De dagen waarin ik als jonge literatuurwetenschapper mijn afstudeerscriptie schreef, behoren tot de gelukkigste van mijn leven. Iedere ochtend zat ik om klokslag acht uur in de leeszaal van de bibliotheek van de Nijmeegse letterenfaculteit. Ingekaderd in een efficiënt, zelfopgelegd tijdsregime beklom ik in gedachten de Toverberg, en belandde in een magische wereld.
Terwijl ik las, schreef en dacht over de kostelijke roman van Thomas Mann (1875-1955) vlogen de uren voorbij. Dat de klok ondertussen gewoon had doorgetikt, realiseerde ik me vaak pas op het moment dat de bibliothecaresse vermanend met haar sleutels begon te rammelen.
Zulke ervaringen kennen we allemaal. Het is het gevoel van ‘in de flow zijn’, waarbij het lijkt alsof je aan de tijd ontstegen bent. Het sterkst ervaren we dat wanneer we dromen, of na het gebruik van bepaalde stimulerende middelen, maar ook in onze alledaagse beleving maken we het mee, wanneer we in gedachten verzonken zijn, naar muziek luisteren of opgaan in een taak. Of, over een iets langere tijdsspanne: wanneer we op vakantie zijn, een tijdje in het buitenland verblijven, verliefd of juist intens bedroefd zijn. De tijd staat tussen haakjes, we ‘hoeven even niet op de klok te letten’, ‘laten de tijd de tijd’ terwijl we denken, lezen, schrijven, genieten of treuren.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Beleefdheidsbezoek
Hans Castorp, de hoofdpersoon van De Toverberg, heeft wanneer hij afreist naar de Zwitserse bergen helemaal niet de intentie om de dagelijkse lasten van zich af te schudden en de tijd naar zijn hand te zetten. Hij brengt slechts een beleefdheidsbezoek aan zijn neef Joachim, die in sanatorium Berghof te midden van andere longpatiënten zijn dagen slijt. De bedoeling is om gauw weer terug te keren in de schoot van zijn hardwerkende en welvarende burgerlijke familie.
Op de Toverberg belandt hij in een wereld die vreemd voor hem is. Was hij thuis, in het ‘laagland’, gewend te werken voor de kost en zijn leven in te richten volgens de wetten van plicht en arbeid – hier is alles anders. Hier staat het leven in het teken van ziekte en dood: er is geen haast, beslommeringen van alledag worden onbelangrijk, omgangsvormen zijn losser, mensen houden zich bezig met kunst en muziek, en lijken zich nauwelijks zorgen te maken om wat er ‘beneden’ gebeurt.
Aanvankelijk is Hans Castorp geërgerd door de decadentie en de zedeloosheid, maar algauw raakt ook hij betoverd. Het duizelt hem, en het eerste wat hem in de steek laat is zijn besef van tijd. Wat hij ziet en meemaakt, maakt zo’n indruk dat hij op zeker moment verbaasd constateert: ‘God, ben ik hier pas één dag? Ik heb net zo’n gevoel, alsof ik al lang – al heel lang bij jullie hier boven ben.’ De lezer heeft dan al meer dan honderd bladzijden gelezen. Even later wordt er een plekje op Hans Castorps longen ontdekt en daarmee is zijn lot bezegeld: zeven jaar zal hij op de Toverberg blijven.
Vrije jaren
Het zijn zeven vrije en vormende jaren. Het is alsof het lot, in de roman sprekend door de mond van de verteller, een groot gedachte-experiment met Castorp uitvoert. Eenmaal vrijgesteld van de verantwoordelijkheden van thuis ontwikkelt hij een grote nieuwsgierigheid en een honger naar kennis en nieuwe ervaringen. Hij leert over het verband tussen ziekte en genialiteit, hij raakt gefascineerd door de Chaldeeërs, die als eersten de eeuwige bewegingen van de sterren in kaart brachten, en hij proeft van de verboden vrucht van de liefde.
