Home Disciplines Taalfilosofie
taal letters taalfilosofie
3 artikelen

Taalfilosofie

Wat betekent het om te betekenen? Wat is de relatie tussen taal en werkelijkheid? Is er een denken buiten de taal?

In de eerste plaats betreft het onderzoeksdomein van de taalfilosofie de taal. Typische vragen van de taalfilosofie gaan dan over betekenis, zinsbouw of communicatie. Hoe krijgen woorden hun betekenis? Waarnaar verwijzen woorden? Wat is belang van grammatica en syntaxis? Hoe verloopt (succesvolle) communicatie?

De taalfilosofie bestudeert de taal echter zelden of nooit los van vragen naar de werkelijkheid. Hoe verhouden taal en werkelijkheid zich? Corresponderen woorden met de concrete werkelijkheid of met ideële concepten? Is er een conceptueel verstand dat voorafgaat aan de taal? Verwijzen woorden naar dingen of oneindig door naar andere woorden? Is de overeenkomst tussen woord en werkelijkheid dan enkel een sociale conventie? Hoe belangrijk is de taal voor hoe we de werkelijkheid begrijpen? Structureert onze taal de werkelijkheid, of omgekeerd? Wat is de relatie tussen een woord en een gedachte, en is er denken buiten de taal? Antwoorden op deze vragen hebben belangrijke consequenties voor andere filosofische disciplines, zoals de politieke filosofie of de wetenschapsfilosofie.

Kort overzicht

Vanaf ongeveer de twintigste eeuw spreekt men in de filosofie van een linguïstic turn. De taal krijgt een grotere plaats binnen de filosofie en de taalfilosofie staat centraler in klassieke filosofische vraagstukken over ethiek, metafysica of epistemologie. Binnen bepaalde stromingen raken filosofen er steeds meer van overtuigd dat er geen werkelijkheid buiten de taal is (Derrida: ‘Il n’y pas de hors-texte’) en dat talige structuren de werkelijkheid waarin we leven in belangrijke mate construeren. Taalfilosofie wint dus aan belang. De studie van de taal in het dagelijkse leven – hoe gebruiken we taal en concepten? – noemen we ordinary language philosophy.

Filosofen bestuderen taal zowel inhoudelijk als formeel, dat wil zeggen: ontdaan van elke inhoud. De Logica is de studie van de geldigheid van redeneringen en heeft in dat opzicht voornamelijk oog voor de formele structuur van talen. Daardoor is de logica ook belangrijk in de wiskunde. Door de taal te formaliseren – en de inhoud tussen haakjes te plaatsen – is de logica in staat om enkel de geldigheid van redeneringen te bekijken en niet zozeer de inhoudelijke waarheid. Klopt elke stap wel in de redenering? Of is er sprake van contradicties, inconsistenties, ongeoorloofde gevolgtrekkingen…? Door de geschiedenis heen hebben filosofen verschillende en steeds verfijndere logische systemen ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is Aristotelessyllogistiek, waarbij er twee premissen zijn en een conclusie en waarvoor steeds geldt dat men de conclusie noodzakelijk moet aanvaarden als men ook de premissen aanvaardt. (Vb. Alle mensen zijn sterfelijk. Socrates is een mens. Dus: Socrates is sterfelijk.) Een ander voorbeeld is de propositielogica. De eenheden van deze formele taal zijn eenvoudige zinnen die een gedachte uitdrukken (proposities) en die waar (1) of onwaar (0) zijn. Vervolgens kan men aan de hand van logische structuren en deze binaire code berekenen of een redenering in zijn geheel waar is of niet.

De tak van de logica die meer oog heeft voor de inhoud van redeneringen is de argumentatieleer. In het bijzonder ligt hier een focus op drogredenen. Voorbeelden van drogredenen zijn het ad hominem, waarbij men letterlijk ‘op de man’ speelt – dus op de verkondiger van de redenering – in plaats van op de redenering zelf. Of de stroman, waarbij de redenering van de tegenstander karikaturaler en zwakker wordt voorgesteld (als een stroman) en dus gemakkelijk te weerleggen is.

De Retorica bestudeert de taal in het publieke gebruik, meer bepaald als de kunst van het spreken of overtuigen. Een andere naam voor retorica is dus ook ‘welsprekendheid’. Als zodanig wordt de retorica bijvoorbeeld bestudeerd met het oog op het politieke debat, of om literaire teksten beter te begrijpen.