Home Wereldklassiekers: H.P. Lovecraft

Wereldklassiekers: H.P. Lovecraft

Door Sebastien Valkenberg op 23 juni 2009

06-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Onder onze vertrouwde werkelijkheid schuilt de horror, laat Howard Phillips Lovecraft zien in zijn verhalen. Mede dankzij bewonderaar Michel Houellebecq wint de lange tijd vrij onbekende schrijver aan faam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het is een Babel van lawaai en smerigheid waaruit vreemde kreten opstijgen in antwoord op het geklots van olieachtige golven tegen zijn gore pieren en de monsterlijke orgellitanieën van de scheepstoeters.’ Je zou denken dat hier zo ongeveer de hel wordt beschreven. Het gaat echter over New York. Aan het woord is Thomas F. Malone, de hoofdpersoon van ‘De verschrikking in Red Hooke’, een van de griezelverhalen van Howard Phillips Lovecraft (1890-1937).
Bij het grote publiek is de Amerikaanse auteur tamelijk onbekend. Lange tijd gold hij als een Geheimtip; kenners weten hem te waarderen. Tot zijn meest hartstochtelijke liefhebbers behoort de Franse schrijver Michel Houellebecq, die een omvangrijk essay over Lovecraft schreef. Terugblikkend beschouwt hij dat essay ‘als een soort van eerste roman’.
Wie was Lovecraft? En vanwaar zijn enorme afkeer van de grote stad? Zijn biografie geeft een eerste aanknopingspunt. In 1925 verbleef hij voor langere tijd in New York, waar hij weinig gelukkig was. De literaire productie wilde niet vlotten. Zijn huwelijk liep er op de klippen. Bovendien kunnen we ons serieus afvragen of de onderneming niet tot mislukken gedoemd was – Lovecrafts bijnaam luidde ‘de kluizenaar van Providence’, naar de stad waar hij ter wereld kwam en stierf.
Toch doen we zijn houding tegenover het hectische stadsleven tekort door die louter te verklaren vanuit privéomstandigheden. Zo genoot het wereldbeeld dat eraan ten grondslag ligt een behoorlijke populariteit onder zijn tijdgenoten. De Industriële Revolutie maakte in de tweede helft van de negentiende eeuw steeds meer mensen steeds welvarender. Deze economische emancipatie kon echter niet op ieders instemming rekenen. Verschillende cultuurfilosofen luidden de noodklok. In plaats van vooruitgang zagen zij steeds vollere en viezere steden, de uitholling van traditionele instituties, de opkomst van massamedia als radio en film. Gestaag ontstond de massamaatschappij.

