Frank: ‘Wat voor indruk, beste broer, de mensen die klagen over “filotainment” op jou hebben gemaakt weet ik niet. Maar mij hebben ze bijna doen twijfelen aan Filosofie Magazine en aan al het prachtigs dat zich de afgelopen twintig jaar rond dat blad heeft ontwikkeld, zo overtuigend spraken zij. En toch, iets waars hebben zij niet gezegd.’
Maarten: ‘Niets waars gezegd? Hoe verklaar je dan al die lasterpraatjes?’
Frank: ‘Filosofie Magazine en de cirkel daaromheen hebben die slechte naam gekregen door niets anders dan een zekere wijsheid. Wat voor wijsheid dat is? De wijsheid waarmee je als mens iets bereikt wat anderen niet lukt. Denk nu niet, omdat ik zelf ook tot de kring rond Filosofie Magazine behoor, dat ik onbescheiden ben door dit te zeggen. Want wat ik ga zeggen komt niet van mij, maar van een geloofwaardig zegsman. Je kent waarschijnlijk mijn vriend Marc van Dijk wel?’
Maarten: ‘Je bedoelt die freelance journalist?’
Frank: ‘Juist ja, die. Toen Trouw hem vroeg het orakel van Chicago te interviewen, Martha Nussbaum, zei hij ja. En niet alleen dat, hij vroeg Nussbaum ook wat ze vond van de hedendaagse Nederlandse filosofie. Let wel, Marc komt uit het land dat in de zeventiende eeuw met Spinoza voor de laatste – en volgens velen ook eerste – keer een grote filosoof heeft geleverd. Nussbaum daarentegen komt uit het land van tal van grote denkers: Peirce, James, Dewey, Rawls, Quine, Rorty en Sandel, en ze gaat zelf door voor de grootste levende filosofe.’
Maarten: ‘En wat antwoordde ze?’
Frank: ‘”Ik denk dat ik nog nooit in een land ben geweest waar zo’n sterke cultuur van publieke filosofie bestaat.” Toen ik dat hoorde dacht ik: wat is dat voor orakeltaal? Want zo bijzonder vond ik het nu ook weer niet wat de redactie van Filosofie Magazine en de kring daaromheen hebben gedaan. Is onze prestatie echt zo uniek?’
Maarten: ‘Dat nota bene Martha Nussbaum de Nederlandse publieksfilosofie kan prijzen! Nussbaum, die in haar boek Niet voor de winst de geesteswetenschappen neerzet als antidotum tegen het marktdenken! Die “sterke cultuur van publieke filosofie” is namelijk een eufemisme voor “het commercieel belang van Veen Magazines”.
Dit ingewikkelde en vooral dubieuze financiële construct is de allesverslindende woekerplant die uit het piepkleine zaadje is gegroeid dat twintig jaar geleden met Filosofie Magazine is gezaaid. Het hoofdkantoor bevindt zich in Diemen, maar de organisatie heeft haar tentakels over het hele land verspreid. Hoofddoel van deze keten is de verkoop van filosofische prullaria als scheurkalenders, luister-cd’s, dvd’s, T-shirts, posters, mokken en slecht vertaalde zelfhulpboeken. Om deze troep aan de man te brengen, geeft Veen Magazines een reeks goedkope tijdschriften uit, waaronder Filosofie Magazine. Daarin staan naast advertenties voor de prullaria ook recensies van de prullaria en interviews met of artikelen van de makers van de prullaria. De club rond Veen Magazines heeft verder allerlei festiviteiten georganiseerd waarop de prullaria te koop zijn. Spil in dit web der regelneven is Erno Eskens, ooit uitgever bij Veen Magazines.’
Frank: ‘Jij bent toch niet zo iemand die het liever over mensen heeft dan over ideeën?’
Maarten: ‘Als er ideeën waren in de publieksfilosofie, zou ik het daar graag over hebben. Nu is Erno een man die zichzelf heeft voorgenomen minimaal één goed idee per dag te ontwikkelen. Helaas zijn die ideeën eerder economisch dan filosofisch van aard.
