen maakten met de aarde als middelpunt van de hemellichamen, terwijl de huidige natuurwetenschappers net zulke sluitende sommen maken met de zon als brandpunt van ons planetenstelsel. Misschien zitten klimaatwetenschappers over dertig jaar wel in een nieuw paradigma en is er helemaal geen klimaatprobleem meer. Of is er wel een probleem, maar komt dat door waterdamp en niet door CO2.’
Eigen waarheid
Maar De Regt is niet overtuigd door de redenering: ‘Jammer dat ze nu net een wetenschapsfilosoof erbij halen wiens denken stamt uit de jaren zestig van de vorige eeuw. De radicale interpretatie van Kuhns paradigmawisseling leidt namelijk tot problemen. Die luidt: elk paradigma heeft zijn eigen waarheid.’ Het is onmogelijk om te zeggen dat het ene paradigma beter is dan het andere. ‘Je ziet dat terug in het denken van mensen over het klimaatparadigma’, zegt De Regt. ‘Dit leidt tot relativisme: er is geen sprake meer van wetenschappelijke vooruitgang, je kunt überhaupt niet meer verklaren waarom iets werkt of de wereld beschrijven zoals die echt is. Maar wij zijn het er ondanks de eeuwenlange christelijke lobby met z’n allen over eens dat de aarde om de zon draait.’ We menen dus wel degelijk echt te weten hoe het zonnestelsel eruitziet. ‘Hoe kan het dat dan?’ vraagt De Regt. ‘Bovendien gaat dat relativisme in tegen al onze intuïties van wat wetenschap is. En wij handelen er ook niet naar, dat vind ik nog altijd het beste tegenargument. Als mensen zeggen: “Wetenschappers doen toch ook niets meer dan theorieën bedenken? De wereld zou toch ook wel heel anders in elkaar kunnen steken dan we denken?”, antwoord ik: “Natuurlijk! Het zou best kunnen dat je wél een ijzeren schaar in een stopcontact kunt steken. Probeer het eens!” “Toch maar niet”, is de reactie dan. Waarom? Omdat mijn gesprekspartner de overtuiging heeft, geïnformeerd door de laatste stand van zaken, dat hij een gerede kans loopt knock-out te gaan als hij een ijzeren schaar in een stopcontact steekt. En daar handelt hij naar.’
Afrekenmentaliteit
De Regt verkiest daarom de opvatting dat wetenschap work in progress is boven Kuhns idee van paradigmawisselingen. Het komt in de wetenschap bijna nooit voor dat een theorie in één keer door een heftige revolte onderuit wordt gehaald. Er komt wat bij, er gaat wat af – wetenschap heeft het vermogen om met de tijd aan theorieën te schaven of deze aan te passen, te leren van kritische tegenwerpingen, en daardoor steeds nauwkeuriger te verklaren wat er aan de hand is. Het is precies die tijd die klimaatsceptici of politici het IPCC niet gunnen – terwijl het merendeel van de aangetoonde fouten prima in het volgende rapport te corrigeren is. En precies dát is wetenschap: kritiek meenemen en zo nodig de theorie aanpassen. Dat heet voortschrijdend inzicht, en dat is iets anders dan de nu heersende afrekenmentaliteit.
De Regt: ‘En dan zegt inmiddels demissionair minister Cramer: “Nog één fout en ik neem het rapport helemaal niet meer serieus.” Een soort pseudo-kuhniaanse manier van redeneren die niets te maken heeft met hoe het er in de wetenschap aan toegaat.’
‘Volgens mij is de beschrijving van wetenschap door het pragmatisme, een typisch Amerikaanse filosofische visie die aan het eind van de negentiende eeuw ontstond, accurater. Het pragmatisme richt zich sterk op het handelen, de wetenschappelijke praktijk. En die praktijk is flexibeler dan de sceptici menen. Die praktijk wordt gedreven door wat de pragmatist Charles Peirce “living doubt” noemt, een echte en levende twijfel. Twijfel betekent niet meteen het einde van een wetenschappelijke theorie, maar de mogelijkheid van vooruitgang.’
