Home Werk Richard Sennett wil het moeilijker maken
Mens en techniek Politiek Werk

Richard Sennett wil het moeilijker maken

Hoe complexer de wereld wordt, hoe meer behoefte we hebben aan simplificatie. Geef daar niet aan toe, waarschuwt socioloog Richard Sennett.

Door Elma Drayer op 15 februari 2011

Richard Sennett socioloog beeld Joost van den Broek

Hoe complexer de wereld wordt, hoe meer behoefte we hebben aan simplificatie. Geef daar niet aan toe, waarschuwt socioloog Richard Sennett.

Cover van 02-2011
02-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Ik ben gek op Rotterdam,’ zegt hij terwijl zijn blik omhoogklimt langs de glazen kantoortorens op het Weena. ‘De architectuur doet me denken aan het New York uit mijn jeugd. Niet cheap, maar met aandacht gedaan. Zo elegant!’

De Amerikaanse socioloog Richard Sennett komt vaak en graag in dit land. Zijn vrouw, de sociologe Saskia Sassen, is van Nederlandse origine, hij heeft hier vrienden (‘Zo jammer dat Job geen premier werd’), en hij kent ‘jullie universiteiten vanbinnen’. Op het moment van dit interview is hij als hoogleraar verbonden aan de London School of Economics en aan New York University. ‘Maar als ik binnenkort met emeritaat ga, kiezen we vermoedelijk voor Londen.’

Hij is overgevlogen om de Spinozalens in ontvangst te nemen, de tweejaarlijkse onderscheiding voor ‘een vermaard denker over ethiek en samenleving’. De jury roemde de laureaat omdat hij ‘hedendaagse thema’s als individualisering, gebrek aan oriëntatie en de machteloosheid van het moderne individu weet te vertalen in boeken die leesbaar zijn voor een groot publiek’. Vanwege de toekenning van de prijs verscheen de bundel De mens als werk in uitvoering. Daarin schrijft de Utrechtse filosoof Ido de Haan: ‘De kracht van Sennetts werk openbaarde zich in de afgelopen veertig jaar in een opmerkelijke combinatie van aandacht voor het sociologische detail en vermogen tot filosofische abstrahering.’ En: ‘Je zou terug moeten naar Montaigne om een denker te vinden die zijn eigen leven zozeer tot inzet maakt van zijn werk, en zijn eigen leven presenteert als sociologische en filosofische school.’

‘Facebook reduceert vriendschap tot zelfexpressie’

Richard Sennett, geboren op nieuwjaarsdag 1943 in Chicago, groeide op in een housing project voor achterstandsgezinnen. Zijn vader (die hij nooit heeft gekend) was vurig communist, zijn moeder maatschappelijk werkster. Sennett zelf leek aanvankelijk een carrière als cellist tegemoet te gaan, tot een handblessure daar een einde aan maakte. Min of meer noodgedwongen koos hij voor de wetenschap, en met groot succes. In de Angelsaksische wereld geldt Sennett als een van de scherpste en eigenzinnigste hedendaagse denkers.

Toch klinkt in Sennetts wetenschappelijke werk de cellist nog altijd mee. In zijn laatste boek De ambachtsman (The Craftsman, 2008) bijvoorbeeld neemt hij het op voor volharding, voor routine en traditie, voor de verbinding tussen hoofd en hand – in één woord: voor het ware vakmanschap. Sennett keert zich dan ook scherp tegen het onderscheid dat Hannah Arendt maakte tussen de animal laborans, de mens die als een lastdier zijn werk verricht, en de homo faber, de scheppende mens die samen met anderen iets groots opbouwt. Volgens Sennett – die zelf in de jaren zestig college liep bij Arendt – is haar tweedeling ‘geringschattend voor de praktijkgerichte mens’. Vakmanschap beschouwt hij als ‘een duurzame, basale menselijke drijfveer, het verlangen om werk goed uit te voeren omwille van het werk zelf’ – of het nu gaat om timmeren, cello spelen of wetenschap bedrijven.

