Home Praktische filosofie ‘Geld is het enige middel zonder limiet’
Praktische filosofie

‘Geld is het enige middel zonder limiet’

Door Gwendolyn Bolderink op 6 oktober 2025

Filosoof en classicus Tazuko van Berkel die onderzoek doet naar de waarde van geld voor pinautomaten van een bank
beeld Merlijn Doomernik
Filosofie Magazine 10 waar begint een begin
10-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Volgens Tazuko van Berkel leggen de oude Grieken onze blinde vlekken over geld bloot. Met bankiers onderzoekt ze de waarde van geld.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

Met een rolkoffer en een zware rugzak vol oud-Griekse teksten loopt Tazuko van Berkel een café op de Zuidas binnen. Later vandaag neemt de classicus en filosoof met een gemêleerde groep academici deel aan een weeklange schrijfretraite. Die organiseert ze samen met filosoof Ingrid Robeyns, bekend van haar pleidooi tegen extreme rijkdom: het limitarisme.

Het debat over limitarisme doet nu de gemoederen hoog oplopen. Maar bij de oude Grieken waren discussies over het begrenzen van rijkdom gemeengoed. Bij de introductie van muntgeld begonnen ze na te denken over de gevaren van het ongebreidelde verlangen naar meer, meer, meer.

Tazuko van Berkel (1979) is universitair docent klassieke Griekse cultuur en literatuur aan de Universiteit Leiden. In haar onderzoek richt ze zich op ideeën over vriendschap, geld en de mens in de Griekse oudheid. In 2020 verscheen haar boek The economics of friendship, een bewerking van haar proefschrift. Naast haar academisch werk geeft Van Berkel workshops over geld aan bankiers en schoolkinderen.

Dat gedachtegoed is niet alleen te vinden in Griekse filosofie, maar ook in tragedies, komedies en mythen, vertelt Van Berkel, die aan de Universiteit Leiden onderzoek doet naar oud-Griekse opvattingen over geld en economie. Neem de mythe van koning Midas. De hebzuchtige Midas wenst dat alles wat hij aanraakt in goud verandert. De god Dionysos vervult deze wens, maar die blijkt al snel een vloek: niet alleen een takje en een steen veranderen in goud, ook brood, wijn en Midas’ eigen dochter. Is het wel rijkdom, vraagt Aristoteles zich over deze mythe af in de Politica, als je een oneindige hoeveelheid geld hebt en toch van honger kunt omkomen?

Nutsmaximalisatie

De Politica is een van de teksten die Van Berkel gebruikt bij haar workshops met financiële professionals, juristen en ondernemers – kortweg: bankiers. Van vijf uur ’s middags tot tien uur ’s avonds, met tussendoor een diner, lezen de bankiers onder leiding van Van Berkel oud-Griekse teksten over rijkdom, schuld en verantwoordelijkheid. Soms vinden de workshops plaats in een advocatenkantoor op de Zuidas, maar meestal verzamelen de deelnemers zich bij een van hen thuis, in een villa met ­werkruimte.

Van Berkel verwacht niet dat haar workshops het hele bankenwezen hervormen of dat bankiers de volgende dag cliënten die om een lening vragen heel anders benaderen. Haar doel is vooral het op losse schroeven zetten van vanzelfsprekendheden. ‘Nutsmaximalisatie, winst, groei – veel economisch denken is gericht op steeds meer. Ik zeg niet dat dit per se verkeerd is, maar het is een veronderstelling waar alles op is ingericht.’

Aristoteles biedt een andere manier van kijken. Geld is het ultieme middel – je kan het voor alles gebruiken – en om die reden kan geld een doel op zichzelf te worden. Bij andere vormen van bezit is er een natuurlijke limiet. ‘Hoeveel brood heeft een mens nodig?’ zegt Van Berkel. ‘Misschien twee broden per week en eentje voor in de vriezer. Meer heeft geen zin. Hetzelfde geldt voor schoenen – met misschien een man-vrouwverschil van waar die grens precies ligt. Met geld is die limiet er niet, want waarom zou je stoppen bij duizend euro? Waarom zou je stoppen bij een ton? Als je geld, dat eigenlijk een middel is, een doel op zich maakt, ben je alleen maar bezig met accumuleren, stelt Aristoteles. Je blijft op het niveau van de basisvoorwaarden: je houdt je alleen maar bezig met overleven, in plaats van met het goede leven waarin je dingen probeert te verwezenlijken en tot handelen overgaat.’