‘We weten daarbij uit de praktijk dat wetenschap zich in onnoemelijk veel gevallen bewezen heeft. Laten we ook niet vergeten dat het IPCC tamelijk uniek in zijn soort is: het brengt uit verschillende wetenschappelijke hoeken materiaal samen om de ontwikkeling van het klimaat in kaart te brengen. Ja, de Club van Rome heeft dit eerder gedaan, maar op een kleinere schaal. Ik denk dat het IPCC een betere tweede poging is om helderheid te krijgen over wat er aan de hand is. Daar is wel tijd voor nodig, en ik vind dat het IPCC die moet krijgen. We moeten proberen het verschijnsel wetenschap te begrijpen als iets wat zich ontwikkelt over een langere periode. Dan zie je dat het toch een zelfcorrigerend mechanisme heeft. Iedereen begrijpt dat als de wetenschapper neutraal in zijn onderzoek staat, voldoende middelen heeft, gekalibreerde instrumenten gebruikt, dat hij dan met een zekere waarschijnlijkheid de stand van zaken kan vaststellen.’
Zelfcorrigerend vermogen
Maar hoe zit het dan met de kritiek dat het in het klimaatonderzoek gaat om geld en belangen, en dat het daarom allesbehalve neutraal is? De Regt: ‘Wetenschap is een sociaal verschijnsel. Niets menselijks is een wetenschapper vreemd, en dus heb je te maken met vertekeningen van de werkelijkheid in wetenschappelijke visies. Ik zou echter graag zo lang mogelijk volhouden dat wetenschap zich precies hierdoor kenmerkt dat het dit soort factoren zo goed mogelijk buitensluit. Als duidelijk wordt dat wetenschappers de resultaten van hun onderzoek manipuleren, knikkeren we hen eruit. Als voormalige klimaatactivisten het wetenschappelijk gehalte van het IPCC bepalen, worden we terecht achterdochtig, hebben we living doubts, precies omdat we lessen hebben getrokken uit de geschiedenis van de wetenschap. Wetenschap corrigeert zichzelf ook hier, maar ook hier kost dat tijd.’
‘Mensen zien misschien niet direct dat hun eventuele wantrouwen niet zozeer gericht is tegen de wetenschap als wel tegen wat goede wetenschap onmogelijk maakt: gebrek aan tijd, zelfcorrigerend vermogen et cetera. Dat moeten we hun dan goed uitleggen. Wetenschapsfilosofie moet daarom in elk curriculum een plaats hebben, vind ik. Je kunt mensen uitleggen dat je niet alles kunt vinden van de wereld, en juist daardoor kan de wetenschap gezag hebben.’
Gezagstrojka
Maakt de wetenschap zich door haar gezag te doen gelden paradoxaal genoeg niet onmogelijk, in een tijd waarin mensen geen gezag willen aanvaarden en zelf willen uitmaken wat ze vinden? ‘De gezagstrojka van dominee, dokter en notaris is allang verbroken’, schreef Trouw onlangs. En nu ‘is ook het gezag van de wetenschap tanende’. Denk aan de mislukte inentingscampagne tegen baarmoederhalskanker. ‘Onze mening leek niet zwaarder te wegen dan die van een bloemiste en andere zelfverklaarde deskundigen’, schreef hoogleraar epidemiologie Roel Coutinho daarover in de Volkskrant.
‘Laten we dat vertalen naar de huidige discussie’, reageert De Regt. ‘Hoe absurd klinkt dat: “Ik maak zelf wel uit of er een klimaatprobleem is!”’ Het IPCC is nu eenmaal niet vergelijkbaar met een loodgieter, van wie de expertise meteen duidelijk is, zegt De Regt: ‘Als je naast de loodgieter gaat staan, heb je al snel door dat hij expertise bezit die jij niet hebt. Bovendien kun je snel toetsen of hij echt goed is. Als mijn loodgieter mij de afgelopen drie keer goed heeft geholpen, ga ik nu niet betweterig zeggen wat er met mijn gootsteen aan de hand is. Bij het klimaatonderzoek merken we echter waarom veel wetenschappelijk onderzoek tijd nodig heeft. Eigenlijk zouden we eerst eens een eeuw data moeten verzamelen. En vergeet niet dat het klimaat ten opzichte van een mensenleven langzaam verandert. Het duurt even voordat expertise blijkt.’