Juist dat soort vakmanschap staat volgens hem onder druk, dankzij het hedendaagse evangelie van de flexibele werknemer. Iedereen wordt geacht vervangbaar te zijn, jouw taak kan ook best door een ander worden gedaan. En een leven lang in dienst blijven bij hetzelfde bedrijf komt zelden meer voor; loyaliteit aan één werkgever geldt als achterhaald. Zekerheid en stabiliteit, kortom, gaan door voor ouderwetse waarden, terwijl die volgens Sennett essentieel zijn voor het menselijk welbevinden, óók in de eenentwintigste eeuw.

Versimpelers

Een andere hedendaagse ontwikkeling waar hij veel belangstelling voor heeft is onze omgang met technologie en de invloed daarvan op ons denken en doen. In zijn dankrede bij de Spinozaprijs gebruikte hij in dat verband de fraaie term ‘brutal simplifiers’ – ‘grove versimpelers’ –, ontleend aan een passage uit de brieven van de Zwitserse kunsthistoricus Jacob Burckhardt (1818-1897). Die bedoelde daarmee dat naarmate de wereld complexer wordt, de behoefte aan simplificatie navenant toeneemt. Het opkomend nationalisme in de negentiende eeuw met zijn ‘simpele’ volk- en vaderlandsentimenten was volgens Burckhardt een reactie op de complexiteit die de snelle industriële ontwikkelingen met zich meebrachten.

‘Burckhardt zou in deze tijd,’ aldus Sennett in zijn dankwoord, ‘de sterke wij-tegen-zij-taal in rechtse Amerikaanse talkshows als “grof” bestempeld hebben. Als hij had kunnen surfen op het web zou hij bewijzen van brutal simplifiers hebben gevonden in de blogs van alle gezindten over de hele wereld. We zouden een ander van waarden doordrenkt woord kunnen gebruiken waarop Burckhardt doelt: de samenleving wordt primitiever naarmate mensen zichzelf meer zien in termen van vaste identiteiten.’

Technofiel

Daags na de uitreiking wil Sennett, op weg naar een symposium in Rotterdam, die analyse best toelichten. ‘In zeker opzicht,’ zegt hij, ‘was Burckhardt een conservatief. Hij geloofde dat technologische civilisatie mensen per definitie simplificeert. Mijn standpunt is dat technologie niet noodzakelijkerwijs dat effect hoeft te hebben. Ik ben geen antitechnologisch denker zoals Heidegger dat was. Technologie zie ik niet als iets slechts in zichzelf. Het gaat erom wat wij ermee dóén. De vraag is hoe we actiever betrokken kunnen raken bij de technologieën die we gebruiken.’

Sennett omschrijft zichzelf als ‘een echte technofiel’. ‘Ik ben gek op technologie, al ben ik er niet goed in. Mensen zijn daar vaak verbaasd over, want ik sta natuurlijk bekend als menswetenschapper. Tien jaar geleden heb ik zelfs overwogen om de sociologie er helemaal aan te geven. Ik heb een paar jaar gedoceerd aan het MIT, het Massachusetts Institute of Technology. Geweldig vond ik dat. Nu zie ik het als mijn taak om het een met het ander te verbinden.’

Volgens Sennett loopt technologische innovatie ‘altijd harder’ dan het menselijk vermogen om die vernieuwingen goed te gebruiken. ‘Mensen hebben van meet af aan werktuigen uitgevonden voordat ze wisten wat ze er precies mee moesten doen. Zie de twintigste-eeuwse benzineauto. Die heeft zeer destructieve gevolgen gehad. Heeft landschappen verwoest, onze steden verpest, put de natuurlijke hulpbronnen uit. Dat is van tevoren nooit bedacht.’

