Ze zit per definitie in hetzelfde schuitje als haar cliënten, zegt Claartje van Sijl (1979). Als filosofisch coach heeft ook zij immers geen antwoorden op existentiële vragen over de menselijke conditie. Terwijl ze leeft ontdekt ze, net zo goed als de mensen die bij haar komen, wat een zinvol leven is. Waar andere hulpverleners een diagnose stellen en een behandelplan starten, is het voor Van Sijl juist de uitdaging om samen met haar cliënt te twijfelen en in een staat van niet-weten te komen. ‘Die staat wordt ook wel aporia genoemd, en komt bij de oud-Griekse filosoof Socrates vandaan,’ vertelt Van Sijl. ‘Door het stellen van vragen kan datgene wat je voor waarheid hield op losse schroeven komen te staan. Dan ontstaat er ruimte en openheid om te reflecteren en kan er een verschuiving plaatsvinden in de manier waarop je jezelf en je relatie tot de wereld begrijpt.’
Zo’n staat van niet-weten bereiken kan een uitdaging zijn, glimlacht ze, zeker voor de mensen die doorgaans bij haar aankloppen: promovendi, universitair docenten en professoren. ‘Snelle denkers, die vaak overal al over hebben nagedacht en van alles hebben gelezen, en gewend zijn om zo objectief, rationeel en afstandelijk mogelijk te denken en analyseren – precies zoals ze op de universiteit geleerd hebben. De wijsheid van het gevoel, bijvoorbeeld de intuïtie, wordt in de academische wereld nogal eens weggeredeneerd.’
‘Alles willen beredeneren en beargumenteren is vaak een vlucht’
Van Sijl weet waar ze het over heeft: ooit was ze een van hen. Ze promoveerde op het stoïcisme, meer specifiek op de verschillen tussen de filosofie van de oude Stoa en andere ideeën die in het antieke Griekenland leefden – bijvoorbeeld over de verering van Olympische goden of over wat het goede leven is. Het promotietraject verliep niet gemakkelijk, en niet alleen omdat er maar weinig bronnen uit deze periode overgeleverd zijn. Van Sijl werd, destijds 28 jaar, moeder. Daarnaast kampte ze met gevoelens van eenzaamheid; niet alleen omdat ze zich zodanig specialiseerde dat maar een handjevol mensen op de wereld écht begreep waar ze mee bezig was, maar ook omdat ze in dialoog was met filosofen die duizenden jaren geleden leefden.
De begeleiding die ze vanuit de universiteit kreeg beperkte zich tot de inhoud van het onderzoek. ‘Als dat maar lang genoeg duurt, voelt het op een gegeven moment alsof er delen van jezelf zijn die niet mee mogen doen,’ zegt Van Sijl. ‘En dat terwijl promoveren een vormend proces is. Je ontwikkelt je als kritisch denker en als zelfstandig onderzoeker, en dat beïnvloedt natuurlijk niet alleen de promovendus, maar vooral ook de mens in kwestie.’
Doodlopen
Dit moet anders kunnen, dacht Van Sijl. Na de afronding van haar promotietraject besloot ze andere wetenschappelijke onderzoekers te gaan begeleiden bij vragen rondom zingeving, erkenning, balans en zelfvertrouwen, zowel in hun werk als in de rest van hun leven. Met welke klachten kloppen ze bij Van Sijl aan? ‘De werkdruk is te hoog, of mensen kunnen niet de impact maken die ze graag zouden willen maken. Sommigen ervaren dat het academische pad dat ze zijn gaan bewandelen toch niet bij ze past of domweg doodloopt. Dan moeten ze zichzelf opnieuw uitvinden: wie ben ik eigenlijk, als ik niet deze vakspecialist ben? Hun onderzoek heeft zoveel ruimte ingenomen, dat ze andere delen van zichzelf uit het oog verloren zijn.’
