Home De dood Rouwtherapeut Wendy Tollenaar: ‘Alle laatste keren zijn nieuw’
De dood

Rouwtherapeut Wendy Tollenaar: ‘Alle laatste keren zijn nieuw’

Door Djuna Spreksel op 28 januari 2025

Wendy Tollenaar praktisch filosoof rouwtherapeut verliestherapeut
beeld Jeremy Meek
Filosofie Magazine 2 2025 waarom doen we ons met liefde pijn
02-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
We gaan gedachten en gesprekken over de dood vaak uit de weg. Zonde, vindt praktisch filosoof en rouw- en verliestherapeut Wendy Tollenaar.

Het leven is een kort oponthoud tussen twee keer niets, zei filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) ooit. Niet bepaalt een vrolijke noot, maar wel karakteriserend voor de Duitse denker, die bekend staat als een pessimist. Althans, dat zou je op het eerste gezicht zeggen. Praktisch filosoof en rouw- en verliestherapeut Wendy Tollenaar (1973) denkt daar anders over. Zij put juist hoop uit de uitspraak van Schopenhauer. ‘Hij geeft toestemming om het leven niet al te groot te maken. Als je je het leven voorstelt als een kort oponthoud, dan word je vanzelf nederig in het aangezicht van de dood. Dat zou kunnen helpen om de controle rondom het sterven, die veel mensen proberen te behouden, een beetje los te laten.’

Ze vindt dat dood, verlies en rouw centralere thema’s in ons leven mogen zijn. Nu wordt de dood meestal pas een onderwerp wanneer mensen iemand verliezen, of vanwege ziekte of ouderdom. Dat is zonde, meent Tollenaar, omdat we allemaal ooit dat laatste stukje van het leven tegemoet gaan. Waarom zouden we het er dan niet vaker over hebben? Zelf is ze helemaal niet bang voor de dood. ‘Soms betrap ik mezelf weleens op de gedachte dat ik eigenlijk wel benieuwd ben naar wat me te wachten staat. Als de dood je lichaam binnensluipt, hoe voelt dat dan? Kriebelt de dood? Geboren worden vond ik ook niet eng. Ik kwam gewoon op aarde. En ik ga er ook weer een keertje vanaf.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

In haar werkende leven begeleidt Tollenaar mensen die te maken hebben met dood, verlies en rouw. Dat is vaak het verlies van een dierbare, maar het kan ook gaan over het verlies van een baan. Daarnaast staat ze mensen bij die weten dat ze gaan sterven en is ze uitvaartbegeleider. Voor haar boek Mijn eerste euthanasie. Verhalen van artsen tekende ze de ervaringen van artsen bij hun eerste euthanasie op. De vragen die in het boek voorbijkomen: Heb je de dood veroorzaakt, of heb je deze verzacht? Hoe is het om zo dicht bij de dood te zijn? Zit er schoonheid in lijden?

Stuk voor stuk filosofische vragen zonder definitieve antwoorden, vertelt Tollenaar, waar een achtergrond als praktisch filosoof bij helpt. Ze verwijst naar een gevleugelde uitspraak van de Griekse filosoof Socrates, die luidt: ‘Ik weet dat ik niets weet’. Hij vergelijkt de filosoof met een vroedvrouw: door vragen te stellen helpt hij ‘de waarheid’, als een kind, geboren te worden. Net als een echte bevalling is dat niet altijd een gemakkelijk proces. Als het opdiepen van kennis tot een goed einde komt, komen er volgens Socrates ware meningen, stellingen en theorieën ter wereld. ‘De filosoof als ­vroedvrouw, dat vind ik verbluffend mooi,’ zegt Tollenaar. Ook zij neemt, als ze iemand in een traject begeleidt, daarom een houding aan van niet-weten. ‘De kennis die er al in iemand zit, help ik een weg naar buiten te vinden. En een goede vraag roept altijd eerst nóg meer vragen op.’

Ze noemt een voorbeeld: onlangs klopte er een vrouw bij haar aan die zeven jaar geleden haar partner verloor, en daar weinig tot niet om gehuild had. Haar vraag luidde: is dat erg? ‘Die vraag is begrijpelijk, maar er liggen allerlei aannames aan ten grondslag,’ zegt Tollenaar. ‘Bijvoorbeeld dat rouwen betekent dat je huilt. Maar is dat wel zo? Mensen rouwen op allerlei verschillende manieren. Je kunt ook rouwen door iedere week het favoriete gerecht van je partner te maken. We gaan dan dus eerst uitzoeken of het wel klopt dat je altijd huilt als je rouwt.’

Stilstaan

Vaak zijn gevoelens en gedachten over de dood veelkleuriger dan mensen denken. Op dit moment begeleidt Tollenaar bijvoorbeeld een vrouw die in een ­euthanasietraject zit vanwege psychisch lijden. Onlangs werd haar verzoek goedgekeurd. ‘Toen heb ik haar gefeliciteerd,’ vertelt Tollenaar. ‘Maar naast de opluchting is er ook verdriet. Deze vrouw is zich bijvoorbeeld heel bewust van alle laatste keren. Ze loopt in de supermarkt, en weet: dit hoef ik niet meer te kopen, want dat heb ik niet meer nodig. Dat is een volstrekt nieuwe ervaring. Dan staan we samen stil bij wat het betekent om iets voor de laatste keer te doen.’

