De Britse filosoof Timothy Morton is de profeet van het Antropoceen, maar hij houdt niet van preken. Hij wil lachen om de ondergang. En daarna huilen.
IJsberen die uitsterven? Daar maken we ons veel te druk over, vindt de klimaatfilosoof. ‘Als er straks geen ijs meer is kunnen we ze altijd nog zwembandjes geven, of bij ons in huis opnemen.’
De filosoof-profeet van het Antropoceen, de verkondiger van de boodschap over het klimaat – zo wordt Timothy (Tim) Morton genoemd. Maar verwacht van hem geen preken, geen morele ijdelheid, geen verhalen over de slechte mens die de wereld naar de kloten helpt en ook geen pleidooi voor veganisme om de aarde te ontzien. Morton, geboren in Engeland, maar woonachtig in Houston, waar hij hoogleraar is, verbergt niet dat hij nog steeds een groot liefhebber van kaas is, vooral stilton.
‘Het echte kwaad’, zegt hij, ‘schuilt juist in degene die het kwaad aanwijst.’
Morton is de dag ervoor gearriveerd met het vliegtuig – vliegen doet de ecosoof veel, om zijn boodschap te verkondigen. Hij bezoekt Nederland omdat twee van zijn boeken net vertaald zijn: Ecologisch wezen en Duistere ecologie. Zijn haar is rossig en wild, zijn huid Engels licht – het type dat weinig zonlicht verdraagt. Als hij je hand drukt, doet hij dat lang, terwijl hij je aankijkt met zijn lichtblauwe ogen.
Morton ontleent zijn jargon deels aan de popmuziek. Nadat Björk hem had geschreven dat ze zijn werk bewonderde, schreef hij de IJslandse zangeres dat hij haar werk evenzeer bewondert, onder meer vanwege de vreemde mengeling van emoties die soms samenkomen in een nummer: verdriet, pijn, blijdschap. Björks ‘Hyperballad’ inspireerde Morton om de term ‘hyperobject’ te gebruiken. Volgens hem leven we in een wereld met hyperobjecten, zoals het neoliberalisme, maar ook de opwarming van de aarde. Die zijn even reëel als een regenbuitje of je huis. Kenmerkend voor die hyperobjecten is dat ze de gebruikelijke grenzen van ruimte en tijd overschrijden, te groot zijn om ze als object voor ons te zien. Plutonium is ook zo’n hyperobject; over 80 miljoen jaar is nog steeds de helft van de nu geproduceerde radioactieve stof aanwezig, als de mens er waarschijnlijk niet meer is.
Het is die wereld van hyperobjecten die Morton probeert te tonen. Verwacht van hem geen ethiek voor de nieuwe tijd, en al helemaal geen handleiding voor het scheiden van het afval, maar zeker ook geen oproep om je te voegen naar de wetten van de natuur. Morton: ‘Zo’n groene denker ben ik niet. Ik wil zelfs af van die natuur. Een ecologie zonder natuur. Want die groene denkers, die vind ik tiranniek. Je kunt niet met ze lachen.’
Dinosaurus
‘De opwarming van de aarde? Ik kan er maar een seconde per dag aan denken’, zegt Morton. Dan dringt het even tot hem door: als collectief oefent de mensheid een kracht uit die gelijk is aan de asteroïde die de dinosaurussen heeft vernietigd. ‘Wij zijn een enorm rotsblok dat op de aarde af vliegt met een snelheid van 30.000 mijl per seconde, terwijl ik dacht dat we hier een aangenaam gesprek zaten te voeren.’
Wat er gebeurt in die ene seconde als Morton wél aan de opwarming van de aarde en de massale sterfte van diersoorten kan denken? Morton krimpt ineen, trekt zijn armen naar zich toe. Een foetus wordt hij dan, zegt hij, een foetus die eigenlijk alleen nog maar wil sterven. ‘Maar dat helpt niet als ik wil voorkomen dat een bedrijf nog koolstofdioxide uitstoot. Dan moet ik niet gaan huilen in een hoekje. Mijn werk is om mensen over die eerste shock heen te helpen.’
Ook daarom komt het woord ‘schuld’ niet voor in de biosfeer van Morton. De opwarming van de aarde is volgens hem niet alleen maar horrible, maar ook lovely. ‘Hoe vertel je iemand dat zijn grootmoeder is overleden? Hoe vertel je dat aan iemand die niet eens wist dat hij een grootmoeder had? Dat is de vraag die je moet stellen als het gaat over massale sterfte van diersoorten. Iemand vastpakken en door elkaar schudden werkt waarschijnlijk niet. Hé, imbeciel, je grootmoeder is dood – aan dat soort confrontaties heb je niets. En tegen iemand zeggen dat het aan hem ligt – dat hij schuldig is – heeft al helemaal geen zin.’
Tekst loopt door onder de afbeelding
Fotografie: Martin Dijkstra
Zijn we schuldig?
