Johannes Derboven: ‘Wij leven in een cultuur waarin we hechte relaties aangaan met bepaalde dieren. We zien dat onze huisdieren over allerlei emoties beschikken, net als wij, en dat maakt het moeilijk om ze op te eten. Zulke mens-dierrelaties ontwikkelen zich binnen verschillende culturen op verschillende manieren. Zo kan het dat het eten van honden in de Lage Landen taboe is, maar bijvoorbeeld in China niet. En wij eten paardenvlees, wat op veel plekken in de wereld ondenkbaar is.
Omdat de grens tussen “eetbare” en “oneetbare” dieren geen rationele grond heeft, lijkt het misschien alsof de daaruit voortkomende taboes onterecht zijn. Maar er is geen rationele manier om taboes en de morele intuïties die eraan ten grondslag liggen te toetsen. Er zijn namelijk geen objectieve maatstaven voor wat goed of fout is, alleen biologisch en cultureel gevormde morele intuïties. Je kunt dus wel rationeel ervan overtuigd zijn dat het eten van katten en honden niet fout is, maar als het erop aankomt je eigen huisdier te eten, zullen veel mensen dat toch onmogelijk vinden.
Zelfs wanneer je weet dat een taboe rationeel ongegrond is, zullen bepaalde gebruiken van anderen verkeerd aanvoelen. Het is daarbij belangrijk om te beseffen dat mensen met andere taboes op eenzelfde manier gedreven worden door hun morele gevoelens. Je kunt voor jezelf bepalen dat je het niet eens bent met een taboe, maar je kunt niet op basis van rationele argumenten verdedigen dat de morele intuïties binnen de ene cultuur meer terecht zijn dan die binnen een andere.’
Johannes Derboven (1989) is filosoof en als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Antwerpen. In februari 2025 verscheen zijn boek Dierwaardigheid. Het morele aanvoelen als kompas (Ertsberg).