Home Maak geen plannen om de natuur te redden
Niet-westerse filosofie

Maak geen plannen om de natuur te redden

Sinoloog, antropoloog en taoïstisch meester Kristofer Schipper (1934-2021) had een taoïstische levenshouding, zonder vooropgezet plan, maar altijd met respect voor de natuur. ‘Water doet alle dingen goed zonder te wedijveren.’

Door Michel Dijkstra op 04 juni 2021

rivier boot bootje Azië beeld Shutterstock

Sinoloog, antropoloog en taoïstisch meester Kristofer Schipper (1934-2021) had een taoïstische levenshouding, zonder vooropgezet plan, maar altijd met respect voor de natuur. ‘Water doet alle dingen goed zonder te wedijveren.’

Cover van 06-2021
06-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

‘De Tao baart alle dingen, geeft ze rust en vrede, ondersteunt ze en beschermt ze. Hij geeft ze leven, maar beschikt niet over ze. Hij doet alles voor ze, maar vraagt geen erkenning. Hij is de hoogste, maar geen gebieder.’ Zo luidt hoofdstuk 51 uit de Daodejing, de basistekst van het taoïsme uit de klassieke Oudheid. Deze vertaling van de onlangs overleden sinoloog Kristofer Schipper toont een van de hoofdaders van de Chinese denktraditie: respectvol omgaan met alle dingen om je heen, eerst en vooral de natuur. Als je haar heel laat, beschadig je ook jezelf niet.

Het is niet overdreven om te stellen dat de taoïsten hoogstwaarschijnlijk de eerste ecologen uit de wereldgeschiedenis zijn. Op plekken in het landschap waar zich van oudsher taoïstische heiligdommen bevinden, bijvoorbeeld op berghellingen of in wouden, is de biodiversiteit groter dan op de omringende plekken. Het lijkt wel alsof de wijzen de natuur gedurende eeuwen met extra zorg hebben behandeld. Opvallend genoeg zette ook Schipper (1934-2021) zich voor het milieu in. Zo ijverde hij samen met zijn vrouw voor het behoud van de verzameling taoïstische natuur­heiligdommen in Centraal- en Zuid-China. Waar komt deze aandacht voor de natuur van de taoïsten vandaan?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De weg

Kernwoord uit hoofdstuk 51 van de Daodejing is ‘Tao’, dat letterlijk ‘de Weg’ betekent. Dit hoogste principe uit het taoïsme heeft tegelijkertijd een dynamisch en een alomvattend karakter. Tao is alomvattend omdat die de oorsprong vormt van alles wat is of, zoals de klassieke Chinezen het noemen, ‘de tienduizend dingen’. In deze formulering staat ‘tienduizend’ voor iets dat je onmogelijk kunt kwantificeren. Tao is bovendien dynamisch omdat je hem kunt omschrijven als de motor achter de onophoudelijke verandering van de werkelijkheid. Alles is constant in beweging.

Vanwege deze veranderlijkheid en alomtegenwoordigheid is de menselijke taal niet in staat om de Weg uitputtend te beschrijven. Als je iets zinnigs wilt zeggen over de oorsprong van alle dingen, inclusief jezelf, moet je je buiten het universum plaatsen, hetgeen evident onmogelijk is. Vandaar ook dat de beroemde eerste dichtregel van de Daodejing luidt: ‘De eeuwige Tao kan niet in woorden worden uitgedrukt.’ Verderop in het geschrift staan de volgende woorden over de Weg: ‘Je mag hem zien als de moeder van de kosmos. Nog weet ik niet zijn naam. Alleen een bijnaam, en die is: “Tao.” Verder kan ik niet beter doen dan hem “groot” noemen.’

De Weg heeft geen plan met de schepping

Hoewel Tao de oorsprong van alles is, kun je hem niet goed vergelijken met de christelijke God. De Weg heeft namelijk geen plan met de schepping of tienduizend dingen, maar brengt alles op spontane wijze voort: ‘Hij baart alle dingen, geeft ze rust en vrede, ondersteunt ze en beschermt ze.’ Dankzij deze onbaatzuchtige zorg wordt de Weg ook wel ‘een voedende moeder’ genoemd. Lao Zi of ‘Oude Meester’, de historisch gezien zeer schimmige schrijver van de Daodejing, noemt de ondersteuning voor alles en iedereen bovendien ‘de innerlijke kracht’, die je nog het best kunt vergelijken met water. Of, zoals hoofdstuk 8 van de basistekst in Schippers vertaling stelt: ‘Te zijn als water, dat is het allerbeste. Water doet alle dingen goed, zonder te wedijveren. De massa veracht zijn nederige plaats. Juist daarom is het dicht bij Tao.’

Ecologie

Deze watermetafoor benadrukt het verband tussen taoïstische filosofie en ecologie. Alle op het eerste gezicht abstracte bespiegelingen rondom de Weg zijn namelijk niet voor de studeerkamer bedoeld. Integendeel, de taoïsten nodigen je uit om hun inzichten in het alledaagse leven te belichamen. Zo wordt er over Tao gezegd dat die ‘alle dingen het leven geeft, maar niet over ze beschikt. Hij doet alles voor ze, maar vraagt geen erkenning.’ Deze manier van handelen wordt in het klassieke Chinees wuwei genoemd, letterlijk ‘niet-doen’. Op het eerste gezicht lijkt deze term te impliceren dat je een ultieme taoïst kunt zijn door de rest van je leven op bed te liggen. Maar schijn bedriegt. ‘Niet-doen’ slaat namelijk op ‘niet storend ingrijpen in de natuurlijke loop van omstandigheden’. Toegepast op ecologie houdt deze houding in dat wij onze wil niet aan de natuur opleggen. Zodra we ons niet meer aan de natuur opdringen, blijkt zij prima in staat om zichzelf te kunnen beheren.

