In de cabaretvoorstelling De mens en ik van Tim Fransen worden maar weinig filosofische denkers bij naam genoemd. Een van hen is Aleksandr Solzjenitsyn (1918-2008), de Russische schrijver die de Goelag overleefde. Hij stelde dat de scheidslijn tussen goed en kwaad dwars door het hart van ieder mens loopt. We zijn niet goed óf slecht, meende Solzjenitsyn, we hebben zowel het goede als het kwade diep in ons verankerd zitten, en daar moeten we ons toe zien te verhouden.
Tim Fransen (1988) is filosoof, psycholoog, schrijver en cabaretier. Hij schreef mee aan het satirische televisieprogramma Dit was het nieuws en maakte de goedbeluisterde podcast Beschaving: de nabeschouwing. Met zijn filosofische comedy-voorstellingen won hij verschillende cabaretprijzen.
Die gedachte is ook de rode draad in Fransens voorstelling De mens en ik. Hoewel we onszelf ‘homo sapiens’ (letterlijk: ‘de wijze mens’) noemen en ons gedragen alsof wij het middelpunt van het leven op aarde zijn, schiet de mens op heel veel vlakken tekort – we zijn meestal wijs noch consequent. Wel zijn we sterfelijk, gebrekkig en behoeftig. De mens heeft het coronavaccin uitgevonden, maar ook complottheorieën. De stoommachine, maar ook de dickpic en de kernbom.
Verhalenvertellers
‘Zo zie je maar: de mens is niet gemaakt voor morele perfectie,’ zegt Fransen in een café vlakbij zijn huis in Amsterdam-Zuid. ‘Wel zijn we fantastische verhalenvertellers. We zorgen ervoor dat we zelf goed uit de verf komen en wijzen de ander aan als degene die het fout heeft gedaan. En als we het kwaad eenmaal hebben aangewezen, lijkt het alsof wij daardoor automatisch aan de goede kant staan – maar in werkelijkheid is het nooit zo simpel.’
Als voorbeeld van een groot verhaal waarbij de grenslijn tussen goed en kwaad glashelder lijkt, noemt hij de Tweede Wereldoorlog. Hij begrijpt goed waarom in dat verhaal die grens zo evident lijkt: de nazi’s wáren ook kwaadaardig. ‘Maar wat betekent dat voor de rest van ons? De Amerikanen, die als heldhaftige overwinnaars uit de strijd kwamen, hadden destijds rassenwetten, die zelfs een inspiratiebron voor Hitler zijn geweest. En wij bezaten koloniën waarin we grote misdaden hebben begaan.’
Het zijn zware voorbeelden, maar in zijn voorstelling – die in de Volkskrant werd gewaardeerd met vijf sterren -, haalt Fransen ook genoeg lichte menselijke eigenaardigheden aan die onze worstelende status feilloos blootleggen, of onze misplaatste hoogmoed. Neem het feit dat we onszelf als enige soort boven het dierenrijk hebben geplaatst door onszelf ‘mens’ te noemen in plaats van ‘dier’ en door speciale dierenwinkels op te tuigen. En dat terwijl er beangstigend veel is waarin dieren beter zijn dan wij. Fransen: ‘Ik wil op een lichte, humoristische manier prikken in die vreemde morele zelfgenoegzaamheid, zonder dat het moralistisch wordt.’
‘De mens heeft de stoommachine uitgevonden, maar ook de dickpic en de kernbom’
In zijn show introduceert hij daarom de Dantari, een buitenaards volk dat planeet Aarde bezoekt. Ze hebben Fransen uitgekozen om op te treden als vertegenwoordiger van de mens en om de buitenaardse wezens rond te leiden. De vraag die ze Fransen stellen luidt: brengt de mens dit universum iets moreel goeds of alleen maar ellende?
De buitenaardse blik van de Dantari zorgt voor een perspectiefwisseling. De blik van buiten stelt ons in staat onze reflex van trots en neiging tot defensie te omzeilen, en te lachen om de gebrekkige manier waarop we de dingen aanpakken, analyseert Fransen. ‘Omdat we onszelf verbeelden door de ogen van buitenstaanders, zijn we genoodzaakt om een verhaal te vertellen over de gehele mensheid over een periode van duizenden jaren, inclusief de delen waar we steken hebben laten vallen.’ Grinnikend: ‘Geen mens kan nog aan de mens ontsnappen.’
