Home Psyche Een uitweg uit de zin van het bestaan | recensie
Psyche

Een uitweg uit de zin van het bestaan | recensie

Wat leren mentale aandoeningen ons over de menselijke conditie? Stéphane Symons vergelijkt het denken van Binswanger en Deligny.

Door Annette van der Elst op 17 september 2024

Ludwig Binswanger portret Ernst Ludwig Kirchner Portret van Ludwig Binswanger door Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938)

Wat leren mentale aandoeningen ons over de menselijke conditie? Stéphane Symons vergelijkt het denken van Binswanger en Deligny.

FM10 2024 Filosofie Magazine 10 verhalen
10-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De Duitse kunstwetenschapper en cultureel antropoloog Aby Warburg wordt op 16 april 1921 het psychiatrisch ziekenhuis Bellevue in het Zwitserse Kreuzlingen binnengebracht. Hij lijdt aan angstaanjagende hallucinaties, depressies en paranoïde wanen. Eerder verbleef hij in een instelling in Jena, waar hij had geprobeerd een verpleegster te wurgen en ervan overtuigd was dat het vlees dat hij te eten kreeg van zijn kinderen was. De eerste gesprekken voert hij met psychiater en filosoof Ludwig Binswanger, die hij uitmaakt voor demon, zwijn en aasgier.

Binswanger (1881-1966) komt uit een familie van intellectuelen en psychiaters; zijn oom Otto behandelde Friedrich Nietzsche, en ook zijn vader Robert was psychiater. Van hem neemt hij in 1911 het sanatorium in Kreuzlingen over, dat hij in de jaren daarna omvormt tot een vooruitstrevende zorginstelling volgens zijn eigen Daseinsanalyse, een combinatie van psychiatrie, fenomenologie en Heideggers existentialisme. Zijn invalshoek is humanistisch, waarbij de zoektocht naar individuele zin- en betekenisgeving centraal staat. Volgens Binswanger wordt ieder mens gekenmerkt door gerichtheid op de wereld en een ‘motivationele structuur’ die samenhang geeft aan het mentale leven en aan verlangens en impulsen, en innerlijke conflicten verzoent. De essentie van een individu is niet al vooraf gegeven, maar wordt opgebouwd door individuele ervaringen. Dat maakt ieder mens uniek.

Na drieënhalf jaar verlaat Warburg ‘genezen’ de kliniek en zal hij zich tot aan zijn dood in 1929 verder wijden aan de ordening van zijn onderzoeksbibliotheek. Binswanger concludeert dat diens motivationele structuur en daarmee zijn geestesleven is hersteld.

Autisme

Maar was die genezing helemaal te danken aan Binswangers therapie? Die vraag stelt de Leuvense hoogleraar filosofie Stéphane Symons in zijn essay Dwaallijnen. Ludwig Binswanger en Fernand Deligny over de menselijke conditie. Symons zet aan de hand van drie casussen, waaronder die van Warburg, Binswangers theorie tegenover het denken en de praktijk van de Franse filosoof, pedagoog, dichter en filmmaker Fernand Deligny (1913-1996). Hij is bekend van zijn werk met zwaar autistische kinderen en jongeren. Deligny heeft niets op met het filosofisch humanisme, dat naar zijn mening onvermijdelijk leidt tot uitsluiting, omdat het uitgaat van een gesloten definitie van de essentie van de mens. En juist ‘zijn’ ­autistische jongeren voldoen op geen enkele manier aan Binswangers definitie van ‘de mens’. Janmari bijvoorbeeld is een jongen die niet praat, cognitief beperkt is en nauwelijks sociale interactie zoekt. Hij verlangt niet naar betekenis of een coherent zingevend levensverhaal.

Deligny bepleit die kinderen te zien als radicaal anders en vergelijkt hen met wilde dieren of prehistorische mensen. Zij hebben geen bewustzijn van de eindigheid van het leven, wat volgens de existentiële psychiatrie leidt tot het besef van zin en verantwoordelijkheid voor ons eigen leven. Maar Janmari kan wel degelijk een menselijk bestaan hebben, waarbij Deligny een onderscheid maakt tussen l’homme (de zelfbewuste en zinzoekende mens) en l’humain (menselijk), een manier van zijn.

Dansende nimfen

Voor Janmari en de andere kinderen is het gevoel dat elk ding, elk gebaar, elke uitspraak in een keten van relaties en betekenissen kan staan juist verwarrend. Daarom gaan ze op zoek naar een detail, een voorwerp of verschijnsel dat los kan staan van de rest: een druppel water, een bezem, een beweging van een wimper. De interesse daarvoor staat op zichzelf en niet vanwege de verwijzing naar iets anders. Deligny spoort de begeleiders aan om die uitwegen uit het betekenisgeheel te organiseren, en hun gebaren intentieloos te doen voorkomen.

Symons ziet een overeenkomst tussen Deligny’s observaties en Warburgs baanbrekende ‘andere’ analyse van de westerse Renaissance, die hij niet zag als herstel van logos en stabiliteit, maar (ook) als een reactie op diepgewortelde collectieve angsten. Plooien in kleding, wapperend haar en dansende nimfen in de beeldende kunst zijn volgens hem elementen die de rust van het humanistisch antropocentrisme doorbreken, als dwaallijnen en uitdrukking van vitaliteit en chaos. Beelden kunnen daarom nooit worden vastgepind op talige verwijzingen, de kunstenaar kan die chaos nooit tot een betekenisvol geheel maken, maar wel contour geven, waardoor de angst daarvoor enigszins kan worden begrensd.

Even tussendoor… Meer lezen over de psyche? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Symons besluit met de suggestie dat Ellen, eveneens een patiënt in Bellevue, mogelijk niet tot zelfdoding was overgegaan als zij bij Deligny was ondergebracht. Had zij, met haar anorexie en verlangen naar een etherisch lichaam, niet meer ‘dwaallijnen’ nodig?

Interessant is dat Symons helder de beperking van het theoretische kader van de existentiële psychiatrie aangeeft en ook de problematische ethische implicaties daarvan: Binswanger besluit dat Ellen wegloopt van haar eigen mens-zijn, en haar suïcide als een ‘bevrijding’ kan worden gezien. Symons maakt met de casus van Janmari voldoende duidelijk dat dit niet evident is. Jammer is wel dat de inzet van zijn essay zeker in eerste instantie onduidelijk blijft. Ook zou meer uitleg van de verschillende theorieën, ook van die van Warburg, welkom zijn.