Twee verhandelingen die misschien van Aristoteles zijn: de één over melancholie, de ander over kleuren.
De auteur van het traktaat Over melancholie vraagt zich af waardoor het komt dat alle mannen die uitzonderlijk zijn geweest in de wijsbegeerte of de politiek of de literatuur of de kunsten, melancholici blijken te zijn. Een dergelijke beginvraag naar oorzaken is kenmerkend voor de aristotelische wetenschapsbeoefening ('problemata physica'). Toch is het onzeker of Aristoteles (384-322 v. Chr.) het geschrift ook daadwerkelijk geschreven heeft – het is níet opgenomen in het Corpus Aristotelicum.
Op de beginvraag volgt de verhandeling ('explanandum'). De auteur – we blijven hem toch maar Aristoteles noemen – noemt een aantal roemruchte melancholici: Empedocles, die zichzelf in de vulkaan de Etna stortte; Socrates, die regelmatig ten rade ging bij zijn innerlijke daimonion; maar ook Plato die zich in zijn dialoog Phaedrus uitlaat over de goddelijke en ziekelijke mania. Deze grootse melancholici hebben, zo beweert Aristoteles, een overmatige hoeveelheid van het lichaamssap zwarte gal in hun lichaam, wat melancholie veroorzaakt. Bovendien is dit lichaamssap ook nog eens zeer gevoelig voor temperatuurschommelingen. Dat verklaart de heftige temperamentwisselingen van de melancholicus, precies zoals bij iemand die wijn drinkt ook de meest uiteenlopende stemmingswisselingen optreden. Een wijndrinker is volgens de theorie van Aristoteles een 'momentane' melancholicus. De 'echte' melancholicus daarentegen is dat van nature.
Het geschrift kent een merkwaardig einde: opende het met de constatering dat alle filosofische, politieke, literaire en artistieke uitzonderlijke prestaties door melancholici geleverd zijn, het sluit af met de conclusie dat álle melancholici uitzonderlijk zijn.
Al met al een weinig plausibele theorie ter verklaring van melancholie. Toch moet deze niet meer dan tien pagina's tellende tekst opgenomen worden in de medische canon. Met een reeks medische teksten die de geneeskunde vanuit de zogenaamde sappenleer benaderen, gold Over melancholie tot diep in de Hollandse Gouden Eeuw als gezaghebbend. Cultuur-historisch heeft deze 'monografie van het zwarte gal' een nog verreikender invloed gehad. De tot dan toe nog niet 'ontdekte' verbinding tussen genialiteit en lichamelijke gesteldheid zou uitgroeien tot een daverend succes: hele generaties kunstenaars, veelal romantisch van inborst, dwongen zichzelf fysiek tot het uiterste teneinde de ultieme creatieve prestatie neer te zetten. Hiervan getuige het credo van een zestienjarige Rimbaud: 'De Dichter maakt zichzelf tot ziener door een langdurige, immense en beredeneerde ontregeling van alle zinnen'. Kortom, ziek zijn is zien! En ook nu nog zijn er mensen die Nietzsches filosofische kwaliteiten menen te kunnen verklaren door te wijzen op zijn vermeende syfilis.
In tegenstelling tot Over melancholie is Over kleuren wél opgenomen in het Corpus Aristotelicum. Toch is het vrijwel zeker dat ook deze tekst niet van de hand van Aristoteles is. En in feite is het boek, vertaald en zeer uitgebreid geannoteerd door de classicus Rein Ferwerda, een miniatuurgeschiedenis van diverse Griekse kleurenleren tot de derde eeuw voor Christus. De tekst Over kleuren staat weliswaar centraal, maar wordt gevolgd door fragmenten van achtereenvolgens Empedocles, Anaxagoras, Democritus, Plato, Aristoteles en diens leerling Theophrastus.
De kleurentheorie van Over kleuren komt op het volgende neer: er zijn drie enkelvoudige kleuren, te weten lichtgeel, wit en zwart, die worden verbonden met verschillende mengvormen van de elementen, de bouwstenen van de wereld. Argumenten hiervoor blijven achterwege. Verder verklaart de auteur – laten we hem ook in dit geval weer Aristoteles blijven noemen – dat licht een materiële substantie is. Sinds Newton (1643-1727) en Huygens weten wij beter.
Van de zes hoofdstukken hebben enkel de eerste drie enig 'wetenschappelijk' gehalte. Dat wil zeggen dat er slechts in deze drie hoofdstukken wordt geabstraheerd van de concrete verschijnselen en getracht wetmatigheden op het spoor te komen. De volgende hoofdstukken brengen de meest uiteenlopende verschijnselen aan bod en handelen over, om een paar willekeurige voorbeelden te noemen, het verven van witte en zwarte wol, de groene kleur van alle planten en de kleur van dieren.
De charme van het boekje zit hem dan ook vooral in de opzet, die, zoals gezegd, historisch van aard is. De verschillende bovengenoemde Griekse filosofen treden met elkaar in discussie over kleuren. De veelstemmigheid van deze discussie laat zien dat de negentiende-eeuwse classicus en staatsman Gladstone ongelijk had toen hij, naar aanleiding van het ontbreken van beschrijvingen van het blauw aan de hemel in de gedichten van Homerus, beweerde dat 'Grieken kleurenblind waren'.
Abstractie was de Griekse, met name presocratische, filosofen vreemd; de studie naar kleuren was interessant om iets te weten te komen over de dingen, zoals bijvoorbeeld het rijpingsproces in planten. De Griekse zoektocht naar kleur mondt dus niet uit in een abstractie zoals de kleurencirkel van Itten dus, maar in het bijzonder rijk geschakeerde kleurenpalet dat 'natuur' (physis) heet.
Over Melancholie, Aristoteles, Historische Uitgeverij, 42 blz., fl. 18,50/bef 370.
Over Kleuren, Aristoteles, uitg. Damon, 175 blz., fl. 29,90/bef 598.