De stuntelende mens
Het thema uit de voorstelling – de mens met al zijn eigenaardigheden en gebreken – is in zekere zin een praktische uitwerking van het essay dat Fransen in 2019 schreef ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie, waarvan het thema ‘Ik stuntel dus ik ben’ was. In Het leven als tragikomedie betoogt Fransen dat humor een alternatief perspectief biedt op ons onvermijdelijke falen. Een perspectief dat ons in staat stelt het tragische onder ogen te komen in plaats van een uitvlucht te zoeken in de vaak destructieve ontkenning ervan.
Volgens Fransen zijn onze tekortkomingen vrijwel altijd terug te voeren op lichamelijke, geestelijke en existentiële gebrekkigheden – onvolkomenheden die we allemaal met elkaar delen. Hij legt uit: ‘Als mens hebben we een kwetsbaar, sterfelijk lichaam, waarover we uiteindelijk geen controle hebben. Wat betreft onze geestelijke gebrekkigheden vind ik onze behoefte aan erkenning een van de mooiste – want een behoefte impliceert ook een gebrek, in de zin dat er iets ontbreekt. Die honger naar erkenning neemt soms lachwekkende proporties aan, ook bij mij.’
Fransen pauzeert even. ‘Laatst kwam er na de voorstelling in Veghel iemand naar me toe. “Je optreden bij Arjen Lubach laatst vond ik niet geweldig,” begon hij, “maar vanavond was ik aangenaam verrast.” Hij bedoelde het als compliment, maar ik kreeg gelijk een hekel aan de beste man en kon alleen maar denken: hoezo vond je mijn optreden bij Lubach niet goed? Het is een strijd die je nooit kunt winnen van jezelf. Dat is tragisch en komisch tegelijkertijd.’
Crisisgevoel
De eerste solovoorstelling van Fransen, Het failliet van de moderne tijd, leverde hem in 2016 de cabaretprijs Neerlands Hoop op. De voorstelling gaat over onze existentiële gebrekkigheid. ‘We hebben in de geschiedenis heel veel pogingen gedaan om antwoord te krijgen op de vraag: waarom is er lijden in de wereld? Daar hebben we allerlei antwoorden op geformuleerd, maar wat mij betreft geen overtuigende. En vreemd genoeg stemt dat hoopvol: we weten het allemaal écht niet, niemand heeft de waarheid in pacht. En dat betekent dat we in hetzelfde schuitje zitten.’
Fransen bouwde zijn eerste twee solovoorstellingen rond het gedachtegoed van twee grote filosofen: Friedrich Nietzsche en Immanuel Kant. In De mens en ik blijft hij opvallend dicht bij zichzelf, en stapt hij zelf als filosoof het podium op. Hij moest wel, want dit is zijn meest persoonlijke voorstelling tot nu toe, vertelt Fransen. Hij wilde zich daarom niet meer achter andere filosofen ‘verschuilen’.
Al ver voor de coronacrisis had Fransen het gevoel dat de wereld zich in een noodsituatie bevond. ‘Toen ik twintig was, zag ik de documentaire An Inconvenienth Truth en kreeg ik last van klimaatangst avant la lettre. Ik voelde boosheid en machteloosheid, maar wist niet goed hoe die te uiten. Dat maakte eenzaam, want ondertussen leek de rest zorgeloos zijn leven te leiden. Dus nam ik emotioneel een beetje afstand van de mensheid. Begin 2020 had ik eindelijk het gevoel: aha, nu komt mijn eigen crisisgevoel overeen met de sfeer in de rest van de wereld. Eindelijk was er een collectief gevoel van verantwoordelijkheid. Ik werd daar heel rustig van.’
