Home Driehonderd jaar Kant Durf te denken: Tim Fransen over Kants ‘kromme hout der mensheid’
Driehonderd jaar Kant

Durf te denken: Tim Fransen over Kants ‘kromme hout der mensheid’

Door Jonathan Janssen op 15 juli 2024

Tim Fransen filosoof cabaretier het kromme hout der mensheid
beeld Tim Fransen: Maarten Noordijk
In de online serie ‘Durf te denken’ reageert een bekende denker op een citaat van Kant. Dit keer: cabaretier en filosoof Tim Fransen over de mens.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

‘Van het kromme hout der mensheid kan niks worden getimmerd dat helemaal recht is.’

De mens is een egoïstisch, lui en hebzuchtig wezen, dacht Immanuel Kant. Het enige organisme dat gezegend is met de rede, gebruikt die vooral om er zelf beter van te worden, stelt de Duitse verlichtingsdenker in zijn essay ‘Idee voor een algemene geschiedenis met een wereldburgerlijke bedoeling’ uit 1784. ‘Men kan een zekere ergernis niet onderdrukken,’ schrijft Kant, wanneer men bemerkt dat het handelen van mensen op het wereldtoneel ‘is opgebouwd uit domheid, kinderachtige ijdelheid, en vaak ook uit kinderachtige boosaardigheid en vernielzucht’.

In 2024 is het driehonderd jaar geleden dat Immanuel Kant (1724-1804) werd geboren. De Duitse filosoof is een van de belangrijkste moderne filosofen en hij moedigde iedereen aan om ook zelf te denken. In de online serie ‘Durf te denken’ reageren bekende denkers en doeners op citaten van de Duitse verlichtingsdenker.

Tim Fransen gaf zijn show uit 2018 de titel Het kromme hout der mensheid, omdat die mooi aansloot bij zijn boodschap dat mensen vanwege hun gebrekkigheid een beetje lief voor elkaar moeten zijn. Maar inmiddels denkt de cabaretier en filosoof (1988) anders over deze uitspraak van Kant. ‘Volgens Kant brengt juist zelfzuchtigheid de mens een stapje verder. Zo zou de mens vanwege zijn hebzucht de motivatie verliezen om oorlog te voeren, omdat zijn handelsbelangen door oorlog in gevaar komen. Dat idee van vooruitgang als iets wat automatisch gaat, onafhankelijk van de inspanningen van de mens om het goede te doen, is precies wat ik bekritiseer in mijn boek In onze tijd. Leven in het Calamiteitperk.’

In dat boek uit Fransen zijn kritiek op het vooruitgangsgeloof dat ons grote welvaart, maar ook kernwapens en klimaatverandering heeft gebracht. Het idee dat burgers zich enkel als hebzuchtige consumenten hoeven te gedragen om de economie en daardoor innovatie en vooruitgang te stimuleren, heeft volgens Fransen veel kwaad gedaan. ‘Een goed functionerende democratie heeft juist maatschappelijk betrokken burgers nodig die voorbij hun eigenbelang denken.’

Strenge moraal

Fransen ziet een opmerkelijke paradox tussen de politieke moraal die Kant uiteenzet in zijn ‘Idee voor een algemene geschiedenis’ en de ethiek die Kant later introduceert in zijn Kritiek van de praktische rede(1788). Daarin komt Kant met de categorische imperatief: handel zo dat je zou kunnen willen dat de leefregel achter je handeling een universele wet is. ‘In zijn ethiek stelt Kant ongelooflijk hoge eisen aan je intenties,’ zegt Fransen, ‘maar in zijn politieke denken wil hij de vooruitgang niet van de menselijke moraal af laten hangen. Maar misschien komt dat juist doordat die moraal zo streng is: Kant stelt dat we er niet zeker van kunnen zijn dat in de menselijke geschiedenis ooit een daad heeft plaatsgevonden vanuit moreel zuivere intenties.’

Even tussendoor… Meer lezen over Kant en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Uiteindelijk wil Fransen het toch voor Kant opnemen. Omdat hij dacht dat we er niet op kunnen vertrouwen dat de mens het goede doet, pleitte de Duitse denker voor de invoering van wereldwijde wetten en regels, en vond hij dat staande beroepslegers moeten worden afgeschaft. Fransen: ‘Het lijkt misschien naïef te denken dat landen hun legers zouden willen afschaffen. Maar Kant zou daarop reageren dat we naïef zijn wanneer we geloven dat je vrede kunt bereiken door je tot de tanden toe te bewapenen. Wat dat betreft kunnen we nog wel wat van Kant leren.’