Home Eten Spoedcursus: proeven
Eten

Spoedcursus: proeven

Door Ira Pronk en Thomas Velvis op 14 juli 2023

madeleine koekjes zoet proeven
beeld Willem van Santen
FM 07/08
07/08-2023 Filosofie magazine Lees het magazine
Vier denkers over proeven, eten en genieten.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

Kaas als feestmaal

Epicurus (341-270 v.Chr.)

proeven

De hedonist heeft een dubieuze reputatie. ‘Stel je genot centraal’ lijkt niet zo’n verstandige leus in een maatschappij waarin je eindeloos kunt consumeren. Soortgelijke kritiek klonk ook al in de klassieke Oudheid op de filosofie van Epicurus. Hedonisme zou leiden tot een verdorven leven en een vroege dood. Onterechte bezwaren, want volgens Epicurus betekent gericht zijn op plezier juist matigheid en terughoudendheid. 

Van genot op de korte termijn heb je op de lange termijn weinig plezier, meent Epicurus. Elke dag fastfood eten levert buikpijn en overgewicht op. Wie te veel bier drinkt krijgt een kater. En roken zorgt voor een vieze geur en een grote kans om ziek te worden. Veel beter is het volgens Epicurus om je verlangens te beteugelen, zodat je van weinig geniet. Hij leefde zelf op een dieet van water en brood, zodat elke toevoeging als een grote luxe voelde. 

De sleutel tot genot is tevredenheid. Als je met weinig tevreden bent, is een staat van genot snel bereikt. Maar ‘niets is toereikend voor degene voor wie het toereikende te weinig is’. Om zo goed mogelijk te kiezen tussen mogelijke genoegens moeten we volgens Epicurus ons verstand gebruiken. De hedonist maakt zijn keuzes door te berekenen hoeveel pijn en genot verschillende handelingen opleveren.

Wie op die manier te werk gaat zal ontdekken dat de zaken die we normaal gesproken nastreven vooral leed veroorzaken. Rijkdom en invloed gaan gepaard met angst en moeite, want je moet je best doen om ze te behouden. Als je een chef-kok in dienst hebt om voor je te koken, kun je bijna nooit meer ergens anders eten zonder dat het tegenvalt. Dat geldt niet voor de hedonist; die kan ook van kleine dingen genieten. Epicurus schrijft: ‘Stuur mij een kaas, zodat ik te allen tijde een feestmaal kan aanrichten.’

Een magische madeleine

Marcel Proust (1871-1922)

proeven

Het moment dat de kruimels van het cakeje zijn tong raken is magisch. Bij het proeven van een brokje madeleine in een slok thee, wordt Marcel, de hoofdpersoon uit de romancyclus Op zoek naar de verloren tijd, meegevoerd naar vroeger. Hij is terug bij zijn tante in Combray, het stadje waar hij de vakanties van zijn jeugd doorbracht, op de zondagmorgen waarop hij dezelfde smaak eens proefde. De herinnering breidt zich vervolgens uit als een olievlek: langzaam ontvouwt de hele stad zich tot in de kleinste details.

In deze beroemd geworden passage over de madeleine toont Proust de kracht van de onbewuste lichamelijke herinnering. De herinnering van Marcel Proust is geen vluchtige terugblik en beperkt zich niet tot flarden, zoals wanneer we bewust iets proberen terug te halen. Het hele verleden komt boven als een oprisping, vol gebeurtenissen, mensen en gesprekken. 

Opmerkelijk is dat deze indringende herinnering wordt opgewekt door een smaak. In de smaak, het gecombineerde zintuig van proeven en ruiken, worden herinneringen bewaard die bijzonder taai zijn, schrijft de filosoof Walter Benjamin. Hij was een groot bewonderaar van Proust. Volgens Benjamin is smaak de diepste laag van de herinnering. Hij vergelijkt het met vissen: ‘De reukzin, dat is het gewichtsgevoel van degene die in de zee van de temps perdu zijn netten uitgooit. En zijn zinnen zijn het spierenspel van het bovenzinnelijke lichaam; ze bevatten de hele onzegbare inspanning die nodig is om de vangst boven te halen.’

Benjamin en Proust delen een voorliefde voor metaforen. Ze kennen beiden het vermogen van metaforen om in een flits een verbinding te leggen die we rationeel nauwelijks kunnen begrijpen. Op ondoorgrondelijke wijze roept het een het ander op. Alleen op die manier valt het magische werk van de herinnering te doen: ophalen wat definitief voorbij is en smaken proeven die allang vervlogen zijn.