Decadente industrialisering
De kritiek op deze ontwikkeling bereikte haar hoogtepunt tijdens het Interbellum. De Spaanse cultuurfilosoof José Ortega y Gasset sprak van ‘de opstand der horden’ in zijn gelijknamige bestseller. De Duitse filosoof en historicus Oswald Spengler stelde dat de westerse beschaving ten onder ging. Spenglers Der Untergang des Abendlandes lezen was een aha-erlebnis voor Lovecraft. Spengler toonde wetenschappelijk iets aan waarvan hijzelf al langer overtuigd was, schreef hij aan een collega – namelijk dat de voortschrijdende industrialisering een teken is van decadentie. Leefde hij maar in de achttiende eeuw, toen de Verenigde Staten nog onder Brits bewind vielen. Om zijn anglofilie kracht bij te zetten, gebruikte Lovecraft Engelse spellingsvarianten. Verder liet hij zijn haar zo kort mogelijk knippen: dat hadden de achttiende-eeuwse pruikendragers immers ook gedaan.
Het zou een vergissing zijn Lovecraft als een poseur te beschouwen. Zijn preoccupatie met voorbije tijdperken en verloren beschavingen was oprecht en vormt een belangrijk motief in zijn werk. Ze komt expliciet aan bod in zijn op Spengler geïnspireerde ‘At the Mountains of Madness’. Daarin stuit de geoloog William Dyer tijdens een expeditie naar Antarctica op immense ruïnes, verborgen achter grotere bergketens dan de Himalaya. Hij vindt eeuwenoude levensvormen, kortweg aangeduid als ‘the Elder Things’. Wandschilderingen vertellen de geschiedenis van deze beschaving: die zou aan de wieg van het leven hebben gestaan. Gaandeweg is ze echter in verval geraakt, zoals de chaotische en primitieve hiërogliefen op de muren laten zien.
Van Spengler leende Lovecraft de gedachte dat de geschiedenis zich voltrekt volgens cyclische patronen. Daarmee zette hij zich af tegen de dominante traditie van de Verlichting, die geschiedenis beschouwt als een opgaande lijn. Nu hadden vroegere denkers, zoals Giordano Bruno, iets dergelijks al betoogd. Maar niemand die deze visie zo gedetailleerd en systematisch uitwerkte als Oswald Spengler.
Na de opkomst volgt onherroepelijk de ondergang. Dat gold voor vroegere beschavingen als de Babylonische, maar ook voor de westerse, door Spengler het Avondland genoemd. Het gaat erom de tekenen van verval op tijd te herkennen. Daarom legt hij een catalogus van symptomen aan. Eén daarvan is een wijdverbreid rationalisme, dat zich manifesteert via wetenschap en de techniek.
Volgens Spengler leidt zo’n rotsvast vertrouwen in de rede tot hoogmoed. We denken dat we alles naar onze hand kunnen zetten; de wil accepteert geen begrenzing meer. De drukke metropool, een motief in het werk van Lovecraft en van Spengler, stond symbool voor deze onstilbare honger naar meer, hoger en beter.
Door deze drang naar controle hebben we echter een blinde vlek ontwikkeld: we zijn niet meer in staat het onbeheersbare te herkennen. We kunnen ons niet eens meer voorstellen dat er zoiets bestaat, aldus Spengler. Zo verging het ook ‘the Elder Things’: ze konden hun ontwikkelingspeil alleen behouden door steeds meer bronnen te verbruiken. Ook hadden ze te laat in de gaten dat ze met zogeheten Shoggoths een monster hebben gebaard. Aanvankelijk fungeerden deze wezens , die ze zelf hadden geschapen, als hun slaven. Maar de Shoggoths evolueerden verder en keerden zich tegen hun meesters. Wat aanvankelijk aan de leiband liep, transformeerde in een ongeleid projectiel met een eigen dynamiek. Met fatale gevolgen voor ‘the Elder Things’.

Oceaan van onwetendheid
Zo’n schema ligt ten grondslag aan veel verhalen van Lovecraft: de kennis die we via de wetenschap hebben vergaard, is in werkelijkheid maar een klein eilandje in een oceaan van onwetendheid. ‘Het leven is een afgrijselijke zaak’, luidt het ergens, ‘en vanuit de achtergrond, buiten de grenzen van ons weten, dringen demonisch glimpen van waarheid door, die het soms nog duizendmaal zo afgrijselijk maken.’
Lovecrafts oeuvre lijkt bedoeld om zulke unheimische glimpen zichtbaar te maken. Telkens zoomt hij in op de naderende desintegratie van de vertrouwde orde, op die ene ontdekking die aankondigt dat die in duizend stukken uiteen zal vallen. Anders dan Spengler, die duidelijk benoemde hoe we de culturele rot kunnen herkennen, maakt Lovecraft zelden expliciet wat de realiteit aan het wankelen brengt. Dat maakt Lovecrafts verhalen des te griezeliger. Als personages getuige zijn van deze dreiging van buitenaf, verliezen ze soms hun verstand, zoals in At the Mountains of Madness, en vrijwel altijd hun spraak. Voor de lezer blijft het gissen naar wat ze hebben gezien.

Michel Houellebecq, H.P. Lovecraft – Tegen de wereld, tegen het leven (1988) –‘Onverzoenlijke haat tegen de wereld in het algemeen, met daarbovenop een bijzondere afkeer van de moderne wereld. Ziedaar een goede samenvatting van Lovecrafts grondhouding.’

W.F. Hermans, ‘De mythe, tegen beter weten in’ (1979) – ‘Zoals Nietzsche de mythe van de supermens en de eeuwige terugkeer aller dingen verzon, zo verzon ook Lovecraft een mythologie. Maar Lovecraft was geen filosoof, hoe rijk zijn brieven ook aan filosofische bespiegelingen zijn. Hij presenteerde zijn mythologie als niets anders dan als mythe.’