Uit deze utopische gedachte van de taoïsten volgt dat wij ook geen plan moeten smeden om de natuur te redden. Een op het eerste gezicht bevreemdend idee, want doorgaans hoor je dat we ‘anders moeten gaan denken’ over het milieu. Juist deze bewustzijnsverandering krijgen we vaak niet voor elkaar.

De taoïsten roepen ons echter niet op om iets in onze denktrant te veranderen, maar juist om terug te keren naar onze oorspronkelijke verhouding tot de natuur. De Daodejing stelt dan ook: ‘Terugkeer is de beweging van Tao.’ Van nature zijn mens en milieu met elkaar in evenwicht. Het komt erop aan om terug te keren naar deze visie. Mochten wij hier allemaal in slagen, dan zouden we ook niet meer storend ingrijpen in de natuur. Frappant genoeg ontdekken we hierdoor ook onze hoogste vrijheid, namelijk ‘het vrij en blij zwerven met de tienduizend dingen’.

Zwerftochten

Vrijheid is ook hetgeen Kristofer Schippers leven ademde. Hij had geen vooropgezet plan om kenner van het taoïsme te worden, maar belandde tijdens intellectuele zwerftochten door Parijs in de collegebanken van de studie sinologie. Ook het buitengewoon tijdrovende werk aan zijn meesterproef, de Nederlandse vertaling van de klassieke geschriftenbundel Zhuangzi of ‘Meester Zhuang’ leek hij vanuit een grote ontspanning te verrichten. Op een even onnadrukkelijke als vasthoudende wijze zette hij zich in voor het milieu.

De Tao is niet bedoeld voor de studeerkamer

Schippers levenshouding doet denken aan Zhuang Zi zelf. In een van de verhalen uit het geschrift dat zijn naam draagt, komt een doorgewinterde rationeel denkende filosoof ter sprake, Hui Zi genaamd. Deze man heeft van zijn opdrachtgever een aantal kalebaspitten gekregen, die in rap tempo tot enorme siergroente uitgroeien. Als hij ze eenmaal geoogst heeft, kan Hui Zi echter niets met de kalebassen aanvangen. Je kunt er geen scheplepels van maken, omdat ze te groot zijn om ergens in te kunnen. Als opslagplaats voor water of andere vloeistoffen kun je de kalebassen ook niet gebruiken, want ze zijn te zwaar om op te tillen. Uiteindelijk hakt de filosoof zijn groente gefrustreerd in mootjes.

Zhuang Zi hoort dit verhaal van Hui Zi hoofdschuddend aan: ‘Nou, meester, je bent wel erg dom als het erom gaat grote dingen te gebruiken. Je hebt immers kalebassen van vijf ton: waarom heb je niet bedacht ze als grote drijfboeien te gebruiken en ermee over rivieren en zeeën te zwerven? Dat is beter dan je te beklagen dat ze als scheplepels te groot waren om ergens in te kunnen. Ik zie wel dat je hart nog vol lianen zit!’

Deze ‘lianen’ in Hui Zi’s hart symboliseren zijn instrumentalistische denktrant. Hij wil de reuzenkalebassen letterlijk en figuurlijk bijsnijden tot ze in zijn denkkader passen. Hiermee doet hij hun natuurlijke vorm geweld aan, hetgeen alleen maar tot frustratie leidt. Zhuang Zi schetst een tegenovergestelde weg. In plaats van de kalebassen in jouw doel-middelschema te persen, is het ook mogelijk om je af te stemmen op hun natuurlijke vorm. Iets wat groot en hol is, lijkt van nature geschikt om op het water te drijven. Vandaar dat de kalebassen uitstekend als drijfboeien of vlot geschikt zijn. Deze toepassing levert bovendien veel vreugde en ontspanning op: je kunt in vrijheid ronddobberen op grote wateroppervlakken en zo volkomen tot rust komen.

Deze toepassing van de kalebassen door Zhuang Zi is een voorbeeld van handelen vanuit wuwei. Door de vorm van de siergroenten heel te laten grijp je namelijk niet storend in. Sterker nog: je versterkt een functie van de kalebas die hij van nature al bezit. Wie zich toelegt op de taoïstische levenskunst, probeert elke situatie tegemoet te treden zoals de kale­bassen van Hui Zi. In plaats van je wil aan alles en iedereen om je heen op te leggen, is het ook mogelijk om je diepgaand met de situatie waarin je je bevindt te verbinden. Wat er dan gebeurt? Dat ontdekken we alleen door het te doen.

Wat voor de kalebassen uit de Zhuangzi geldt, gaat ook op voor de natuur als geheel. Wie weet is het mogelijk om haar niet in ons instrumentalistische denk­kader op te sluiten, maar vrij te laten. Een utopisch pad, dat wij als mensheid wellicht niet morgen of overmorgen bewandelen. Hoe het ook zij, Kristofer Schipper ging ons voor op die weg.

Kristofer Schipper
Kristofer Schipper (1934, Zweden) studeerde Chinees en Japans in Parijs en promoveerde in 1962 aan de Sorbonne op Han-keizer Wu. In 1968 werd hij als eerste westerse tao-meester gewijd op Taiwan en in 1970 werd hij hoogleraar Chinese religies aan de Sorbonne. Hij publiceerde in 1982 het baanbrekende Het taoïstische lichaam. Sociaal lichaam – fysiek lichaam over rituelen. Hij vertaalde hoofdwerken van Chinese religie in het Nederlands: Tao. De levende religie van China (1988), Zhuang Zi. De volledige geschriften (2007) en Confucius. De gesprekken (2014). In februari overleed hij.