Home Spoedcursus: gesprek

Spoedcursus: gesprek

‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’, zo luidt het spreekwoord. Maar is dat wel zo? Vier spraakzame denkers over de waarde van het gesprek.

Door Thomas Velvis en Ira Pronk op 27 januari 2023

Hans-Georg Gadamer horizonversmelting gesprek beeld Pauline Cremer

‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’, zo luidt het spreekwoord. Maar is dat wel zo? Vier spraakzame denkers over de waarde van het gesprek.

02-2023 FM2 2023 cover praten
02-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Ga onwetend de dialoog in

Confucius (551-479 v. Chr.)

Confucius

Ik zou niet durven beweren dat ik een wijze ben,’ zei de grote Chinese wijsgeer Confucius. Misschien is dat de reden dat hij zijn ideeën nooit opgeschreven heeft. Zijn leerlingen dachten er anders over. Zij zetten zijn uitspraken op papier en bundelden ze in verschillende boeken, waarvan het bekendste De gesprekken heet. In plaats van het schrift gebruikte Confucius namelijk het gesprek om zijn inzichten te delen. Al pratend leerde hij zijn leerlingen hoe ze hoogstaande mensen kunnen worden.

Die aanpak hanteerde hij niet altijd al. Op jongere leeftijd probeerde Confucius zijn ideeën te verspreiden als adviseur van machthebbers in verschillende koninkrijkjes. Dat ging telkens mis, omdat de vorsten nooit voldeden aan zijn hoge eisen. Confucius vond dat de vorst de deugdzaamste persoon in het koninkrijk moest zijn, zodat alle onderdanen zijn voorbeeld konden volgen.

Toen zijn politieke carrière mislukte gooide Confucius het over een andere boeg. Hij verzamelde een groep leerlingen om zich heen om hun te leren wat deugdzaam handelen is. Daarvoor was hij constant met ze in gesprek. Als je in een concrete situatie deugdzaam wilt handelen, kun je namelijk nooit volstaan met het volgen van een regel. Volgens Confucius moet je telkens bepalen wat hier en nu het juiste is om te doen. Dat is een praktische vaardigheid die een leerling eindeloos moet oefenen, steeds om raad vragend bij zijn meester.

De gesprekken van Confucius hebben dan ook een duidelijke hiërarchie. De leerling is onwetend en de meester heeft het antwoord. En dat maakt deze gesprekken voor de leerling lang niet altijd tot een pretje. Confucius’ leerling Yan Yuan verzucht in De gesprekken: ‘Ik zou het willen opgeven, maar kan het niet. En als ik al het talent waarover ik beschik heb uitgeput, dan blijft er nog altijd iets zo ontzaglijk hoogs over dat, hoe graag ik het ook zou willen volgen, de middelen mij daartoe ontbreken.’

Blijf telkens doorvragen

Socrates (ca. 470-399 v. Chr.)

Socrates sidderaal

Als Socrates op de markt in Athene naar je toe liep, was het maken dat je wegkwam. Een gesprek met hem was geen gezellig babbeltje over het weer of de kinderen. ‘De horzel’ noemden de Atheners hem, vanwege de opdringerige manier waarop hij zijn gesprekspartners bestookte met vragen. Met die vragen wilde hij de overtuigingen van de ander testen op waarheid.

Als je een rechter was kon Socrates bijvoorbeeld op je afstappen om te vragen wat rechtvaardigheid precies is. Misschien antwoordde je dan: ‘Rechtvaardigheid is handelen volgens de wet.’ ‘Maar,’ zou Socrates vervolgens vragen, ‘hoe zit het dan met situaties waar de wet niets over zegt?’ Kritisch doorvragend dreef hij zijn gesprekspartner zo in een patstelling. Uiteindelijk kon je vaak niet anders dan toegeven dat je je ideeën eigenlijk niet kon onderbouwen.

Het gesprek was voor Socrates dus een methode om juiste van onjuiste overtuigingen te scheiden. Daarom noemde hij zichzelf ook wel een vroedvrouw: masserend en aanmoedigend brengt hij in mensen de waarheid naar boven. In de door zijn leerling Plato beschreven dialogen is bijna niemand te vinden die een gedachte voortbracht die Socrates de moeite waard vond om te behouden.

Dat leverde hem nog een andere bijnaam op: ‘de sidderrog’, naar de vis die zijn prooi verlamt en verdooft. Toen iemand die bijnaam voorstelde stemde Socrates in, op voorwaarde dat de mensen zouden begrijpen dat ‘de sidderrog anderen alleen verlamt omdat hij zelf verlamd is. (…) Het is niet zo dat ik andere mensen in de war breng, terwijl ik zelf de antwoorden ken. De waarheid is veeleer dat ik hen besmet met de radeloosheid die ik zelf voel.’ De gesprekken die Socrates voerde met zijn stadsgenoten waren dus geen ongelijke strijd tussen de meester die de antwoorden kent en de onwetende leerling, maar een gezamenlijke zoektocht.