Catch 22
Wat moet je dan als niet-deskundige burger? Blind vertrouwen op het IPCC? ‘Vertrouwen, ja. Blind, nee. Je moet vertrouwen hebben, omdat we mensen hebben opgeleid voor dit soort onderzoek. We hebben ze de middelen gegeven. Om te controleren of ze de juiste data aanleveren hebben we een peer reviewed-systeem opgezet – een systeem waarbij deskundigen elkaar controleren. En we hebben er ook voor gezorgd dat wetenschap open is, werkt met waarschijnlijkheden en in principe altijd weerlegbaar moet zijn. Ten slotte moet je, zoals ik steeds benadruk, wetenschap de tijd geven.’
‘De klimaatproblematiek verkeert in een Catch 22-achtige situatie: met tijd komt inzicht, maar met het inzicht verdwijnt de tijd. Omdat de klimaatwetenschap niet de tijd krijgt, kan die zich niet presenteren als ter zake voldoende deskundig, terwijl de politiek, in tijdnood gebracht door de eerste wetenschappelijke resultaten, een risicovolle beslissing moet nemen van het soort better safe than sorry.’
‘Je ziet dat je beslissingen op grond van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek nooit gelijk kunt stellen met een uitspraak als: “We hebben nu besloten dat we dit jaar naar Italië op vakantie gaan.” Zo’n vakantie boek je, en klaar. Wetenschap daarentegen is nooit af en beslissingen op grond van wetenschappelijke inzichten brengen altijd een bepaald risico met zich mee. Al met al denk ik wel dat je met wetenschap in de politiek een stuk verder komt in het realiseren van je doelen. Tegelijk moet het vertrouwen in wetenschap ook hier niet blind zijn. Volg nieuwe ontwikkelingen. Al is het maar het nieuwe IPCC-rapport, dat in 2014 verschijnt. Het zou overigens goed zijn, al is dat dus erg moeilijk, als het IPCC daarin met op relatief korte termijn te toetsen uitspraken komt: de gemiddelde zeespiegelstijging zal ook de komende jaren op 3,32 mm per jaar uitkomen. Als zo’n nauwkeurige voorspelling juist blijkt te zijn, inclusief de praktische consequenties, bijvoorbeeld meer kustoverstromingen, volgt vanzelf het vertrouwen. Als het IPCC een betrouwbare loodgieter blijkt te zijn, willen we best beslissen op grond van zijn rapporten.’
Ophef over het IPCC en het IPCC-rapport van 2007
Hackers achterhalen e-mails die suggereren dat IPCC-wetenschappers gegevens en tegengeluiden weglaten uit het rapport en tegenstanders zwartmaken. Het hoofd Klimaatonderzoek van de Engelse University of East Anglia (UEA), Phil Jones, heeft voor een speciale parlementaire commissie inmiddels erkend soms ‘erg beroerde e-mails’ te hebben verstuurd. Hij weigerde daarin informatie over het onderzoek te geven aan mensen die ‘er toch alleen maar om vroegen om te kijken of er misschien iets mis mee was’.De Sunday Telegraph verwijt IPCC-voorzitter Pachauri belangenverstrengeling. Hij zou sinds 1982 directeur zijn van het Indiase Energie Onderzoeksinstituut TERI en belangen hebben in bedrijven die handelen in emissierechten.
De bewering dat het ijs in de bergen van de Andes, de Alpen en Afrika smelt door klimaatverandering zou zijn gebaseerd op een dissertatie (volgens andere bronnen een scriptie) en een tijdschriftartikel.
Volgens het rapport zijn de gletsjers in de Himalaya in 2035 gesmolten. Later blijkt dat er ‘2350’ had moeten staan. Het IPCC schrijft dat 55 procent van Nederland onder de zeespiegel ligt. Volgens het CBS moet dat 20 procent zijn, volgens het Planbureau voor de Leefomgeving 26 procent.