Vrolijke pessimist
Dit blijkt het grote thema in het leven van Fransen: niet kopje onder gaan bij het besef van de gigantische uitdagingen die de mens over zichzelf heeft afgeroepen. Maar crisisgevoel of niet, het mensbeeld van Fransen voelt nergens zwaar aan. Hij noemt zichzelf niet voor niets een vrolijke pessimist. Ondanks het feit dat ‘alles misschien wel naar z’n grootje gaat’ wil hij de mate waarin hij zich inspant voor een betere wereld niet afhankelijk maken van het lot dat die wereld wel of niet treft.
De wetenschap van onze gebrekkigheid mag er dan ook nooit toe leiden dat we het opgeven of cynisch worden, vindt Fransen. Integendeel, met die kennis moeten we juist aan de slag, en een wereld bouwen. Hij verwijst daarbij naar de filosofie. ‘Wat mij betreft gaat filosofie over wijsheid. En wijsheid betekent: ons verhouden tot onze tekortkomingen. Daarin komt de filosofie overeen met humor. In feite is de lach ook een manier om ons te verhouden tot onze imperfecties, om ons ermee te verzoenen. Een perfecte artificiële intelligentie zou ik dus niet wijs willen noemen; die kan álles rationeel oplossen en gaat uit van een wetmatige, logische wereld. Maar wij mensen zullen door schade en schande wijs moeten worden, door te reflecteren op al die missers.’
Neem het advies om ergens een nachtje over te slapen. Fransen: ‘Dat heeft ooit iemand bedacht, omdat we weten dat ons brein niet altijd betrouwbaar functioneert.’ Ook op grotere schaal houden we daar rekening mee. Neem de democratische rechtsstaat, waarin bijvoorbeeld de vrije pers een fundamentele waarde is. ‘We zijn ons ervan bewust dat mensen, zeker mensen met macht, niet overal en in alle situaties geneigd zijn de waarheid te spreken. De vrije pers bestaat om dat te corrigeren, net zoals we een rechtssysteem hebben om de simpele reden dat we weten dat mensen niet automatisch het moreel juiste doen. Bepaalde waarden worden institutioneel gewaarborgd.’
Daarom betreurt Fransen het dat er een paar jaar geleden flink bezuinigd werd op ontwikkelingshulp, vanuit de gedachte dat mensen zelf kunnen bepalen aan welk goed doel ze geld geven. ‘Terwijl we weten, of zouden moeten weten, dat ons empathische morele kompas uiterst gebrekkig is, en de mate waarin we meeleven vaak helemaal niet overeenkomt met de ernst van de feiten,’ analyseert hij. ‘Van klimaatverandering of een oorlog ver van huis kun je je moeilijk een voorstelling maken. De bestrijding van kanker daarentegen staat al jaren op de eerste plaats als het goede doel waar Nederlanders het meeste geld aan geven. Waarom? Bijna iedereen heeft wel iemand in zijn omgeving die aan de ziekte is overleden, dus het is veel gemakkelijker om te begrijpen dat kanker erg is. Een goede ontwikkeling is de huidige beweging van het effectief altruïsme, die bekijkt waar en hoe we met beperkte middelen het meeste verschil kunnen maken.’
Wereldwijde grondwet
Op nationaal of Europees niveau vinden we het normaal dat er instituties zijn die ons beschermen tegen onze gebrekkigheden. Maar op wereldniveau zijn die er nauwelijks, terwijl de buitenaardse blik van de Dantari juist laat zien dat we die onvolkomenheden als gehele mensheid delen. Daarom pleit Fransen voor een wereldwijde grondwet, die op dezelfde manier middelen biedt om in te grijpen. Zeker nu blijkt dat we in staat zijn om onszelf als soort te vernietigen – zie de klimaatverandering, de ontwikkeling van kernwapens en de mogelijkheid om een synthetisch supervirus te maken.
‘Een belangrijke stap die we als mensheid moeten zetten, is wereldwijde instituties bouwen om onze gebrekkigheden te corrigeren en het leed dat ze veroorzaken eerlijker verdelen,’ besluit Fransen. ‘We zijn allemaal kwetsbaar en onvolkomen, en dat is prachtig. Het zorgt ervoor dat we de ander nodig hebben, en dat we ons kunnen verbinden en liefhebben. Wat mij betreft is dat de essentie van beschaving: het collectieve streven om de menselijke conditie te verzachten.’