Praat altijd met jezelf

Hannah Arendt (1906-1975)

spoedcursus gesprek Arendt

Adolf Eichmann is geen monster, maar een banale bureaucraat, oordeelde Hannah Arendt over het nazikopstuk dat verantwoordelijk was voor de deportatie van honderdduizenden Joden. Haar these van ‘de banaliteit van het kwaad’ werd wereldberoemd. Later heeft ze dezelfde conclusie ook anders verwoord: bij Eichmann was het stil vanbinnen.

Denken, stelde Arendt, is ‘de dialoog van ik met mijzelf’. Ieder mens kan volgens haar zichzelf tegenspreken, omdat hij of zij twee-in-een is: je leeft in een bepaalde verhouding tot jezelf. Het zelf is de enige persoon die je niet kunt verlaten, schrijft Arendt. Daarom kun je maar beter een goede band met jezelf onderhouden. De interne dialoog die plaatsvindt in ons denken vormt volgens Arendt de basis van het geweten. Aangezien je in het denken nooit werkelijk alleen bent, moet je getuigenis afleggen van je eigen werkelijkheid. Eichmann voerde die dialoog niet meer: hij had zijn geweten uitgeschakeld door niet langer de innerlijke wereld van het denken op te zoeken.

Even tussendoor… Meer lezen over filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

In een goed gesprek tussen ik en mijzelf, meende Arendt, zijn in gedachten ook anderen aanwezig. Arendt spreekt dan niet langer van denken, maar van oordelen: dat is ‘denken met een verruimde geest’. Daarbij verlaat je je eigen positie en ga je geestelijk op bezoek bij anderen. Mensen beschikken volgens Arendt over een sensus communis: ‘het zintuig dat ons een plaats geeft in de gemeenschappelijke wereld en zo deze wereld mogelijk maakt.’ Dat zintuig geeft ons voeling met de wereld en zorgt ervoor dat we ook als we alleen in gesprek zijn met onszelf, dat toch ook met anderen zijn.

Ook het gesprek met fysiek aanwezige anderen is voor Arendt van belang. In het beste geval wisselen we de dialoog met onszelf af met het gesprek met elkaar. Dit doen we door toe te treden tot de publieke ruimte. Die vergeleek ze met een grote tafel waaraan we allemaal regelmatig aanschuiven. Ze schrijft: ‘Het is immers het gezelschap met anderen dat mij uit de denkende dialoog terugroept en mij opnieuw één maakt.’

Laat de woorden ons versmelten

Hans-Georg Gadamer (1900-2002)

Gadamer

De mens is een betekeniswezen, meende de Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer. We verstaan betekenissen, en geven betekenissen te verstaan. Maar wat betekent dat nu eigenlijk, vroeg hij zich af. Met die vraag begaf hij zich in de hermeneutiek, de filosofische traditie waarin wordt nagedacht over betekenis. Het woord komt van de boodschapper van de Griekse goden, Hermes, die ook de god van de welbespraaktheid is. Maar zo goddelijk vond Gadamer onze uitwisselingen van betekenis niet.

Integendeel, betekenis wordt ons nooit op perfecte wijze aangereikt. Kijk maar naar hoe je een tekst leest en interpreteert. Stel, je leest de ­Metamorfosen. In een ideale wereld kun je je in de schrijver Ovidius verplaatsen en weet je exact wat hij met zijn verhalen heeft bedoeld. Maar dat gáát niet, dacht Gadamer. Je kunt je niet losmaken van wie je bent. Bovendien is het misleidend om te denken dat betekenis dan pas mogelijk is; betekenis kan niet op zichzelf bestaan, die is er altijd voor iemand.

De manier waarop we betekenis tot ons nemen heeft daarom altijd de vorm van een gesprek, concludeerde Gadamer. In een gesprek luister je weliswaar naar de ander, maar je cijfert jezelf niet weg. Je brengt altijd je verleden en je perspectief mee. Hij noemt dit je eigen ‘horizon’. Die omvat ‘alles wat vanaf een bepaald gezichtspunt kan worden gezien’. Door met iemand in gesprek te gaan ontstaat er een wisselwerking tussen jouw horizon en die van een ander. Je wordt je hierdoor bewust van je eigen perspectief en je eigen vooroordelen, maar er ontstaat ook begrip.

In een goed gesprek gebeurt er volgens Gadamer iets. Hij noemt dit een ‘horizonversmelting’. Er ontstaat iets nieuws door de samenkomst van jou en de ander. Hierdoor verander je zelf ook: van degene die je vóór het gesprek was in degene die je door het gesprek bent geworden. In een televisie-interview met filosoof Rüdiger Safranski vatte Gadamer zijn filosofie dan ook zo samen: ‘De ander zou weleens gelijk kunnen hebben.’