Sennett trekt de parallel met de communicatierevolutie waar we nu middenin zitten. ‘Daar zie je precies hetzelfde gebeuren. De gevolgen van ICT voor ons dagelijks leven, voor onze menselijke verhoudingen zijn enorm. De omgangsvormen, bijvoorbeeld, zijn veel grover geworden. De kwantiteit van de communicatie is gigantisch toegenomen, de kwaliteit in dezelfde mate verminderd. Een duidelijk voorbeeld vind ik Facebook. Wie daarop staat, laat aan anderen zien waarmee hij bezig is. Dat zie ik niet als volwaardige communicatie. Facebook reduceert vriendschap tot zelfexpressie. Mensen zijn niet met elkaar in gesprek – een van de wezenstrekken van vriendschappelijke omgang. Ze doen aan zelfetalering. Alle uitwisseling en interactie verdwijnen. E-mail is net zoiets. Naarmate de mailtjes elkaar opvolgen, worden ze steeds kortaffer. Een e-mail is onvergelijkbaar met de zorgvuldig gecomponeerde brief waarover je lang had nagedacht. De snelheid vervangt de diepgang.’

Is dat geen kwestie van tijd? Het duurt na de introductie van een technologie toch altijd even voordat er nieuwe regels ontstaan? Dat is nog maar de vraag, meent Sennett. ‘We hebben dat per slot van rekening de afgelopen decennia met de auto ook niet gedaan. We denken nog steeds nauwelijks na over de gevolgen van die uitvinding.’ Bovendien, zegt hij, heeft de huidige revolutie in de informatietechnologie verstrekkende invloed op de manier waarop wij werken. ‘Ondernemingen zijn ingrijpend veranderd, in die zin dat ze veel gemakkelijker controle kunnen uitoefenen over hun werknemers. Van seconde tot seconde kunnen ze via het computersysteem volgen wat je doet of laat. Medewerkers zijn daardoor veel meer gebonden, even afdwalen kan niet meer. Je krijgt meteen een commando op je scherm. Ik vind dat nogal wat.’

Maar begrijp hem niet verkeerd, zegt hij. Hij wil niet beweren dat we terug moeten naar het stenen tijdperk. ‘We moeten nieuwe technologieën niet afwijzen, als dat al zou kunnen. Ik zeg dat we er intelligenter mee moeten omgaan. Dat we moeten proberen er controle over te krijgen. Doen we dat niet, dan krijgen ze de controle over ons.’ Uiteindelijk gaat het volgens hem om de klassieke keuze tussen meester willen zijn of slaaf. ‘Ik overdrijf misschien, maar dat is wat ik wil zeggen: óf we worden goede vaklieden, óf we worden slaven. Als we passief blijven, komen we in de problemen.’

‘Een eersteklas ontwerper schept een open systeem’

De belangrijkste boosdoener is in Sennetts visie wat hij de ‘commercialisering’ noemt. ‘Technologen,’ zegt hij, ‘zijn erop gebrand om computers user friendly te maken. Eenvoudig te bedienen. Dat doen ze overigens met de beste bedoelingen. Zo’n ontwerper denkt dat de simpelste manier het prettigst is voor de gebruiker. Maar de gevolgen van die goede bedoelingen zijn heel dubieus. Want hoe simpeler een techniek is voor de gebruikers, des te makkelijker ze er de controle over kwijtraken.’

Neem de manier, zegt Sennett, waarop computerschermen zijn geordend. ‘Dat gaat dakpansgewijs. Het ene scherm zit verscholen achter het andere, en je kunt maar één scherm tegelijk bekijken. Uit onderzoek blijkt nu dat de jeugd zich niet meer lang op iets kan concentreren. Jongeren kunnen hun interesse hooguit één scherm lang vasthouden.’ Hij wijst langs zijn schedel. ‘Ik weet niet precies waar ze zitten, maar de hersendelen die gevoelig zijn voor langere verhalen krijgen te weinig stimulans. Die gebruikersvriendelijke dakpanconstructie blijkt dus in de praktijk een desastreus effect te hebben op het vermogen om lang geboeid te blijven.’ En dan te bedenken, zegt Sennett, dat het helemaal niet nodig was om beeldschermen zo te organiseren. ‘Je hebt ook schermen die continu scrollen, in een flow. Alleen, dat is niet gebeurd. Iemand bij Microsoft besloot dat dit gemakkelijker was. Die deed dat niet met opzet, waarschijnlijk gewoon uit onnozelheid. Inderdaad, een fraai voorbeeld van een brutal simplifier.’

