Met Romeo en Julia schreef William Shakespeare één van de beroemdste liefdesdrama’s uit de westerse toneelliteratuur. Het stuk over de onmogelijke liefde tussen beide jonge mensen boeit talloze lezers en theaterbezoekers al sinds de zeventiende eeuw. Vooral het droevige slot maakt indruk. Hierin plegen Julia en Romeo na een reeks misverstanden afzonderlijk van elkaar zelfmoord. De meeste Shakespeare-kenners zijn het er over eens dat het stuk een eenvoudig thema aansnijdt: de liefde van twee jongeren die door hun verstarde, met elkaar twistende families wordt gedwarsboomd.
Volgens de Bulgaarse filosofe en psychoanalytica Julia Kristeva bevat Romeo en Julia ook een zwartgallige existentiële boodschap: haat vormt de oorsprong van de liefde, zo laat zij zien in de essaybundel Liefdesgeschiedenissen. Kristeva merkt op dat de liefde tussen Romeo en Julia een grensoverschrijdend karakter heeft. De geliefden zijn afkomstig uit twee families, de Montecchi’s en de Capulets, die al generaties lang elkaars aartsvijanden zijn. Door elkaar te beminnen, overtreden Romeo en Julia de wet die er tussen hun families geldt. Volgens Kristeva vormt dit verbod de motor van hun hartstocht: het maakt de liefde opwindend. Tegelijkertijd zorgt hun gedrag ervoor dat de haat tussen de Montecchi’s en de Capulets extra fel oplaait. Op die manier zijn liefde en haat in het toneelstuk onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Even tussendoor… Meer lezen over het denken over liefde? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Julia zegt dat Romeo’s afkomst en familienaam niets met haar liefde voor hem te maken hebben: ‘Alleen je naam, niets meer is van de vijand. Jij bent van jezelf, al was je geen Montecchi. O Romeo, gooi weg je naam! Neem mij ervoor terug, mij helemaal.’ Kristeva twijfelt echter aan Julia’s motieven. Zij stelt dat Julia onbewust juist van Romeo houdt omdat hij een Montecchi is.
Deze onbewuste drijfveer komt boven tijdens een passage waarin Julia haar minnaar idealiseert. Hiervoor gebruikt zij de metafoor van de zon: Romeo maakt zo’n verpletterende indruk dat zij zich door zijn stralen verblind voelt. Deze blinde liefde roept bij Julia echter meteen een ander beeld op, de nacht: ‘Kom, plechtige nacht, in somber zwart gehuld. Geef mij mijn Romeo; en als hij sterft, versnipper hem in duizend sterretjes.’ Volgens Kristeva toont deze ‘versplinterde en omgebrachte zonnemetafoor’ het onbewuste verlangen van Julia om Romeo’s lichaam in stukken te snijden. Zo is de haat zelfs in haar meest hartstochtelijke liefdesmijmeringen aanwezig.
Sterker nog, haat vormt de basis van de liefde tussen Romeo en Julia. Niet voor niets zegt Julia na de eerste ontmoeting met haar toekomstige minnaar: ‘Mijn een’ge min sprong uit mijn een’ge haat’. Kristeva is van mening dat Shakespeare’s stuk primair de boodschap uitdraagt dat haat in het hart van de liefde zetelt. Dit komt overeen met een uitspraak van haar inspirator Sigmund Freud, de beroemde grondlegger van de psychoanalyse. Freud stelt dat haat ten op zichte van de ander een meer oorspronkelijk gevoel is dan liefde, simpelweg omdat de ander zich buiten jezelf bevindt en daardoor ‘een vreemde’ is. Dankzij de januskop van de liefde is de relatie tussen Shakespeare’s helden hoe dan ook tot mislukking gedoemd.
Korte verbintenis
Wat voor Romeo en Julia geldt, gaat volgens Kristeva op voor alle liefdesgeschiedenissen. In het begin van een relatie overheersen verliefdheid en harmonie, maar de haat heeft het laatste woord. Het probleem is dat de ander zowel positieve als negatieve gevoelens oproept. Enerzijds zorgt die voor geborgenheid, anderzijds voor het verlies van het ik. Je past je in de liefde aan aan het beeld dat de ander van je heeft.
Hoe langer een huwelijk standhoudt, hoe sterker de haatgevoelens van beide partners worden. Een korte verbintenis, zoals die tussen Romeo en Julia, is dus het beste voor de liefde. Of, zoals broeder Lorenzo opmerkt: ‘De langste trouw is niet de beste trouw, wie jonggehuwd sterft heeft geen grond tot rouw.’