De wereld zonder zout en suiker

Clarice Lispector (1920-1977)

In de filosofische roman De passie volgens G.H. (1964) van Clarice Lispector besluit de kunstenares G.H. om de kamer van haar vertrokken dienstmeisje op te ruimen. Als daar een kakkerlak uit de garderobe kruipt, plet ze die en eet hem op.

De roman bestaat uit filosofische bespiegelingen op die ene gebeurtenis. G.H. voelt bij de eerste aanblik van de kakkerlak een intense walging, die dieper gaat dan een oppervlakkige afkeer van insecten; ze ziet in het beestje het gehele niet-menselijke leven weerspiegeld. De oeroude en alomtegenwoordige kakkerlak bestond al lang voor de mens over zijn bestaan kon nadenken. Oog in oog met het weerbarstige dier beseft G.H. tot haar schrik dat ook zij tot dat niet-menselijke leven behoort; zij is net zo goed levende materie. G.H. voelt dat ze door interactie met dit ‘onreine dier’ haar menselijkheid dreigt te verliezen.

Wanneer G.H. zich over haar eerste walging heen heeft gezet, neemt ze het insect in haar mond. Wat ze dan ervaart, raakt haar diep. ‘Het was alsof mijn verhemelte eerder verslaafd was geweest aan zout en suiker, mijn ziel aan vreugde en verdriet – en alsof ik nooit de eerste smaak had geproefd. En nu proefde ik de smaak van het niets.’ G.H. realiseert zich dat ze door haar rationele denken boven de wereld was verheven en er niet langer deel van uitmaakte. Maar wanneer ze het insect proeft, vermengt ze zich weer met de wereld. Ze legt haar menselijkheid af, en voelt zich daardoor niet onthand, maar bevrijd.

Proeven, toont Lispector, is een manier om jezelf met de wereld te vermengen en zo de wereld op een nieuwe manier tegemoet te treden. Ze schrijft: ‘Werkelijk zijn is immers jezelf iets dwingends beloven: je eigen onschuld en weer de smaak oppakken waarvan je je nooit bewust bent geweest: de smaak van het levende.’

Champagne als smaak van de vrijheid

Pierre Bourdieu (1930-2002)

Smaak had in de filosofie lange tijd weinig met smaak te maken. De verlichtingsdenker Immanuel Kant verbond smaak met kunst; het smaakoordeel is een oordeel dat het liefst met enige distantie tot het object wordt geveld. Op haast romantische wijze spreekt Kant over hoe smaak via de sensus communis mensen met elkaar verbindt.

De Franse socioloog Pierre Bourdieu noemt Kants theorie een typisch staaltje elitair denken. Kant ontkent het ‘vulgaire’ genot van eten ten bate van het verfijnde oordeel van de kunst. Maar kunst en cultuur zijn niet te begrijpen, schrijft Bourdieu, ‘tenzij de uitgewerkte smaak voor de meest verfijnde voorwerpen opnieuw wordt verbonden met de elementaire smaak voor de smaken van voedsel’.

Even tussendoor… Meer lezen over Bourdieu, Epicurus en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Bourdieu gaat voor zijn eigen theorie van smaak, die hij uiteenzet in zijn boek Distinction. A Social Critique of the Judgement of Taste (1979), empirisch te werk. Hij neemt een enquête af bij ruim 1200 mensen en noteert per beroepsgroep wat ze eten en wat ze lekker vinden. Ook noteert hij andere voorkeuren, zoals wat ze mooi en lelijk vinden. Op basis hiervan concludeert hij: smaak is niet universeel en verbindend, maar verdeelt juist. Smaak is een manier om jezelf van anderen te onderscheiden. Dat onderscheid wordt ingegeven door je maatschappelijke positie, door je klasse.

Zo onderscheidt Bourdieu de smaak van de noodzaak (van de arbeidersklasse) en de smaak van de vrijheid (van de bourgeoisie). De arbeidersklasse geeft de voorkeur aan voedsel dat voedzaam en vullend is. Het liefst zout en zoet. Denk aan pasta, aardappelen en energiedrank met kersensmaak. De bourgeoisie kiest juist voor verfijndere smaken om zich boven de lagere klasse te verheffen. Denk aan kaviaar, piepkleine amuses, champagne – voedingswaren waarbij de noodzaak van het eten ver te zoeken is.

Bourdieu legt zijn vinger op de zere plek. Want kunnen we wel zuiver beoordelen wat we lekker of vies vinden? Of wordt ons oordeel door onze omgeving ingegeven?