Begrijp me niet verkeerd. Ik houd verschrikkelijk veel van de filosofie – zo veel dat ik haar niet wil overlaten aan mensen die haar populariseren en exploiteren. Filosofie moet belangeloos zijn. Plato vestigde zijn Academie niet voor niets buiten de Atheense stadswallen, bij het naar de held Akademos genoemde olijfbos dat een heiligdom vormde voor de godin van de wijsheid. In Plato’s ideale staat leven de filosoof-koningen zelfs gescheiden van de kooplui en zonder eigen bezittingen in een soort kazernes, zodat ze gevrijwaard blijven van materiële verleidingen. De filosoof-kooplui van Veen Magazines daarentegen leven op een bedrijventerrein, een paar metrohaltes verwijderd van het nieuwe heiligdom: de Financial Mile op de Amsterdamse Zuidas, waar het World Trade Center staat en de ING- en de ABN-Amro Bank hun hoofdkantoor hebben.’
Frank: ‘Jij zet de regelneven neer als geldwolven, terwijl het in werkelijkheid om idealisten gaat. Zo kom ik weer terug bij mijn zoektocht. Ik ben de geschiedenis van Filosofie Magazine gaan onderzoeken en merkte dat een klein aantal mensen geheel belangeloos een ongelooflijk grote prestatie heeft neergezet. En juist het feit dat zij zijn geslaagd waar de opiniemakers en de vakfilosofen faalden, verklaart de kwaadsprekerij.’ Toen Roeland Dobbelaer en Joep Dohmen Filosofie Magazine begonnen, bestond uitgeverij Veen Magazines nog niet, laat staan het hoofdkantoor in Diemen. De redactie van het blad was gevestigd onder de hoogslaper van Roeland in een kraakpand te Utrecht. Roeland en Joep hadden een droom: een populair filosofisch tijdschrift maken. Iedereen verklaarde hen voor gek: daar viel geen cent mee te verdienen. En dat was ook lang zo.
René Gude werd al snel onderdeel van het vaste team. Vooral dankzij hem groeide het blad uit tot een succes. René zette door waar anderen opgaven. Alles wat er in die twintig jaar is gebeurd, danken we aan deze sympathieke regelneef.’
Maarten: ‘Gude heeft het Nederlandse filosofische landschap inderdaad drastisch veranderd, maar niet ten goede. Hij werkte eerst voor Hitkrant, een pubertijdschrift over popmuziek. Daarna is hij de hitformule op de filosofie gaan toepassen. Zo wist Gude met zijn team, waarin Daan Roovers en Erno Eskens al snel vaste krachten werden, van Filosofie Magazine het grootste filosofietijdschrift ter wereld te maken. Dat lijkt me op zich al verdacht als je bedenkt dat Nederlands zo ongeveer het kleinst denkbare taalgebied heeft. Deze handige jongen heeft de filosofie uitgeleverd aan de commercie.’
Frank: ‘Dan was hij niet zo’n handige commerciële jongen, want hij kon in die tijd nauwelijks rondkomen. Iedereen die bij Filosofie Magazine werkte, deed dat voor noppes. Hoe denk je dat Daan Roovers – de huidige hoofdredacteur – eindredacteur kon worden terwijl ze nauwelijks ervaring had in die richting? Genoeg mensen wilden deze functie hebben, maar die konden het zich niet permitteren een onbetaalde baan te nemen. Daan had naast filosofie ook medicijnen gestudeerd. Ze had gespaard om tijdens de mager betaalde co-schappen toch in leven te blijven. Maar ze merkte dat ze het zinvoller vond om over filosofie te schrijven dan om arts te worden en daarom gebruikte ze het gespaarde geld om bij Filosofie Magazine te kunnen werken.’
Maarten: ‘Dat zeg ik: Gude betaalde zijn eigen werknemers niet eens.’