In Van Sijls praktijk speelt de antieke filosofie nog altijd een rol, maar in plaats van een academische benadering kiest ze nu voor praktische levenskunst. Ze combineert inzichten uit het stoïcisme en uit de socratische gespreksvoering met oefeningen gericht op de geleefde, belichaamde ervaring. Zo wil ze een brug slaan tussen het hoofd en het hart, in de hoop om haar cliënten een staat van eudaimonia (welzijn, vervulling, floreren) te laten bereiken – een filosofisch concept dat in het denken van Aristoteles een grote rol speelt. Vragen die centraal staan: wat bezielt je, in letterlijke zin? Wanneer voel je je verbonden in de samenwerking die je met anderen aangaat, wanneer doe je ertoe? Is er voldoende ruimte om al je talenten te ontplooien?
Stoïcijnse uitgangspunten die een inspiratiebron zijn in Van Sijls praktijk zijn: maak je niet druk om dingen die niet aan jou zijn en leef in harmonie met de natuur. Ze geeft een voorbeeld. ‘Veel academici kampen met werkstress, omdat ze artikelen moeten publiceren, colleges geven, studenten begeleiden en fondsen moeten werven. Tegelijkertijd zien ze wat er misgaat in het bestuur en in het financieringssysteem van het hoger onderwijs – en hoe het een met het ander samenhangt. Wanneer je veel aandacht besteedt aan hoe een universiteit bestuurd wordt, terwijl je daar maar een hele beperkte invloed op hebt, loop je leeg. Ik vraag mijn cliënten dan wat er wél binnen hun macht ligt om te veranderen aan de situatie, in plaats van mopperend, klagend of in stilte door te ploeteren.’
Een bezinning op kernwaarden die in het geding zijn helpt daarbij. ‘Wanneer iemand vasthoudt aan idealen over wat goed onderwijs is, en tegelijk niet betaald krijgt voor de tijd die het kost om studenten goede feedback te geven, kan zo’n bezinning ertoe leiden dat iemand de moed vat om met de onderwijsdirecteur in gesprek te gaan over de verdeling van de onderwijslast.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Fluisterstem
De ‘natuur’ waar de stoïcijnen over spreken, wordt op verschillende manieren begrepen. Van Sijl: ‘Er is je individuele natuur, de algemene menselijke natuur en dan heb je nog de universele natuur – de universele rede, de schoonheid en de ordening van de kosmos. ‘Het Griekse logos geeft deze redelijke ordening in de universele natuur aan. De menselijke rede is een onderdeel daarvan. Hoewel het een wetenschappelijke discussie is of ze daadwerkelijk alle emoties afkeuren, wijzen negatieve emoties voor de stoïcijnen op een verkeerd begrip van de werkelijkheid,’ vertelt Van Sijl. ‘Door de correctie van dat begrip verdwijnen volgens de stoïcijnen negatieve emoties en bereik je de staat van gemoedsrust die eudaimonia kenmerkt en het doel van de stoïcijnse levenskunst is.’
Hier wijkt Van Sijl in haar aanpak af van de historische stoïcijnen. In plaats van de rede boven alles te stellen betrekt ze in haar praktijk emoties en gevoelens als waardevolle richtingwijzers voor je doen en laten. ‘Ruimte bieden aan de fluisterstem in je hart, zoals ik dat weleens noem, helpt mensen die vooral naar hun ratio luisteren om weer in contact te komen met de wijsheid van hun lichaam – dat is immers ook wezenlijk onderdeel van onze menselijke natuur. Alles willen beredeneren en beargumenteren is vaak een vlucht uit het niet-weten, waardoor de wijsheid van het lichaam en het hart buitenspel worden gezet.’
Moet je willen leven als stoïcijn?
Het is spannend, maar ook vruchtbaar, om bij het grensgebied te komen waarin je wil weten hoe je verder moet, maar niet weet wat te doen, zegt Van Sijl. Het belangrijkste instrument om bij dat grensgebied te komen, is de kunst van het vragen stellen. Ze haalt Plato aan, die in zijn Apologie de volgende uitspraak aan Socrates toeschrijft: ‘Het is waarschijnlijk dat geen van ons beiden iets weet dat de moeite waard is, maar hij denkt dat hij iets weet wanneer hij het niet weet, terwijl wanneer ik het niet weet, ik ook niet denk dat ik het weet.’
