Home Taal Spoedcursus: taal
Taal

Spoedcursus: taal

Taal is veel meer dan een communicatiemiddel. Vier denkers over de verhouding tussen denken, taal en werkelijkheid.

Door Alexandra van Ditmars op 24 september 2021

spoedcursus taal lera boroditsky beeld Pauline Cremer

Taal is veel meer dan een communicatiemiddel. Vier denkers over de verhouding tussen denken, taal en werkelijkheid.

Cover van 10-2021
10-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Dezelfde ster is toch anders

Gottlob Frege (1848-1825)

Toen de Oude Grieken naar de hemel keken, zagen ze twee opvallende sterren. De ene verscheen als de zon net onder was gegaan, en was helderder dan alle sterren eromheen. De andere was net zo helder, maar juist ’s ochtends vroeg te zien, iets voordat de zon opkwam. Ze noemden deze sterren: ‘de ochtendster’ en ‘de avondster’. Later bleek dat beide namen verwezen naar hetzelfde object, dat geen ster bleek te zijn, maar de planeet Venus. Kun je dan zeggen: ‘de ochtendster is de avondster’ betekent hetzelfde als ‘de ochtendster is de ochtendster’? Je zou kunnen beargumenteren van wel, want beide zinnen kun je vertalen als: ‘Venus is Venus’. Maar Gottlob Frege (1848-1925) vond dat zulke zinnen helemaal niet hetzelfde betekenen.

De Duitse wiskundige en filosoof, die wordt beschouwd als een van de grondleggers van de moderne logica, benadrukte dat het bij taal niet alleen gaat om de verwijzing (in Freges termen: Bedeutung), maar ook om de betekenis (Sinn). En die betekenis is in beide gevallen anders. Want ‘de ochtendster is de ochtendster’ is voor iedereen vanzelfsprekend. Terwijl ‘de ochtendster is de avondster’ een grote astronomische ontdekking was.

Met dit voorbeeld liet Frege zien dat zinnen die dezelfde waarheid bevatten, toch verschillen van betekenis. Zo komen 12 = 12 en 7 + 5 = 12 op hetzelfde neer, maar is er toch sprake van een andere betekenis – voor de som moet je kunnen rekenen. Hetzelfde geldt voor ‘De auteur van Über Sinn und Bedeutung’ en ‘De auteur van Begriffschrift’ – met beide zinnen wordt Frege bedoeld, maar je moet maar net weten dat hij beide werken heeft geschreven. Daarmee laat Frege ook zien dat de woorden waarmee we verwijzen naar een object of persoon, iets anders zijn dan het object of de persoon zelf.

Praten is spelen

Ludwig Wittgenstein (1889-1951)

‘Het genezen van ziekten’, zo zag Ludwig Wittgenstein (1889-1951) zijn filosofische werk over taal. Tal van verwarringen ontstaan doordat we niet goed snappen hoe onze taal eigenlijk werkt, meende de Brits-Oostenrijkse filosoof, die zelf overigens regelmatig boos wegliep als een gesprek hem niet beviel. Zijn boek Filosofische onderzoekingen begint met een citaat van Augustinus over taal. Niet omdat Wittgenstein hem bewonderde, maar omdat hij zijn opvattingen onzin vond.

Augustinus ging ervan uit dat taal een soort essentie bevat: woorden hebben op één manier betekenis, namelijk door te verwijzen naar dingen in de werkelijkheid. Hoewel Wittgenstein deze taalopvatting in zijn vroegere werk – in zijn Tractatus Logico-Philosophicus bijvoorbeeld – ook nog onderschrijft, komt hij daar later op terug. We doen veel meer met woorden dan de werkelijkheid weergeven, ontdekt Wittgenstein, zoals grapjes maken, vermoedens uitspreken, bevelen geven, liedjes zingen en theater spelen. Betekenis staat dus niet vast, maar komt tot stand in ons taalgebruik. ‘Taalspelen’ noemt Wittgenstein dat.

Als voorbeeld geeft hij de taal die twee bouwvakkers gebruiken als ze samen aan het werk zijn. Als de een ‘dakpan!’ roept, geeft de ander een dakpan aan. Hij snapt wat er van hem verwacht wordt in deze situatie. Maar het woord ‘dakpan’ heeft volgens Wittgenstein alleen betekenis binnen dit specifieke taalspel. De taal die werklui gebruiken, is niet de taal van geliefden, pubers of ouder en kind. Wat een woord betekent, leren we in het gebruik ervan. En dezelfde woorden betekenen in een andere context andere dingen. Zo kan de uitroep ‘water!’ een waarschuwing zijn (bijvoorbeeld bij een overstroming), een bestelling (op een terras) of een antwoord op een vraag (waaruit bestaat de zee?). Door taal enkel als beschrijving te zien, zien we volgens Wittgenstein veel betekenissen over het hoofd.