Frank: ‘Omdat hij zelf ook niets had. Hij had zelfs de firma Spandiensten in het leven geroepen. Met die firma verkocht hij voegafdichtselprofielen. Hij kreeg die in grote verpakkingen binnen en deed ze in de avonduren samen met z’n vrouw en kinderen in zakjes, die ze dan verkochten. René hielp ook zijn buurman, die de Startersindex had, een bedrijf dat multomappen verkocht met informatie voor startende bedrijven. Daan vertelde mij dat er in die beginperiode op de redactie verschillende telefoons stonden. De ene telefoon nam ze op met: “Goedendag, met Daan Roovers van de firma Spandiensten.” De tweede met: “Goedendag, Startersindex, met Daan Roovers.” De derde met: “Goedendag, met Daan Roovers van Filosofie Magazine.”
Maarten: ‘Dat zeg ik: beunhazen.’
Frank: ‘Nee, mensen die alles over hebben voor de filosofie, die daar zelfs in de avonduren voegafdichtselprofielpaketten voor verkopen of hun carrière als arts voor opgeven. Ze hadden geen uitgever en moesten ook zelf reclame voor hun blad maken. Dan verzamelden ze overdag adressen en telefoonnummers, die ze ’s avonds met z’n allen nabelden. Als je nu door het Parool of de Volkskrant wordt gebeld, krijg je iemand van een telemarketingbureau aan de lijn die nog nooit een krant gelezen heeft. Bij Filosofie Magazine was het de redactie zelf die je een abonnement in de maag probeerde te splitsen.
Ik heb begrepen dat Daan de beste was in telemarketing. Het hielp dat ze een felle feministe was. Dan kreeg ze een vrouw aan de lijn die zei: “Een abonnement? Nou, dat moet ik eerst even met mijn man bespreken.” Waarop Daan reageerde met: “Kom op zeg, daar hebt u uw man toch niet voor nodig.”’
Maarten: ‘Dat zeg ik: een blad gemaakt door een stelletje slimme marketingmensen.’
Frank: ‘Het is ongelooflijk wat er allemaal uit de koker van het driespan René Gude-Daan Roovers-Erno Eskens is gekomen: de Maand van de Filosofie, de Filosofie Nacht, filosofisch café Felix en Sofie, de Socrates Wisselbeker, de verkiezing van de Denker des vaderlands. Allemaal voortreffelijke initiatieven om de filosofie uit de academische wereld te trekken en een plaats te geven in het Nederlandse openbare leven.
Zo raken steeds meer mensen geïnteresseerd in filosofie. Misschien begint het ermee dat ze in de glossy Glossy een foto zien van de filosoof die is genomineerd voor de verkiezing van de meest sexy man van Nederland. Ze raken verliefd op dat lichaam. Dan zien ze een programma van Bas Haring, de sympathieke filosoof die zo goed overkomt op televisie. Vervolgens kopen ze de roman De val van Hippocrates van filosoof Menno Lievers, vanwege de foto op de achterflap. Nog steeds zijn het vooral de schone lichamen die ze beminnen, maar ze beginnen toch in te zien dat die lichamen iets schoons delen: de filosofie.
Zo klimmen ze langzaam omhoog. Ze kopen De filosofie twittercanon. Op een dag gooien ze de filosofiebijlage in de krant niet langer ongelezen weg. Daarna bezoeken ze de Filosofie Nacht. Ze abonneren zich op Filosofie Magazine. Volgen een programma bij Brandstof. Kopen een licht verteerbaar filosofieboek van Rob Wijnberg of Joep Dohmen. Praten met vrienden over filosofie. Langzaam klimmen ze verder omhoog. Ze volgen een cursus bij de ISVW. Misschien bestellen ze ooit een boek van Immanuel Kant en heel misschien lezen ze dat zelfs. Zo werken ze, vaak zonder dat zelf te beseffen, eraan mee dat Nederland wereldwijd het land is met de sterkste cultuur van publieke filosofie.’