Die houding van niet-weten neemt Van Sijl ook aan. ‘Dat kan wat naïef ogen, omdat je dingen bevraagt die mensen als vanzelfsprekend beschouwen. Maar zo ontdek je: hé, als dit niet per definitie waar is, dan weet ik eigenlijk niet hoe het zit. Of: dit spreekt tegen wat ik eerder over iets dacht, dus hoe zit het dan?’
Op dat punt blijft Van Sijl vaak letterlijk stilstaan met haar cliënten, bijvoorbeeld door naast elkaar te zitten en niets te zeggen, maar wel met aandacht bij het vraagstuk te blijven. Vanuit de staat van niet-weten op het niveau van je persoonlijke leven kun je de stap maken naar de algemene menselijke natuur. ‘Je kunt die algemene menselijke natuur dan ook begrijpen in persoonlijke termen, en dan ontstaat er een wisselwerking tussen beide. Hoe verhoud je je eigenlijk tot de wereld en het mens-zijn? Maar ook: hoe leef je het leven, en past dat wel bij je?’
Uitdijen
Een recent voorbeeld uit haar praktijk betreft een onderzoeker die grote prestatiedruk ervoer. Toen Van Sijl bleef doorvragen bleek die prestatiedruk mede gegrond te zijn in de kansen die hij van zijn familie – in het bijzonder van zijn recent overleden vader – kreeg, en de mate waarin zij van alles hadden opgegeven om zijn dromen waar te maken. Zowel over de prestatiedruk als over het verdriet om zijn vader had hij nooit met collega’s of zijn begeleider gesproken.
Van Sijl: ‘In plaats van me te richten op die prestatiedruk heb ik voorgesteld samen stil te staan bij de nagedachtenis aan zijn vader. In zo’n stilte gebeurt er iets moois: zonder woorden is er nog steeds sprake van allerlei vormen van communicatie, en krijgen emoties de ruimte. Die komen in golven: liefde, verdriet, dankbaarheid, trots. Dat voel ik dan ook in mijn eigen lichaam gebeuren. Het rationele denken, dat alles wil vatten in woorden en argumenten, doet er op dat moment niet toe.’
‘Onderzoek doen is niet alleen een rationele aangelegenheid’
Na dat moment was de cliënt klaar om terug te gaan naar zijn geboorteland, om afscheid te nemen van zijn vader. En ook de prestatiedruk die hij voelde kwam in een ander daglicht te staan. ‘Er kwam zachtheid naar hemzelf toe. Daardoor werd de stress minder beklemmend en had hij meer vermogens tot zijn beschikking voor zijn onderzoek. Ook onderzoek doen is namelijk niet alleen een rationele aangelegenheid: je focust je ergens op, maar je krijgt ineens een ingeving als je niet bewust met de kwestie bezig bent.’
De Stoa heeft de reputatie een ik-gerichte filosofie te zijn. Is Van Sijls aanpak niet net zo goed te veel gericht op de onderzoeker zelf, zonder dat de collectieve problemen worden aangepakt – bijvoorbeeld binnen universiteiten? ‘Het idee dat de stoïcijnen zich alleen richten op het individu klopt niet,’ zegt Van Sijl. ‘Neem het stoïcijnse begrip oikeiosis. Dat betekent dat je jezelf, in steeds verder uitdijende kringen, vereenzelvigt met de belangen van anderen. Je dijt eerst uit tot je naaste familie, die als het ware eigen wordt. Dit proces van uitdijende eigen-wording kan in principe doorgaan totdat het de hele mensheid omvat.’
Ze heeft oikeiosis ook op haar eigen coachingspraktijk toegepast. ‘Toen ik net begon, heb ik mezelf de vraag gesteld: wat ligt er in mijn macht? Ik kan individuele mensen helpen. In de loop van de jaren zijn daar ook groepen bij gekomen, en op die manier dij ik dus ook uit. Een volgende stap zou kunnen zijn dat ik op organisatieniveau ga werken. Maar ik keer toch steeds weer terug naar dat persoonlijke, intermenselijke contact – naar het verschil dat ik kan maken in een gesprek waarbij ik de ander recht in de ogen kan kijken.’