‘Alsof je een kind ter wereld brengt, maar dan andersom’

Wanneer Tollenaar na een overlijden als uitvaartbegeleider bij een gezin of groep van dierbaren thuiskomt, probeert ze samen met het gezelschap te vertragen. Als ze merkt dat mensen zich wel erg snel richten op de praktische kant van het afscheid, zoals de kist, de kaart of de sprekers, maakt ze een pas op de plaats. Ze vraagt mensen om eerst iets over de overledene te vertellen. Dat terugkijken is van groot belang, heeft ze ontdekt, omdat het verdriet daarmee een structuur krijgt. ‘Ik zie dan van alles veranderen in de houding: mensen krijgen een opener blik en gaan rechterop zitten. Ze voelen zich getroost. Vaak komen er dan ineens allemaal verhalen los.’

Soms betekent dat ook dat het juist even níet gaat over degene die is weggevallen. Want wie rouwt, is immers nooit alleen maar iemand die rouwt. Als Tollenaar bij een gezin komt waarvan de moeder zelf uit het leven is gestapt, vraagt ze de vader iets te vertellen. ‘Hij begon over zijn vrouw, en in een bijzin kwam hun wederzijdse liefde voor de natuur ter sprake. Het zou ­misschien volgens de verwachting zijn geweest als ik iets had gevraagd over haar liefde voor de natuur, maar in plaats ­daarvan vroeg ik hem: wat betekent natuur voor jóu? Toen kon hij voelen dat die liefde voor de natuur er ook nog was, naast al dat verdriet.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Klaar om te gaan

Zowel bij artsen die euthanasie verlenen als bij mensen die weten dat ze gaan overlijden, speelt eenzaamheid een rol, vertelt Tollenaar. Zowel iemand helpen te sterven als doodgaan doe je immers alleen. Voor artsen geldt dat zij op het moment van sterven een instrumentele rol vervullen, die zij als enige kunnen aannemen, terwijl ze ook een emotionele band hebben opgebouwd met de patiënt. Ze kunnen het verdriet van de familie niet op dezelfde manier delen, maar rouwen wel degelijk.

Een manier om daarmee om te gaan, is door je als arts bewust op je rol af te ­stemmen wanneer je de ruimte betreedt, zegt Tollenaar. Dat kan ook betekenen dat je eerst afscheid neemt, en je daarna alleen nog richt op de handeling. Zoals een arts het in haar boek beschrijft: ‘De eerste keer dat ik binnenkom, ben ik nog in contact. De tweede keer met de spullen voel ik mij een instrument. Niet in de negatieve zin van het woord. Ik ben een instrument, ik moet iets komen doen.’ In het geval van ­euthanasie is de aandacht meestal gericht op de autonomie van de patiënt. Maar met de autonomie van de arts moet ­evengoed rekening gehouden worden, meent Tollenaar. ‘De arts kan ook zeggen: dit gaat me te snel, er is meer tijd nodig. Omdat de familie nog niet klaar is om iemand los te laten, maar soms ook omdat de arts er nog niet aan toe is om de handeling uit te voeren.’

Een van de artsen in het boek van Tollenaar beschrijft het proces van euthanasie verlenen als een omgekeerde geboorte. ‘Het is bijna alsof je een kind ter wereld brengt,’ benoemt ze. ‘Maar dan andersom. Van ­halen naar brengen, zo omschreef een collega het ooit mooi. Op de ­daadwerkelijke bevalling kun je je eigenlijk niet voorbereiden, net zomin als op het moment van sterven.’

Als het leven een onderbreking is tussen twee keer niets, zoals Schopenhauer zegt, moeten we de twee uiteinden van die onderbreking – geboorte en sterven – dan niet wat meer op dezelfde manier beschouwen? Ja, zegt Tollenaar, niet alleen als het om ­euthanasie gaat, maar ook bij een natuurlijke dood. In de maatschappij is er veel aandacht voor euthanasie, ziet ze, terwijl het gros van de mensen een natuurlijke dood sterft. Als het eenmaal zover is, verwachten we veel controle en regie, terwijl we ons nauwelijks op het sterven ­voorbereiden zolang we nog gezond zijn.

‘Begrijp me goed: soms is het verdriet over het naderende afscheid zó groot, dat het allesoverheersend is,’ zegt Tollenaar. ‘Maar als de ruimte er is en je je kunt voorbereiden, maak dan een sterfteplan waarin je beschrijft hoe je graag zou willen gaan. Wat is daarvoor nodig? Durf zo’n sterfteplan, net als een geboorteplan, vervolgens ook weer terzijde te schuiven. De dood is niet maakbaar. Probeer het sterven te ondergaan, en wees ook een beetje nieuwsgierig naar wat er komen gaat.’

Mijn eerste euthanasie. Verhalen van artsen
Wendy Tollenaar
De Graaff
256 blz.
€ 25,99