Home Mens en natuur Lisa Doeland: ‘We moeten niet meer leren sterven, maar leren uitsterven’
Mens en natuur

Lisa Doeland: ‘We moeten niet meer leren sterven, maar leren uitsterven’

Filosoof Lisa Doeland wil onze collectieve ‘fantasieën’ over groene groei en ‘recycling zonder restjes’ doorbreken.

Door Marc van Dijk op 14 juli 2023

Lisa Doeland Apocalypsofie apocalyps De Volgelmeerpolder ten noorden van Amsterdam was vroeger een vuilnisbelt waar jarenlang giftig afval is gestort. Nu is het een natuurgebied. Beeld Tessa Posthuma de Boer

Filosoof Lisa Doeland wil onze collectieve ‘fantasieën’ over groene groei en ‘recycling zonder restjes’ doorbreken.

FM 07/08
07/08-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Het voordeel van de apocalyps: je hebt meteen de aandacht. Er gaat grootse, alomvattende spanning en sensatie van uit. Het wemelt dan ook van de ondergangsverhalen, zombiefilms, boeken en series waarin het einde nabij is. Maar dat is niet de enige reden dat filosoof Lisa Doeland haar boek de titel Apocalypsofie heeft gegeven.

‘Er zit ook iets in het begrip “apocalyps” dat ik frustrerend vind,’ zegt ze bij een kop thee in een Amsterdams ­etablissement. ‘Die spanning en sensatie zijn daar deels de oorzaak van. We raken meteen geboeid, maar we gedragen ons alsof er sprake is van een einde dat nog niet begonnen is, en dat dus nog kan worden afgewend. Maar dat klopt niet: we zitten er allang middenin.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Welkom in de donkere of op z’n minst troebele wereld van Lisa Doeland (1982). Eerder publiceerde ze onder meer essays over afval en nu is haar eerste boek verschenen, waarin ook talrijke andere problematische kanten van het Antropoceen (het tijdperk waarin de – negatieve – invloed van de mens overal op aarde aanwezig is) en de klimaatcrisis aan bod komen. Met een stortvloed aan denkers – van Bruno Latour en Timothy Morton tot Jeanette Winterson en Anna Tsing – probeert ze een houding te vinden tegenover de dreiging die ons boven het hoofd hangt.

Wat is apocalypsofie?
‘Het is mijn poging om al denkend iets meer grip te krijgen op onze complexe situatie, waarin eindigheid een centrale rol speelt. Wat vermag filosofie in tijden van levensbedreigende klimaatverandering en massa-extinctie? “Filosofie is leren sterven,” stelden onder anderen Socrates en Montaigne. Hedendaagse denkers als Roy Scranton passen dat toe op het Antropoceen. Inmiddels denk ik: in onze tijd is filosofie leren uitsterven. We moeten niet alleen de vraag stellen naar onze eigen individuele sterfelijkheid, maar ook naar de uitsterfelijkheid van ons allemaal, als collectief.’

‘We negeren de langzame apocalyps die nu gaande is’

Helpt de term ‘apocalyps’ daarbij?
‘Dat is iets wat ik me ook afvraag in mijn boek. In hoeverre helpt apocalyptisch denken ons om dingen scherper te zien, en in hoeverre zit het ons juist in de weg, houdt of maakt het dingen obscuur? Wat duidelijk níét helpt is dat de apocalyps meestal wordt voorgesteld als een alles-of-niets-gebeurtenis. Zoals gezegd is dat een vertekening, want vele werelden zijn allang aan het eindigen. Tienduizenden dieren- en plantensoorten sterven uit. Mensen verliezen hun grondgebied en levenswijze door klimaatverandering. Apocalyptisch denken fixeert je op de catastrofe, de plotselinge ramp. Dat ontneemt het zicht op de werkelijke langzame apocalyps die gaande is.’