Even tussendoor… Meer lezen over taalfilosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Woorden zijn daden

Judith Butler (1956)

Geen woorden, maar daden, zo luidt het spreekwoord. De Amerikaanse filosoof Judith Butler (1956) vindt dat waarschijnlijk een wat onnozel credo: volgens haar zijn woorden ook daden. ‘Woorden zijn niet alleen uitdrukkingen van ideeën,’ zegt ze, ‘het zijn sociale acties’. De woorden die wij uitspreken – onze taaluitingen – voltrekken een bepaalde daad. Neem zinnen als: ‘Hierbij verklaar ik u tot man en vrouw’, ‘Je bent ontslagen!’ of ‘Ik beloof dat ik je kom helpen’. Door die woorden uit te spreken verandert er iets in de werkelijkheid: een huwelijk wordt voltrokken, een dienstverband beëindigd, een toekomstige handeling vastgelegd. ‘Performatief’, noemt Butler dat.

Door taal ook aan de ontwikkeling van onze identiteit te koppelen, gaat Butler nog een stap verder. Stel dat twee mannen die gearmd over straat lopen worden nageroepen met: ‘homo’s!’ Is dat slechts een bevestiging van hun identiteit? Nee, zegt Butler, er is meer aan de hand: hun identiteit wordt niet bevestigd, maar gecreëerd. Met talige categorieën, zoals man-vrouw en homo-hetero, geven we structuur aan de wereld om ons heen. Taal is niet neutraal, maar brengt actief betekenissen en sociale verhoudingen voort. Iemand op straat bestempelen als homo, is tegelijkertijd benadrukken: jij bent niet-hetero, dus jij hoort niet bij de dominante groep in onze maatschappij. Iets soortgelijks gebeurt wanneer zaken als typisch vrouwelijk, of juist mannelijk, worden benoemd; de bestaande verhoudingen worden dan bevestigd. Tegelijkertijd bestaat ook altijd de mogelijkheid om te ontsnappen aan die talige daad.

Alhoewel taal een handeling is, ligt het effect ervan niet vast. Een belediging hoeft geen kwetsing tot effect te hebben, net zoals een bevel niet opgevolgd hoeft te worden. Beledigende woorden kunnen uit hun context gehaald worden en in een nieuwe context geplaatst worden. Zo noemden de Republikeinen in de Verenigde Staten de algemene zorgverzekering van Obama denigrerend ‘Obamacare’. Het woord was negatief bedoeld, en werd aanvankelijk ook zo ervaren, maar inmiddels is het een algemeen geaccepteerde term. En met het motto ‘black is beautiful’ worden de discriminerende vooroordelen die gepaard gaan met het woord ‘black’ bevochten. Taal biedt zo ook altijd de mogelijkheid tot verzet.

Taal kleurt je denken

Lera Boroditsky (1976)

Als u uw ogen sluit, kunt u dan blindelings het noorden aanwijzen? Grote kans van niet. Taalonderzoekster Lera Boroditsky (1976) stelde de vraag eens aan een groep hoogleraren aan Harvard; hun vingers wezen alle kanten op. Maar bij de Kuuk Thaayorre, een Aboriginalvolk in Australië, beantwoordt een willekeurige vijfjarige deze vraag zonder problemen. Hoe komt dat? Door de taal die ze spreken. De Kuuk Thaayorre gebruiken in hun taal geen ‘links’ en ‘rechts’, maar de windrichtingen. Zo kunnen ze zeggen: ‘Er loopt een mier op je zuid-westelijke been.’ Of: ‘Zet je beker eens iets naar het noordoosten.’ Daardoor trainen hun kinderen van jongs af aan hun richtingsgevoel. Dat laat zien dat de taal die we spreken, invloed heeft op onze cognitieve vaardigheden.

En daar blijft het niet bij. Taal beïnvloedt ook de manier waarop we de wereld ervaren. Neem bijvoorbeeld onze omgang met tijd. Boroditsky vroeg sprekers van verschillende talen een reeks foto’s van haar grootvader chrono­logisch neer te leggen. Engelstaligen legden de babyfoto helemaal links en de meest recente foto rechts, net zoals Nederlandstaligen zouden doen. Dat komt door onze schrijfrichting, zo bleek. Als je Hebreeuws of Arabisch leest, leg je de foto’s juist van rechts naar links. En de Kuuk Thaayorre? Die legden de foto’s van oost naar west, gelijk aan de baan van de zon. ‘Vroeger’ ligt voor hen niet rechts of links, maar in het oosten. Boroditsky en andere taalwetenschappers geven nog tal van voorbeelden waaruit blijkt dat taal gepaard gaat met een bepaalde manier van denken. Zo kun je in het Engels bij een ongelukje zeggen: ‘Hij brak de vaas.’ In andere talen, bijvoorbeeld Spaans, zeg je in zo’n situatie eerder: ‘De vaas brak.’ Die talige keuze heeft gevolgen: Spanjaarden onthouden eerder dat het per ongeluk was, Engelstaligen wie de boosdoener was. De taal die wij spreken zorgt ervoor dat wij bepaalde capaciteiten ontwikkelen, op specifieke dingen letten en gebeurtenissen op een bepaalde manier categoriseren. En dan te bedenken dat er maar liefst zevenduizend talen worden gesproken.