Home Praktische filosofie ‘Maak tijd voor verstilling in de klas’
Onderwijs Praktische filosofie

‘Maak tijd voor verstilling in de klas’

Filosoof Joop Berding, onderwijsman in hart en nieren, wijst op het belang van verwondering en verinnerlijking in de klas.

Door Marc van Dijk op 23 december 2022

Joop Berding filosoof praktische filosofie onderwijs Cornelis Verhoeven Beeld Merlijn Doomernik

Filosoof Joop Berding, onderwijsman in hart en nieren, wijst op het belang van verwondering en verinnerlijking in de klas.

Filosofie Magazine FM1 2023
01-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Stel je voor,’ zegt de onderwijsfilosoof. ‘Je bent leraar op een basisschool en het is maandagochtend. Je hebt een goede les in je hoofd, methodisch heb je alles keurig dichtgetimmerd, je bent klaar om te beginnen. En dan vliegt een vogel zich dood tegen het raam. Weg voorbereiding. De hele klas is maar met één ding bezig: die vogel.’

Filosoof Joop Berding (1954) werkt op de grens van onderwijs en filosofie. Hij werkte als onderwijzer, was onderwijsambtenaar en leidde docenten op. En altijd waren er denkers als John Dewey, Hannah Arendt en Cornelis Verhoeven om hem te vergezellen en te inspireren. Een belangrijke vraag voor Berding is wat onderwijs wezenlijk van betekenis maakt. En daarvoor heb je volgens hem filosofie nodig.

Zoals in het geval van die vogel. ‘De onderwijskunde zegt eigenlijk weinig over zo’n situatie. Didactiek, onderwijskunde en onderwijspsychologie zijn nogal technisch van aard en kijken vaak naar de praktijk alsof die perfect te plannen is. Een stappenplan, les- en toetsingsvormen, leerdoelen. Zelfs de leeruitkomsten liggen vooraf vast. Terwijl je daar op zo’n moment niets aan hebt.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat zou een docent moeten doen in zo’n geval?
‘De vogel negeren is in elk geval geen optie. Er begint onmiddellijk een soort spel in het hoofd van de leraar. Er moet geïmproviseerd worden. Maar hoe dan ook zou het mooi zijn als er ruimte is voor verwondering over wat er net gebeurd is. Zonder het meteen om te zetten in een effectief lesje. Een gedeelde ervaring rond leven en dood is al waardevol als het moment volkomen intact wordt gelaten, als het er even mag zijn.’

En dan verlaten we de pedagogiek en belanden we in de filosofie?
‘Niet per se – er is geen scherpe grens te trekken tussen die twee. Zoals veel wetenschappen is de pedagogiek uit de filosofie geboren. De grote pedagogische romans werden geschreven door filosofen, zoals Émile van Rousseau. Eind achttiende, begin negentiende eeuw, toen het moderne schoolsysteem werd ontwikkeld, hielden filosofen als Kant en Herbart zich bezig met Bildung, vorming. En eigenlijk is de pedagogiek nog steeds een filosofische discipline.’

‘Er is geen scherpe grens te trekken tussen filosofie en pedagogiek’

Waar blijkt dat uit?
‘Elke onderwijssituatie draait uiteindelijk om het overbrengen van wat binnen een samenleving het meest waardevol wordt geacht. Dat omvat cultuurgoederen, theoretische en praktische kennis en vaardigheden. En dat alles in de hoop dat kinderen en jongeren zich daarmee kunnen ontwikkelen, dat ze iemand kunnen worden in de wereld. Pedagogiek zou niet alleen moeten gaan over de vraag: hoe breng ik deze stof over? Maar ook over de vraag: waarom vinden we dit onderwerp zo belangrijk? En vanuit welk mensbeeld werken we eigenlijk? Essentieel is om het verschil te blijven zien tussen Ausbildung (opleiding) en Bildung (vorming). Het eerste kan in programma’s worden gevangen, het tweede niet.’