Waarom stelt u dat deels verduisterende begrip dan toch centraal?
‘Omdat het zo diep verankerd is in onze cultuur; het begrip komt uit de joods-christelijke traditie. We denken over de wereld in termen van een lineair verhaal met een begin en een eind. Bij dat eind hoort doorgaans ook een vorm van verlossing: de wereld gaat eindigen, er zullen ons verschrikkelijke dingen overkomen, maar uiteindelijk is er een uitweg! Denk aan Elon Musk: desnoods gaan we naar een andere planeet. Maar we hebben toch echt maar één aarde. En klimaatverandering is geen komeet die we uit de lucht kunnen schieten. De apocalyps zien als iets toekomstigs is de kern van de ontkenning; daardoor blijven de problemen op veilige afstand en worden ze zelfs een bron van handel en vermaak.’

Catastrofe

De Duitse denker Walter Benjamin had dit in het Interbellum al door, stelt Doeland in haar boek. ‘Hij schrijft dat de catastrofe niet is dat de wereld eindigt, maar dat we doorgaan op de huidige voet. Hij koppelt dit aan ons geloof in vooruitgang. Het komt er volgens hem op aan om een manier te vinden om dat continuüm te doorbreken. De crisis is nu. Inmiddels kun je zeggen: de crisis is de fossiele industrie zélf. En de catastrofe is het voortbestaan van die industrie. De fossiele industrie heeft intussen zelfs de COP-klimaattop ingekapseld. Bedrijven en bureaucraten slagen erin om ­klimaatverandering te abstraheren tot een geheel van cijfertjes en streefjaren en kunnen daardoor met handige marktoplossingen komen, zoals CO2-emissiehandel. Terwijl die zogenaamde oplossingen alleen maar een verdieping van de crisis zijn.’

Bestaat apocalypsofie uit het doorzien van dit soort mechanismen?
‘Hopelijk wel. Apocalyps betekent letterlijk “openbaring”. Maar wat openbaart zich nu, in die langgerekte, sluimerende en aldoor ontkende apocalyps van ons? In de klassieke Apocalyps is het makkelijk. Daarin wordt op één onderscheidend moment duidelijk wie de goeden zijn en wie de slechten. De slechten verdwijnen in de hel, de goeden leven voort. Dat is voor ons misschien niet zo interessant. Maar grotere helderheid is wél essentieel: we hebben bijvoorbeeld geen CO2-probleem, we hebben een praktijkenprobleem. We zetten koloniale praktijken voort, processen van ­toe-eigening en ­extractivisme – grondstoffen onttrekken aan de bodem, mensen exploiteren.

Het kan nu gebeuren dat een bos in Zambia “gered” wordt van de kap, en dat in ruil daarvoor een Europees bedrijf kan doorgaan met uitstoten, maar nu onder een groene vlag. Zo houden we onszelf voor de gek met mythes van “groene groei”, “schone energie” en “circulaire economie”. Maar het enige wat we doen is alles op alles zetten om welvaart, economische groei en consumentisme voor de westerse mens koste wat kost op hetzelfde peil te houden. Ik wil de waarden en begrippen doorprikken die we gebruiken om dat te vergoelijken.’

Luiers wassen

Afval – een specialisme van Doeland – speelt ook in dit boek een belangrijke rol. We worden volgens haar ‘bespookt’ door de dingen waarvan we dachten afscheid te hebben genomen, zoals wanneer miniscule PFAS-deeltjes (nanoplastics) in de moedermelk het immuunsysteem van een kind aantasten. Ook hier geldt volgens de filosoof dat we onszelf voor de gek houden en de eindigheid ontkennen.

Terwijl Doeland ‘dromen van recycling zonder restjes’ een ‘gevaarlijke fantasie’ noemt, beschrijft ze hoe ze zelf na de geboorte van haar tweede kind behoorlijk wat inspanning levert om geen luierberg te produceren. Ze koopt tweedehands wasbare luiers en doorloopt met haar vriend een experiment met de nodige hobbels. Zo blijkt het aanvankelijk gebruikte bamboeblad als inlegvel niet goed te zijn voor de zuiveringsinstallatie van het rioolsysteem.

Als u recycling zonder restjes een ‘gevaarlijke fantasie’ noemt, loopt u dan niet het risico dat u lezers ontmoedigt om nog moeite te doen om afval te scheiden?
‘Waar het mij om gaat is dat mensen niet moeten denken dat elk stukje plastic dat ze in een aparte bak gooien geen probleem meer is, omdat het gegarandeerd een nieuw bestaan krijgt.’

