Home Twintig beste ideeën Schadebeginsel
Twintig beste ideeën Vrijheid

Schadebeginsel

Zo lang een ander er geen schade van ondervindt, mag ik doen en zeggen wat ik wil. Zo luidt het schadebeginsel van John Stuart Mill.

Door Sebastien Valkenberg op 10 juli 2012

schadebeginsel John Stuart Mill

Zo lang een ander er geen schade van ondervindt, mag ik doen en zeggen wat ik wil. Zo luidt het schadebeginsel van John Stuart Mill.

Cover van 07/08-2012
07/08-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Schadebeginsel

John Stuart Mill (1806-1873)
Met het schadebeginsel geeft Mill antwoord op de vraag wanneer iemands vrijheid mag worden ingeperkt.

Wat is het?
Definieert de grenzen van individuele vrijheid. Zo lang een ander er geen schade van ondervindt, mag ik doen en zeggen wat ik wil.

Wat doet het? 
Biedt ruimte aan afwijkende meningen en levensstijlen. Onwelgevalligheid is geen criterium om opvattingen te weren.

Formeel heeft iedereen het recht om zich in alle vrijheid uit te drukken, maar lang niet elke mening wordt evenzeer op prijs gesteld als de andere. In een samenleving zijn sommige opinies zo dominant dat ze kunnen leiden tot sociale druk – wat kan leiden tot wat we tegenwoordig politieke correctheid noemen. Deze druk kan zo groot worden dat mensen besluiten afwijkende meningen voortaan voor zich te houden. De Engelse filosoof John Stuart Mill schiet deze dissidenten te hulp met het schadebeginsel.

Elke week aan het denken worden gezet met de beste ideeën uit de geschiedenis van de filosofie? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Zijn filosofie
Met het schadebeginsel geeft Mill antwoord op de vraag wanneer iemands vrijheid mag worden ingeperkt. Overheden kunnen zich tiranniek opstellen, maar in het essay On Liberty (1859) is zijn primaire zorg de ‘tirannie van de meerderheid’. De massa kan haar opvattingen opleggen aan minderheden, maar slechts in enkele gevallen is deze eis tot conformisme op zijn plaats. Individuen mogen enkel een halt worden toegeroepen als ze mensen fysieke schade dreigen toe te brengen en de privésfeer blijft al helemaal buiten het bereik van de publieke opinie.

Historische achtergrond
Het nietige individu versus de maatschappelijke mores was een thematiek die Mill uit de praktijk kende. Hij onderhield vriendschappelijke betrekkingen met een getrouwde vrouw en dat kwam het tweetal op roddel en achterklap te staan. De puriteinse moraal die heerste in het Victoriaanse Engeland van weleer hield geen halt bij hun privé-leven. Deze episode heeft zonder meer Mills wantrouwen jegens het collectief gevoed.

Het probleem: Er is behoefte aan een duidelijk criterium dat vaststelt wanneer dissidenten zich antisociaal opstellen. Onvermijdelijk zullen hun tegendraadse opvattingen in strijd zijn met de sensus communis. De vraag is alleen wanneer dissidenten moeten zwichten voor de pressie die hiervan uitgaat. Dat iets weerstand oproept, is onvoldoende zwaarwegend. Onwelgevalligheid is nauwelijks bruikbaar als richtsnoer: te subjectief. Vrijwel geen enkele tegengeluid zal deze ballotage immers overleven.

De oplossing
Met het schadebeginsel levert Mill een principe dat werkbaarder is. Dissidenten verhouden zich vaak tot de samenleving als David tot Goliath. Logischerwijs moeten ze stevig in hun schoenen staan om bij hun afwijkende standpunt te blijven als de publieke opinie er schande van spreekt. Zolang ze niet oproepen tot geweld of inperking van andermans vrijheid, kunnen ze zich tenminste sterken aan de wetenschap dat ze hun dissonante opvatting rechtmatig verkondigen. Het schadebeginsel van John Stuart Mill verleent hen dit houvast.