Maar, waarschuwt Van Berkel, haar boodschap is niet dat we de oudheid moeten overdoen. ‘Ik zie de oudheid niet als moreel superieur,’ zegt ze. ‘Het was in veel opzichten een verschrikkelijke tijd. Xeno­phon leert je hoe je vrouwen moet africhten, Plato hoe je een totalitaire staat kan oprichten, Aristoteles hoe je slavernij legitimeert. Ik zeg niet dat we de ideeën uit de oudheid klakkeloos moeten doorvoeren. Maar als je twee culturen naast elkaar zet, leg je blinde vlekken aan beide kanten bloot.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Vriendschappen

De mensen die op haar workshops afkomen zijn bankiers, vaak in hoge bestuurlijke functies, die worstelen met het nut van hun baan. Toch gaan de dilemma’s waar de deelnemers mee komen vooral over de persoonlijke sfeer: vrienden of oud-collega’s die hen verwijten dat ze voor een bepaalde functie in de financiële sector hebben gekozen. Wat moeten ze met dergelijke vriendschappen aanvangen?

Van Berkel, die gepromoveerd is op de invloed van de markteconomie op het Griekse idee van vriendschap, probeert de aannames die de bankiers over vriendschap hebben te bevragen. ‘Tegenwoordig draait vriendschap er vooral om op één lijn te zitten met elkaar, qua aspiraties, idealen en waarden. Zo’n vriend met een carrière waarin je je niet kunt vinden, raakt dan het hart van de zaak.’

Bij de Grieken draaide vriendschap daarentegen vooral om een uitwisseling van hulp: er is tussen vrienden een impliciete verwachting dat je op elkaar kunt bouwen in situaties van nood. Oftewel, vriendschappen waren vooral nuttig. ‘Dat zou je instrumenteel kunnen noemen. Door de opkomst van de markteconomie ontstaat er bij de Grieken op een gegeven moment ongemak over het instrumentele aspect van vriendschap. Want als ze allebei instrumenteel zijn, wat onderscheidt vriendschap dan van de markt? Emoties, verwachtingen, vertrouwen komen dan meer centraal te staan in vriendschappen.’

Even tussendoor …

Meer lezen over filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Ontvang wekelijks de beste artikelen van Filosofie Magazine en af en toe een aanbieding.

Later ontwikkelt Aristoteles een theorie waarin hij drie typen vriendschappen onderscheidt: de nutsvriendschap, vriendschappen waarin je plezier kunt beleven en vriendschappen die gaan om het goede in elkaar te ontwikkelen. ‘In moderne vriendschappen willen we vooral geaccepteerd worden zoals we zijn. Er is minder ruimte om elkaar te drijven tot iets beters of de ander aan te spreken op hun gedrag of keuzes. Dan beland je meteen in de ongemakszone.’

Worstelen de bankiers, met deze theorie van Aristoteles in het achterhoofd, minder met hun vriendschappen? ‘Of het een specifieke vriendschap ooit gered heeft, weet ik niet, maar het is wel bevrijdend om van bepaalde aannames over vriendschap verlost te zijn. En het kan helpen om te beseffen waarom het zo’n pijn doet wanneer een vriend je een spiegel voorhoudt. Misschien confronteert die vriend je wel met wat je zelf niet wil zien.’

Slagroomtaart

Van Berkel spreekt niet alleen met bankiers over geld. Op weekendscholen doet ze met leerlingen tussen acht en elf jaar gedachte-experimenten over de economische markt. Deze weekendscholen zijn voor kinderen uit kansarme wijken, die in een traject van drie jaar kennis maken met verschillende beroepen waar ze van huis uit minder mee in aanraking komen. Daar horen ook wetenschappers bij. ‘Je moet je voorstellen dat ze in het uur vóór mij bij een andere wetenschapper mogen experimenteren met ballonnen en slijm. Bij mij moeten ze op een stoel komen zitten, luisteren, lezen en praten – niet hun grootste hobby’s.’