Maar recycling is toch beter dan directe verbranding?
‘Ja, op zichzelf wel. En natuurlijk doe ik zelf die moeite, en nog wel meer ook – zoals met die luiers. Maar het geloof in de recyclebaarheid der dingen leidt er ook toe dat we afval niet langer opvatten als een probleem, als de schaduwzijde van onze op wegwerpbaarheid gestoelde consumptiesamenleving, maar als onderdeel van een min of meer natuurlijke kringloop, waar we ons dus niet meer druk over hoeven te maken.

‘Afval is geen technisch probleem, maar een essentieel onderdeel van bestaan’

Uit onderzoek blijkt dat het bestaan van recyclingmogelijkheden er soms zelfs toe leidt dat we nóg meer gaan kopen en weggooien. Recycling voedt de illusie dat het weggegooide niet echt afval wordt. Maar als we onze ogen openen voor het feit dat het proces van recycling weinig efficiënt is, veel energie kost en helemaal niet eindeloos doorgaat, dan wordt duidelijk waarom recycling zelf deel van het probleem is. Het is geen oplossing, maar een cultureel en commercieel construct dat ons in staat stelt om de status-quo te handhaven en rustig door te blijven consumeren.’

Is er een betere manier om naar afval te kijken?
‘We focussen nu graag op hoe de dingen zich steeds weer opnieuw kunnen vormen – de negentropie –, maar negeren het onvermijdelijke uiteenvallen van de dingen: de entropie. Afval is geen technisch probleem, maar een essentieel onderdeel van bestaan. In plaats van de analogie van de cirkel stel ik de analogie van de digestie of spijsvertering voor. Digestie verwijst naar het proces van eten, verteren en uitscheiden. Er is altijd een rest, iets wat zich niet laat verteren of niet langer nodig is voor de instandhouding van een organisme. We moeten durven zien wat zich niet laat verteren: plastic, stikstof, kernafval, PFAS. Alleen dan zullen we misschien onze levensstijl veranderen.’

Klimaatschaduw

Aan het eind van haar boek treedt Doeland toe tot de groeiende groep klimaatactivisten, uit verontwaardiging over de preventieve arrestatie van een demonstrant. Is dit het enige handelingsperspectief dat ons nog rest? ‘Misschien wel. Ik heb geprobeerd om mijn klimaatschaduw niet aan mijn kinderen door te geven. Dat is mislukt, heb ik onlangs gemerkt. Toen ik met mijn twaalfjarige dochter door Berlijn liep en opmerkte dat het zo fijn was dat we nu nog zomaar overal vers water kunnen tappen, barstte ze in tranen uit. Ik bespeur tekenen van fatalisme bij haar: het gevoel dat het allemaal toch geen zin meer heeft, dat alles al verloren is. Ze zegt soms dingen als: “Waarom zou ik nog naar school gaan? Er is straks toch geen wereld meer waarin ik daar iets mee kan.”’

En wat zegt u dan?
‘Ik probeer haar ervan te overtuigen dat dit niet zo hoeft te zijn. Dat er misschien bepaalde dingen wegvallen of niet meer mogelijk zijn, maar dat je er dan toch iets van kunt maken met de mensen om je heen.’

Kunt u zelf nog genieten?
‘Dat is een aandachtspunt, ik heb daar inderdaad moeite mee. Daar moet ik aan werken. Het lucht in elk geval op om niet in de illusoire wereld van groene groei te hoeven meegaan. Er zijn perspectieven die mij hoopvol stemmen, zoals de manier waarop marinebioloog Max Liboiron onderzoek doet: met oog voor de lokale gemeenschap. Het antwoord op de klimaatcrisis is niet op dezelfde voet doorgaan onder een groen label, maar fundamentele vragen stellen over al onze individuele en collectieve praktijken. We moeten onderzoeken hoe we afstand kunnen doen van neokoloniale manieren van denken, die mensen en niet-mensen reduceren tot ontginbare grondstoffen die – “helaas, maar het kan niet anders, sorry” – worden geofferd op het altaar van de nieuwe groene wereld.’