In de zomer van 2021 kreeg Dirk De Wachter op een bankje in het Parijse Centre Pompidou last van hevige buikkrampen. Terug in België bleek hij uitgezaaide darmkanker te hebben. Ter behandeling moest De Wachter een heftige operatie en chemotherapie ondergaan. Zo veranderde de troostende psychiater plots in een zorgbehoevende patiënt.
Die ervaring heeft het denken van De Wachter niet ingrijpend veranderd, zegt hij zelf. ‘Een aantal opvattingen zijn zelfs bevestigd. Zo’n twintig jaar geleden heb ik al een keer een beroerte gehad, waarbij ik dacht dat ik doodging. Dus over de dood had ik al veel nagedacht. Ook ben ik voorzitter van het ethisch comité van het universitair psychiatrisch ziekenhuis in Leuven, waar vragen over euthanasie, dood en suïcide bij mij terechtkomen. De dood was mij als thema bekend, maar is nu wel een stuk dichterbij gekomen.’ Over zijn ervaringen met ziekte en troost schreef hij het boek Vertroostingen. Gewone woorden van Dirk De Wachter.
U vond troost in de filosofie, schrijft u. Hoe?
‘Het is niet zo dat ik op mijn ziekbed Levinas’ hoofdwerk Totaliteit en Oneindigheid ter hand nam en me dan beter voelde, zo gaat dat natuurlijk niet. Het is geen trucje in precaire omstandigheden. Maar het denken over de zin van het bestaan, en wat verstandige mensen daarover zeggen, geeft mij een soort kussen om op terug te vallen. In de bodemloosheid van het bestaan geeft dat houvast.’
De filosoof op wie u het meest teruggrijpt is Emmanuel Levinas, die over het ‘gelaat van de Ander’ schrijft. Waarom is zijn denken zo belangrijk voor u?
‘In bed op de intensive care lag ik in een heel technische omgeving: overal waar men in mijn lijf buizen kan steken, zaten buizen. En ook daar waar men geen buizen in kan steken. Men wordt daar eigenlijk een stuk vlees. Dat is akelig. Dat is de dood die nabij komt. Wat u dan terug in de werkelijkheid brengt, is het gelaat van de Ander. Een verpleegkundige die binnenkomt en vraagt: “Hoe gaat het met u?” Ik zeg dan: “Het gaat niet, het ligt.” Maar die blik, die belangstellende blik, maakt u weer aanwezig. Dat gaat ver voorbij het fysieke gezicht van de verpleegkundige.
Meer lezen over de troost van de filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Ook de aanraking, wat Levinas la caresse noemt, is wezenlijk. Op een bepaald moment had ik een akelig delirium: ik bevond me midden op het slagveld in Nagorno-Karabach. De verpleegkundige die toen binnenkwam, was rustig en zei: “Ik kan geen kwaad, ik ben bij u.” Ze raakte mij aan en zodra ze mij aanraakte, kwam ik terug in de werkelijkheid. Die aanraking is een voorbeeld van wat Levinas “het kleine goede” noemt. Niets spectaculairs, maar juist doodgewoon: een blik, een aanraking, een bemoedigend woord.’
U schrijft dat er naast de troost voor verdriet ook een soort troost voor de eindigheid van het leven is, waarbij u verwijst naar Martin Heidegger. Wat bedoelt u daarmee?
‘De zin van het bestaan toont zich door de eindigheid ervan, zegt Heidegger. Sein zum Tode noemt hij dat. Omdat het leven hier op aarde maar tijdelijk is, zijn we genoodzaakt er betekenis aan te geven. Ik verwijs daarbij graag naar de laatste woorden van de roman De avonden van Gerard Reve: “Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.” Dat boek gaat over een aantal ledige dagen rond kerst 1946. Er gebeurt niks, en toch is het van betekenis. Zin en betekenis zijn de wezenlijke gronden van het bestaan, omdat we hier tijdelijk zijn.
Dasein ist Miteinandersein, zegt Heidegger ook. Elk zijn is met een ander zijn. Levinas bouwt daarop voort en zegt dat er eerst de Ander is, en pas daarna word ik een zelf. Dat ondervond ik lijfelijk toen ik na de operatie door de pijn en de miserie ontzelfd was, en de Ander – mijn geliefde, mijn kinderen, de artsen en verpleegkundigen – mij terug in de menselijkheid bracht.’
U zet zich af tegen Jean-Paul Sartre die in het toneelstuk Huis clos schreef: ‘De hel, dat zijn de anderen.’
‘Ik denk dat niemand hebben in de situatie waarin ik gezeten heb verschrikkelijk is. Als er niemand aan uw bed komt die vraagt hoe het met u gaat, als er geen bezoek komt en er geen artsen of verpleegkundigen zijn die u menselijk bejegenen, zou ik denk ik liever doodgaan. Dus: l’enfer, c’est le manque des autres; de hel, dat is het gebrek aan anderen. Het zelf verpietert, vernietst, als het niet wordt gevoed door de ander.’
Sartre bedoelde met die uitspraak dat de medemens ons door zijn blik ook beperkt in onze vrijheid. De ander legt ons vast met een bepaald oordeel.
‘De vrijheid van het ikkige zelf is een illusie. We geloven dat we alles alleen kunnen en dat dat vrijheid is. Vandaar dat steeds meer mensen op zichzelf wonen, in een studio, met een Facebook-account en een diepvriesmaaltijd. Maar alleen zijn maakt onvrij. Niet verbonden zijn heeft een extreme ledigheid tot gevolg, een soort holheid. Alle vrijheid verdwijnt dan in het zwarte gat. Vrijheid is gegeven door de Ander, zit in de blik van de Ander.’
Vertroostingen. Gewone woorden van Dirk De Wachter
Dirk De Wachter
Lannoo Campus
240 blz.
€ 24,99