Weerstand

Wat de onderwijsvorm ook is, er is volgens Berding één constante. Altijd heeft de leraar de overtuiging dat hij of zij iets belangrijks aanbiedt. ‘Iedere leraar hoopt dat leerlingen zich op een gegeven moment aan de inhoud verbinden die hij zelf belangrijk vindt. Dat de leerlingen die inhoud affirmeren, er “ja” tegen zeggen.’

Cornelis Verhoeven (1928-2001) noemt onderwijs in zijn Tractaat over het spieken uit 1980 dan ook – net als het leven als geheel – ‘een geschenk’. Hij schrijft: ‘De theoretische bevinding dat het leven uiterst onwaarschijnlijk is, hoeft niet vertaald te worden in de overtuiging dat het overbodig of onzinnig is. Zij betekent op de eerste plaats dat het van begin tot einde een geschenk is.’

Maar wat als een leerling niet op dat geschenk zit te wachten?
‘Ja, dat komt natuurlijk voor. Leerlingen kunnen – en zullen, in veel gevallen – de geboden inhoud afwijzen en dat kunnen ze op allerlei manieren laten merken. Ze kunnen woordelijk of zelfs lijfelijk protesteren – opstaan en weglopen. Of zich zo gaan gedragen dat ze weggestuurd worden.’

Dan sta je als leraar met lege handen.
‘Of niet. Het kan ook een heel interessant moment zijn. In de ogen van de Franse pedagoog Philippe Meirieu is weerstand de belangrijkste gebeurtenis in de relatie tussen leerling en leraar. En als je bedenkt dat Verhoeven onderwijs ziet als een zaak tussen een vakbekwame leraar en geïnteresseerde leerlingen is dat dus het belangrijkste moment van het hele onderwijs.’

Waarom?
‘Omdat hier in wezen een “ik” opstaat. Een subject dat zegt: nee, ik wil niet. Ik laat me niet in deze gelijkmakende mal gieten. Dat is een uitdagende vorm van subjectivering. Over het algemeen gebruik je die term voor het moment dat de leerling zich de stof werkelijk toe-eigent. Misschien zelfs een keer zegt: “Aha, dat is wie ik ben! Ik hou van wiskunde.” Dat kan natuurlijk niet bij elke les. Maar dit is wel het belangrijkste waar een docent naar kan zoeken. Subjectivering is identiteitsvormend.’

En die kan dus ook bestaan uit een afwijzing?
‘Ja, dat kan een belangrijk moment of fase zijn in het pedagogische proces. Daniel Pennac, een Franse romancier en leraar Frans, geeft hiervan een intrigerend voorbeeld. Een leerling zei tegen hem: “Het wordt toch niks.” Een impliciete afwijzing van de lessen, waarop Pennac de jongen vroeg om deze uitspraak op het bord te schrijven. Dat deed hij: “Het word toch niks.” In plaats van de jongen af te rekenen op de spelfout, ging Pennac er heel rustig op in: “‘Wordt’ is met ‘dt’, wil je dat even verbeteren?” Vervolgens stelde hij de jongen vragen als: “Wat bedoel je precies? Wil je alleen de les niet, of de hele taal niet?” Er kwam een gesprek op gang, dat in het teken stond van het verhelderen van gevoelens en bedoelingen.

‘Heel goed, al die lesdoelen. Maar mag de les ook bezinken?’

Dit is de uitdaging voor iedere leraar: om in die weerstand de geheel eigen subjectiviteit van die leerling te zien en daarmee te gaan werken. Enkel tegengas geven, door extra streng of bestraffend te worden, werkt alleen maar averechts. Er zonder meer in meegaan is ook geen optie, behalve wanneer het zo fijnzinnig kan als bij Pennac. Op een constructieve manier met die weerstand omgaan, bijvoorbeeld door erop te reflecteren, is een vorm van praktische filosofie: wat doe jij hier in die schoolbanken en hoe gaan we ervoor zorgen dat onze interactie beter en zinniger wordt?’

Klinkt als een onderhandelingsmodel.
‘Dat is niet waar ik op doel. De weerstand dient vrijwel altijd doorbroken te worden. Hoe je dat bereikt vergt de nodige inventiviteit. Misschien bereik je het ook wel niet, maar is de weerstand uiteindelijk toch van waarde.’