‘Niemand was eropuit om de aarde kapot te maken. Niemand denkt: wauw, laten we de planeet naar de kloten helpen. Daar komt bij: statistisch gezien betekent jouw bijdrage aan de opwarming van de aarde helemaal niets. Als je jouw sleutel van je auto omdraait, gebeurt er niets. Dat is betekenisloos. Die vervuiling van de auto is pas significant als veel meer mensen die sleutel omdraaien. Daarom zeg ik ook: je bent niet schuldig, maar wel verantwoordelijk, zoals je ook verantwoordelijk bent als je een kind de straat op ziet rennen en het geschept kan worden door een auto. Dan is de vraag niet hoe dat kind daar terechtkwam, of jij er misschien schuldig aan bent. Die vraag beantwoorden zou trouwens ook te veel tijd kosten, je moet gewoon ingrijpen.’
De schapen van de bokken scheiden, de goeden van de kwaden scheiden, schuld en onschuld zien in onze biosfeer – het is een oude reflex, waar we volgens Morton vanaf moeten. Want wie schuldig is, kan vergiffenis krijgen, kan zijn handen uiteindelijk in onschuld wassen. In een wereld van schuld is ook een aanklager, die het kwaad bij de ander ziet, maar die geen aandacht meer heeft voor die eigen balk in het oog. Jij was niet kwaad, het was de ander.
Exemplarisch daarvoor is de Griekse tragedie, zegt literatuurkenner Morton. ‘Op een Grieks religieus festival zie je een ander worstelen met zijn schuld. Oedipus steekt zijn ogen uit. Je voelt angst, en medelijden. Maar je bevrijdt jezelf ook van je eigen schuldgevoel. Aan het eind denk je opgelucht: mijn god, dat ben ik niet, ik ben geen Oedipus. Maar het punt is: je bent het wel!’
Het idee van schuld gaf ons altijd al de mogelijkheid om die schuld meteen weg te nemen, analyseert Morton. Dat gold ook voor het eerste schuldconcept, waarin schuld heel letterlijk gelijkstaat aan vervuiling. ‘Miasma – de geur van verrotting, de uitwaseming van iets in ontbinding – was de vervuiling die zorgde voor ziekten, maar net zo goed voor morele vergrijpen. Iets doodt de koeien; dan moet het miasma zijn. In de kerk branden ze nog steeds wierook om die geur van verrotting – van morele rot – te verdrijven. Maar we kunnen niet bevrijd worden van die vervuiling. We moeten leren om te leven met die vervuiling, om de depressieruimte te betreden.’
Wie probeert de schuld te verdrijven, is volgens Morton ook al snel minachtend. ‘O mijn god, we zijn slecht naar de natuur, naar die arme natuur. Je plaatst je tegenover de natuur, ook al plaats je haar op een voetstuk. Tegelijkertijd is de aanklager minachtend naar de dader. Het is niet voor niets dat de nazi’s zoveel deden aan natuurbescherming. Je wilt niet weten hoezeer de natuurbescherming wortels heeft in ideeën over witte superioriteit.’
Maar wat moeten we dan doen?
‘Ik wil jou niet vertellen wat je moet doen. Filosofie is een soort clownsact; ik heb geen vaardigheden, ik kan je alleen laten lachen. Als ik als filosoof over wijsheid zou beschikken, zou ik een tiran worden. Dan zou ik die met een naald bij je injecteren, zodat je ging doen wat goed was. Maar die wijsheid over de wereld bestaat niet. We moeten de dingen toestaan om ongrijpbaar te blijven, net zoals je in de liefde de ander gunt om onvatbaar te zijn.’
Geen ethiek dus van Morton. Wat hij wel wil, is de wereld opnieuw laten zien. Dat doet hij door het werelds schouwtoneel niet als tragedie te beschouwen, maar als die andere klassieke vorm: de komedie. ‘Als je niet die ene protagonist ziet worstelen met zijn schuld, maar als je ziet dat de hele wereld worstelt, verlaat je het Griekse festival en betreed je de scène van Fawlty Towers. Iedereen doet eraan mee, er is geen podium dat je kunt verlaten. Het is net als met dat nummer van Coldplay, “All I can Think About is You”. Dat is geen gewone love song. Als je naar de video kijkt, zie je dat je eigenlijk alleen maar aan de biosfeer kunt denken, dat is het enige waar je niet zonder kunt. Je bent er een deel van, er is geen theater dat je kunt verlaten.
Dát is ecologisch bewustzijn: het is oneindig grappig, je lacht zonder de horror op te offeren. Mijn favoriete ecosofische schrijver is Kim Stanley Robinson, omdat zijn boeken zo grappig zijn. Dan gaan ook alle emoties plotseling samen. In een tragedie voel je alleen angst en medelijden, zoals Aristoteles zegt. Maar in een komedie komen verschillende emoties samen: plezier, pijn, verdriet, gekte, net zoals in de late toneelstukken van Shakespeare.’