Toch zijn er wel gedachte-experimenten die iets teweegbrengen bij de kinderen, zoals die over oma’s verjaardagstaart. Stel je voor: oma is jarig en op de keukentafel staat een prachtig versierde slagroomtaart. Hij ziet er zo lekker uit dat je er niet vanaf kan blijven: nog voordat de verjaardag is begonnen, heb je de taart al bijna helemaal opgegeten. Je moeder is woest. Ze zegt dat je sorry moet zeggen tegen oma. Daar heb je natuurlijk geen zin in, maar je broertje heeft er geen problemen mee om te doen alsof hij de taart heeft opgegeten. Is het oké als je je broertje vijf euro betaalt om sorry te zeggen tegen je oma?

‘Geld is het ultieme middel, daarom kan het een doel op zich worden’

Van Berkel: ‘De gesprekken die dan op gang komen zijn echt fantastisch. Je hebt altijd een aantal nors kijkende jongens die zeggen: als je broertje dat zelf wil en je betaalt hem, dan is er toch geen probleem? Maar er zijn ook kinderen die daar enorm tegenin gaan, die aanvoelen dat het geen echte verontschuldiging is als je iemand ervoor betaalt. Ze voelen intuïtief aan dat er iets essentieels uitgehold raakt als je alles gaat vermarkten.’

Of de kinderen elkaar ook wel eens overtuigen? ‘Soms. Als iemand een mooi voorbeeld heeft. Het komt ook voor dat iedereen vooral zijn eigen mening roept. Maar ik wil ze meegeven dat filosofie niet alleen over meningen gaat, maar ook over luisteren naar de ander, inleven, meedenken en tegendenken.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Morele tunnelvisie

Wat Van Berkel probeert te bereiken in haar praktische filosofie is leren verplaatsen in andere perspectieven. Dat kan via filosofie, maar in het geval van de bankiers hebben Griekse tragedies de meeste impact. Een van haar favorieten is Antigone van Sophocles. In deze tragedie pleegt Antigone een daad van verzet tegen koning Kreon. De broer van Antigone, overleden in oorlogstijd, is volgens koning Kreon een verrader en krijgt geen begrafenis. Antigone besluit tegen de koning in te gaan en haar broer in het geheim te begraven. Het gevolg van Antigones daden is een tragische reeks zelfmoorden, waaronder die van haarzelf.

‘Ze komen vaak binnen met het idee dat Antigone een heldin is, die bereid is te sterven voor haar idealen. “Zo wil ik ook wel zijn”, zeggen sommigen.’ Vervolgens pluizen Van Berkel en de bankiers de tragedie scène voor scène uit. Het beeld van Antigone als heldin ziet ze bij de deelnemers langzaam afbrokkelen: ‘Ze zien dat Antigone ­helemaal niet zo leuk is. Haar verplichtingen tegenover haar broer maakt ze absoluut, en ondertussen rekent ze haar zus af op een gebrek aan moed. Ze is ervan overtuigd dat zij het enige juiste doet. Naarmate er meer tegenstand komt, raakt ze alleen maar meer overtuigd. Ze is een fundamentalist.’

‘De tekst gaat over jezelf ingraven in je eigen gelijk,’ zegt Van Berkel. ‘Het gaat over de prijs van overtuigingen en de blindheid die dat met zich meebrengt – precies de blindheid waarmee de bankiers zelf in eerste instantie de tekst gelezen hebben.’

Hoe verandert dat inzicht hen? ‘Veel bankiers zijn ontzettend goed in problemen reduceren tot een kern en een oplossing. Ze zijn goed in schematisch denken.’ Met ‘schematisch denken’ is niet per se iets mis, zegt Van Berkel, maar het heeft het gevaar van morele tunnelvisie in zich, van overtuigd zijn van het eigen gelijk. ‘Een tragedie vraagt een ander soort denken van je. Het draait om het opbrengen van geduld en verdraagzaamheid voor meerdere perspectieven, die niet per se tot een mooi geheel samengebracht kunnen worden. Je kunt in een tragedie niet zeggen wie er gelijk heeft. Het draait juist om het onmogelijke van de situatie. Het is een tegengif voor het schematische denken. Als ik die manier van denken op een aantal plekken in de samenleving weet in te brengen, ben ik best tevreden.’

Loginmenu afsluiten