Simpele systemen, zegt Sennett, kenmerken zich door één eigenschap: ze zijn gesloten. ‘Een eersteklas ontwerper schept een open systeem; een domme ontwerper doet het tegenovergestelde. Neem het besturingssysteem Linux. De onderliggende software is voor iedereen beschikbaar, iedereen mag die gebruiken en aanpassen. Bij Microsoft was deze software-kernel van meet af aan het intellectueel eigendom van het bedrijf, en niemand daarbuiten had er toegang toe.’ Er is technologische vooruitgang mogelijk, wil Sennett maar zeggen, waar iedereen aan kan bijdragen. Waar iedereen een creatieve bijdrage aan kan leveren.

Even tussendoor… Meer lezen over Richard Sennett en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

En wat nu? ‘Een deel van het antwoord is dat je meer te weten moet komen over de technieken die je gebruikt. En een ander deel is dat je nadenkt over hoeveel groei je wilt in een samenleving. Als je van mening bent dat vooruitgang een doel in zichzelf is, dat je moet uitbreiden tegen elke prijs, dan kan de kwaliteit van die groei enorm onder druk komen te staan. Ik zal u een praktisch voorbeeld geven. Vrienden van mij waren betrokken bij de stadsplanning in China, van steden als Sjanghai en Beijing. Ze ontwierpen in de tijd dat de eenkindpolitiek nog van kracht was: hoge torens met kleine appartementen. Nu ontdekken ze dat die wijken niet goed functioneren. Dat de huizen slecht passen bij de mensen die erin moeten wonen. Dat de ecologische gevolgen funest zijn. In retrospectief wensen ze dat ze destijds langzamer hadden gebouwd. Dat is een heel belangrijke ontdekking: dat je dingen organisch moet laten groeien. Je moet dus een incompleet systeem ontwerpen dat je kunt aanpassen aan veranderende omstandigheden.’

Brutal simplifiers zijn volgens Sennett eigenlijk altijd gevaarlijk – ook in politiek opzicht. ‘In Londen worden nu honderden verschillende talen gesproken. De verwachting is dat in 2040 een minderheid van de Britten het Engels als moedertaal zal hebben. Ik denk dat dat prima is, maar je moet je er wél toe verhouden. Als je het systeem gesloten houdt en je praat alleen nog met mensen zoals jijzelf, dan valt de samenleving uiteindelijk uit elkaar.’

Ook over het maatschappelijke klimaat dat hij in Nederland bespeurt maakt hij zich zorgen. Het stemt hem weinig gerust, zegt hij, dat het ‘religieus racisme’ van een partij als de PVV zoveel aanhang verwierf. ‘Denkt u,’ vraagt hij, ‘dat de antimoslimstemming blijvend zal zijn? Of is het een voorbijgaande fase?’ De socioloog schudt bedachtzaam het hoofd. ‘In mijn ogen is antimoslim net zoiets als antisemiet. Ook in de jaren dertig in Duitsland was antisemitisme iets van de lagere middenklasse. Het was de vaste overtuiging dat er een onzuivere aanwezigheid bestond in de samenleving. En dat de elite samenzwoer met de Joden. Die neiging tot simplificatie zie ik nu hier.’  

De mens als werk in uitvoering

De mens als werk in uitvoering
Richard Sennett
Boom
95 blz.