Wat we zien in die komedie? Geen apocalyps waarin de wereld in een vlammenzee ondergaat. Eerder het langzame sterven, de weinig heroïsche ondergang van mensen die in al hun stunteligheid te veel fossiele brandstoffen hebben verbrand. ‘Het is grappig’, zegt Morton, ‘op een gekke manier grappig. Dan moet ik lachen om die ondergang. En ik kan zelf alleen maar huilen na die lach.’
Die lach mag van Morton ook wel vaker klinken als we een nieuwe moraal ontwerpen voor het Antropoceen. Want als het daarover gaat, gaat het volgens Morton alleen maar over overleven. Hoe overleven de soorten, hoe overleeft de mens? ‘Daar past een controlemaatschappij bij. Een surveillancewereld, waarin alles wordt afgemeten aan de maatstaf van het klimaat, ook al gaat dat ten koste van het volle leven. Wetenschappelijke feiten gebruiken we om ons gedrag te reguleren.’
Zo moet de wereld niet worden?
‘Het ergste woord is “overleven”. Ik moest wel schieten, zegt de witte politieman tegen de rechter. Ik moest wel schieten, omdat de zwarte man die geen wapen droeg een wapen leek te trekken. Ik moest wel schieten om te overleven. Overleven is misschien wel het dodelijkste idee. Een centraal idee in onze landbouwsamenleving. Het leidt nu al tot het idee dat we als mens – om de opwarming van de aarde te overleven – de ruimte in moeten trekken. Maar het gaat nooit over het plezier als we het over die ruimtetochten hebben. Alleen over overleven. Maar het is een concentratiekamp daar in de ruimte. Met zombies. Een wereld vol verdriet en zonder plezier. Maar dat telt niet. Als we maar overleven.’
Tekst loopt door onder de afbeelding
Fotografie: Martin Dijkstra
U wilt terug naar het plezier?
‘Toen ik twee jaar geleden zonnepanelen op mijn huis liet aanbrengen, voelde ik me zo verdomde heilig. Zo zuiver. Tot ik dacht: weet je wat dit betekent, Tim? Je kunt een rave houden in je huis, zonder dat het ten koste gaat van levensvormen. Dat is briljant. Vierentwintig uur lange raves, dag en nacht, techno, gratis stroboscoop – dat is mijn utopia. In een ecosofische wereld gaat het over plezier, niet over puritanisme.
En misschien kan David Attenborough iets doen. Hij heeft een geweldige show gemaakt over plastic in de oceaan. Maar ik zou nu willen zeggen: oké, David, dat was geweldig, maar nu moet je een show maken over ras en witheid. Vechten tegen racisme en misogynie helpt ook als we iets willen doen tegen de opwarming van de aarde. Het verschil tussen mij en de natuur, de exploitatie van de natuur, wordt ook mogelijk gemaakt door onderscheid te maken tussen de witte man en de zwarte, tussen de man met geld en het proletariaat. Door dat verschil is er ook een verschil tussen mij en de beer, tussen mij en het koraal.
Dit is geen pleidooi voor een terugkeer naar een harmonieuze wereld, waarin alles vreedzaam samenleeft. Waarin geen verschil is. Het is eerder omgekeerd: die harmonie is er niet, nergens, met niets. We hebben de neiging om een deel van de wereld als vreemd te zien, als unheimisch, als niet-passend. Het enige juiste inzicht is dat alles vreemd is – de vrouw die ’s ochtends wakker wordt naast ons, de man, is dat werkelijk onze geliefde? Wie is hij? En wie ben ik? Alles wordt vreemd. Ben ik mijzelf wel als ik voor een groot deel samengesteld ben uit bacteriën, als ik mijzelf overeind houd met antidepressiva? Die vreemdheid in onszelf, die moeten we leren zien.’
Voyager
Laatst werd Tim Morton uitgenodigd voor een NASA-bijeenkomst. Als we weer een boodschap de ruimte in zouden schieten, zoiets als de Golden Record die in 1977 meeging met de twee Voyager-ruimtesondes, welke moest dat dan zijn?
Morton had geantwoord dat het moest gaan over het gevoel van mysterie dat bewaard moest worden, het gevoel dat de hyperobjecten waarin we leven te groot zijn om te kennen.
Maar er was ook iets anders, iets wat hij niet zei, zegt hij nu. ‘Er werd voorgesteld om iets te zeggen over de aarde die je vanuit de ruimte zag, de aarde als het strijdtoneel, als de plek van wreedheid die naast liefde stond. De hippieblik. Een manier van kijken die je sinds de Verlichting in zoveel gedichten ziet. De blik die veroordeelt, die het kwaad ziet. Die oproept tot nederigheid en schuld.
Het is die blik die het kwaad detecteert, die oproept om het te elimineren. Die blik op onze aarde, dat is zelf het kwaad. Dat is de blik van de tiran. Dan vergaat het lachen je wel.’