Thomas Manns meesterhand werkt op vele niveaus, maar verraadt zich bovenal door de reeks memorabele personages die zich, elk vanuit hun eigen belang, ontfermen over Castorps vorming. Zo zijn daar de filosofen Settembrini en Naphta, zeg maar de Susan Neiman en John Gray van de Toverberg: de een een Europees Verlichtingsdenker, de ander een nihilist wiens ideeën nog het meest weg hebben van die van Arthur Schopenhauer. Zij discussiëren op leven en dood over grote thema’s als de vrije wil, de democratie en het christelijk geloof, terwijl ze en passant proberen Castorp voor zich te winnen.
De exotische Clawdia Chauchat is, met haar ‘Kirgiezen-ogen’ en de ‘tegen het gezond verstand indruisende verleidelijkheid’ van haar armen, het voorwerp van Castorps erotische fantasieën. In het prachtige hoofdstuk ‘Walpurgisnacht’ lezen we hoe hij tijdens de vastenavond – die op de Toverberg valt op de 29e februari, ‘een buiten de kalender vallende avond’ – volkomen zijn hoofd verliest: raaskallend en op handen en voeten verklaart hij haar, in het Frans, zijn liefde. In ruil ontvangt hij, op haar kamer, de röntgenfoto van haar zieke lichaam.
Madame Chauchat verlaat de Toverberg, maar komt later terug, aan de hand van de Hollander Mijnheer Peeperkorn. Hij is geen intellectueel, maar een man met uitstraling, wiens wartaal een welkom tegenwicht biedt voor het verbale geweld van Castorps filosofische leermeesters. Wanneer Peeperkorn sprak ‘had hij niets gezegd; maar zijn hoofd wekte zo’n onmiskenbaar veelzeggende indruk, zijn mimiek en gebarenspel was dermate beslist, imponerend en expressief geweest, dat iedereen, ook de luistervink Hans Castorp, meende iets van het hoogste belang vernomen te hebben of, in zoverre het achterwege blijven van concrete en afgeronde informatie tot hem of haar was doorgedrongen, zulks toch niet miste’. De Johan Cruijff van de Toverberg, eigenlijk.
Eenzame jaren
Wanneer Peeperkorn sterft, is het boek bijna uit. Castorp resten dan nog vier eenzame jaren op de Toverberg. Zijn besef van tijd raakt steeds verder vertroebeld en slaat uiteindelijk geheel om. Hij is nu een volledig geassimileerd Toverberg-bewoner geworden, en zijn aanvankelijke flow en opwinding hebben plaatsgemaakt voor sleur, monotonie en leegte. De met eeuwige sneeuw bedekte, bevroren wereld van de Toverberg wordt een wereld van stilstand, van verstarring en van de ‘ewige Wiederkehr des Gleichen’. Mann verwoordt dit, bij monde van zijn verteller, prachtig: ‘De tijd is actief, hij wordt geacht het een te brengen en het ander te leren: komt tijd, komt… wat eigenlijk? Verandering! Nu is niet toen, hier is niet daar, want er ligt in beide gevallen beweging tussen. Omdat echter de beweging waaraan de tijd wordt afgemeten een kringloop is, in zichzelf besloten, is het een beweging, een verandering, die haast evengoed met rust en stilstand betiteld zou kunnen worden; het toen herhaalt zich immers voortdurend in het nu, en het daar in het hier.’
Terwijl de tijd op de Toverberg tot stilstand lijkt te komen, ontstaat er onder de bewoners steeds meer agitatie. De spanning tussen Naphta en Settembrini loopt hoog op en escaleert. Langzaam dringen tot de bewoners berichten door uit het laagland. Er zijn spanningen, een oorlog kondigt zich aan.
Weinig boeken hebben de paradoxale ervaring van tijdloosheid, of van aan de tijd ontheven zijn, zo mooi en met zoveel filosofische diepgang weten te vangen als De Toverberg. Aan het noodlottige einde van het verhaal krijgt dit nog een extra dimensie wanneer de historische tijd gewelddadig de hermetische betovering verbreekt: met een donderslag breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Hans Castorp ontwaakt uit zijn zevenjarige slaap. Hij verlaat de Toverberg, een onzekere toekomst tegemoet.
De Toverberg
Thomas Mann
vert. Hans Driessen
De Arbeiderspers
928 blz.
€ 22,99