Kunt u een voorbeeld geven?
‘Toen ik mijn lerarenopleiding volgde – ik was pas zeventien en zat op de pedagogische academie – had ik een blokfluitleraar met wie ik het absoluut niet kon vinden. Hij was heel dwingend, deed precies voor hoe je moest staan en hoe je je instrument moest houden. Ik bakte er niks van. Ze hebben me over laten gaan zonder cijfer.

Ik voelde een enorme weerstand, tegen het instrument, tegen de dwang om het te bespelen. Maar in de zomervakantie na dat eerste jaar ben ik alsnog serieus gaan studeren en heb ik het geleerd. Dat lukte zo goed dat ik daarna zelfs muziek als specialisatie koos. Ik heb elf jaar muziekles gegeven op basisscholen, naast mijn “gewone” leraarschap dus. Ik denk dat Meirieu scherp ziet dat weerstand een cruciale factor is, die niet zomaar gelijkgesteld kan worden aan onwil, en dat weerstand groei niet uitsluit, maar juist mede mogelijk maakt.’

Verinnerlijking

De balans tussen opleiding en vorming (Ausbildung en Bildung) is volgens Berding in onze tijd danig verstoord. De nadruk op meetbaarheid en vaststaande doelen laat weinig ruimte voor vrije uitwisseling van ideeën tussen leraar en leerlingen, subjectificatie (persoonlijke verbinding met de inhoud), verinnerlijking. ‘Vorming heeft volgens Verhoeven geen programma en is altijd onvoorspelbaar. Maar voor die verinnerlijking moet wel enige aandacht en ruimte bestaan.’

De onrust van de technologie – die een aanslag vormt op ons concentratievermogen – helpt niet mee. ‘En dan dringen de schermen ook het klaslokaal binnen, er is een “platformisering” van onderwijs gaande. Precies zoals toen de televisie en de computer nieuw waren wordt de techniek enthousiast de scholen binnengehaald, terwijl er vaak nog niet goed is nagedacht over het doel daarvan. Dat is tijdens de pandemie in een stroomversnelling geraakt. Tegelijkertijd heeft iedereen meer dan ooit gemerkt dat er in onderwijs via een schermpje iets wezenlijks ontbreekt.’

In Frankrijk zijn mobiele telefoons op scholen verboden.
‘Hier zijn ook veel leraren die leerlingen hun telefoons aan het begin van de les in een grote zak laten doen. Ik beschrijf in mijn boek over onderwijs een lerares Frans die een meditatief moment in haar lessen inbouwt – stille observaties, stil werken en verwerken. Aan het eind van die les rennen de leerlingen naar hun mobieltjes, om te kijken wat ze gemist hebben. Dan zegt zij tegen hen: laat die les nou eerst even bezinken. Maar daar geven zij zichzelf geen tijd voor. Toch vormen die stille lessen waardevolle momenten in de resultaatgerichte, altijd doordraaiende onderwijsmachinerie.’

Is dat wat filosofie het onderwijs kan bieden?
‘Zeker. En dat is dus niet alleen een zaak van reflectie of theorie, maar ook van ervaring. De Amerikaanse filosoof en pedagoog John Dewey pionierde een eeuw geleden met activiteiten die wij nu volstrekt normaal vinden: een laboratorium voor proefjes op school, creatieve lessen, wereldoriëntatie, excursies naar de stad. De ervaring is essentieel bij het verwerven en internaliseren van kennis. Daarna gaat het om de reflectie op die ervaring: wat heb ik nu geleerd, wat betekent dit voor mij? Als die reflectie ontbreekt is het onderwijs een trein die almaar voortdendert. Filosofie kan ervoor zorgen dat naast de buitenwereld ook de binnenwereld meedoet. Introspectie en de vraag hoe jij je verhoudt tot de wereld, je innerlijke stem laten spreken – ja, je mag het soft vinden klinken. Ik denk dat het helemaal niet zo soft is. Zodra een leraar hier ruimte voor biedt, kunnen er spannende dingen gebeuren.’

Rondom Cornelis Verhoeven. Ruimte voor vertraging in filosofie en onderwijspraktijk
Joop Berding
Garant
176 blz.
€ 19,-