Home Praktische filosofie ‘Kleuters kunnen prima filosoferen’
Filosoferen met kinderen Onderwijs Opvoeding Praktische filosofie

‘Kleuters kunnen prima filosoferen’

Om filosofie te beoefenen hoef je geen volwassene te zijn, weet kinderfilosoof Maaike Merckens-Bekkers. En het is ook nog eens goed voor kinderen.

Door Djuna Spreksel op 18 augustus 2023

Maaike Merckens-Bekkers kinderfilosoof filosoof filosoferen met kinderen beeld Tessa Posthuma de Boer

Om filosofie te beoefenen hoef je geen volwassene te zijn, weet kinderfilosoof Maaike Merckens-Bekkers. En het is ook nog eens goed voor kinderen.

FM9 FM 9 Filosofie Magazine intuïtie
09-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Als jongens het uitmaken met meisjes, blijven meisjes er lang mee rondlopen. Als een meisje het uitmaakt, denkt de jongen: nou helaas, en daarna zit-ie er niet meer mee. Meisjes zijn meer open.’

‘Vic, herken je jezelf daarin?’

‘Ja.’

‘O, is dat zo?’

‘Ja.’

‘Dus je zegt eigenlijk: jongens hebben geen gevoel en meisjes wel?’

‘Nou, jongens hebben wel gevoel, maar meisjes hebben meer gevoel.’

‘Is dat waar? Sammie?’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Jongens hebben wel gevoel, maar meisjes hebben meer gevoel, omdat ze er inderdaad langer mee zitten.’

‘En iets is dus een gevoel als je er lang mee zit?’

‘Ja, maar gevoel heeft ook meerdere betekenissen. Als jij iets tegen mij zegt op een negatieve manier, dan heb ik een ander gevoel dan als je iets zegt op een aardige manier.’

‘Wie wil daar eens op reageren?’

Het blijft even stil. En dan: ‘Als iemand bijvoorbeeld zegt: “Ik vind je stom”, dan komt het gevoel dat je pijn hebt. Maar als je bent gevallen, dan heb je ook pijn, maar het is een andere vorm.’

‘En wat is het verschil tussen die twee soorten?’

‘Als je pijn voelt door een val, doe je er meteen iets aan. Maar bij andere soorten pijn zit je er nog even mee. Bijvoorbeeld als iemand zegt: “Ik vind jou echt stom.” Dan denk je: waarom zegt-ie dat nou?’

‘Aha, dus nu geef je een voorbeeld van een direct gevoel en van een gevoel waar je langer mee zit. Net gaven jullie als onderscheid tussen jongens en meisjes dat meisjes langer met gevoel zitten dan jongens. Maar nu blijkt dat jongens ook langer met bepaalde gevoelens zitten. Juul, hoe zit dat? Kun jij het uitleggen?’

Aan het woord zijn Sammie, Vickie, Milan, Juul (alle vier tussen de 9 en 11 jaar oud) en kinderfilosoof Maaike Merckens-Bekkers (1961). In de podcast Filosoofje beantwoordt ze samen met kinderen in verschillende samenstellingen filosofische vragen. Die variëren van de vraag of er een verschil is tussen jongens en meisjes tot wat onzichtbaarheid eigenlijk is, en of de mens de baas is over de natuur of andersom. Wat deze laatste vraag betreft zijn de kinderen het er, na een verhitte discussie, grotendeels over eens: de natuur is ons de baas, want de natuur was er eerder dan de mens. ‘Wat een goede, logische onderbouwing voor het idee dat het ene de oorzaak kan zijn van het andere,’ complimenteert Merckens-Bekkers hen.

‘Je kunt van jong tot oud dezelfde vragen stellen’

Al ruim vijftien jaar filosofeert ze binnen- en buitenschools met kinderen in de basis- en middelbareschoolleeftijd. Daarnaast traint Merckens-Bekkers docenten om zelf filosofieonderwijs te geven. Na een carrière in het bankwezen besloot Merckens-Bekkers op haar tweeëndertigste om ontslag te nemen en filosofie te gaan studeren. Toen een van haar kinderen net naar school ging, vroeg de kleuterjuf haar om eens filosofische gesprekken te voeren met de klas. Kinderen kunnen toch helemaal niet filosoferen, was haar eerste reactie. Heidegger is immers nog veel te ingewikkeld voor ze.

Op een ochtend besloot Merckens‑Bekkers toch eens aan tafel te gaan zitten bij een groepje kleuters. ‘Ze hadden het over koeien. Dus ik vroeg: “Wat is een koe?” “Een koe is wit en heeft zwarte vlekken,” zei er eentje. Een ander riep: “Dat is niet waar. Ze zijn bruin en ze hebben vier poten.” “Maar wat nou als-ie drie poten heeft?” vroeg ik. “Is het dan geen koe meer?” De vraag wat nu eigenlijk een koe is werd ingewikkelder. Uiteindelijk concludeerden we dat ze nooit helemaal zeker kunnen weten of ze een koe zien of niet. Ik raakte ervan in de war: kan ik eigenlijk zelf wel met zekerheid beschrijven wat een koe is?’

Spelletje

Tijdens het filosoferen legt Merkens-Bekkers de verantwoordelijkheid bij de kinderen: zij voeren het gesprek met elkaar. Haar eigen rol beschouwt ze als die van iemand die verwarring zaait, problematiseert en af en toe een vraag stelt. Het valt Merckens-Bekkers op dat kinderen dit meestal niet gewend zijn. ‘Als ik ze een vraag stel, is de eerste reactie vaak: die vraag wordt me nooit gesteld. Of ze vragen aan mij wat het goede antwoord is. En dan zeg ik: “Dat weet ik ook niet, want het is een filosofische vraag. Er zijn geen foute antwoorden, zolang je je antwoord maar kunt uitleggen.”’

Wie met kinderen filosofeert, doet er volgens Merckens-Bekkers goed aan om zelf een houding van niet-weten aan te nemen en die houding ook vol te houden. ‘Zodra je zegt: “Eigenlijk weet ik wel hoe het zit”, is het klaar en kun je opnieuw beginnen. Dan raken kinderen het vertrouwen kwijt dat je ze serieus neemt.’

De gesprekken zijn niet altijd gemakkelijk en schuren soms behoorlijk. Merckens-Bekkers herinnert zich een klas waarin een jongen zich kwetsend uitliet over homoseksuelen. De aanwezige klassendocent veroordeelde zijn uitspraak direct, maar Merckens-Bekkers besloot die op het bord te schrijven en er met de hele klas over te filosoferen. Wat is er met deze uitspraak aan de hand? Welke voor- en tegenargumenten kun je aandragen? ‘Tussendoor ging ik steeds terug naar de jongen die de uitspraak had gedaan,’ vertelt ze. ‘Ik vroeg hem: “Denk je er nog steeds hetzelfde over? Waarom wel of niet?” Uiteindelijk ging hij er genuanceerder over denken. De kracht van het filosofische gesprek is dat het een oordeel uitstelt en dat elke uitspraak in principe onderzocht mag worden.’

‘Voor het wegvallen van onzekerheden zijn ouders banger dan kinderen’

In die zin is filosoferen met volwassenen niet anders dan met kinderen, zegt ze. Je kunt van jong tot oud dezelfde vragen stellen. ‘Ik heb het met kinderen niet over ingewikkelde concepten zoals de vrije wil. Maar de vragen die daarachter schuilgaan, kun je wel op een speelse manier met kinderen verkennen. Dan vraag ik: “Ben jij het nou eigenlijk die dit doet?” Kleuters hebben daar allerlei ideeën over.’

Hoe begin je een filosofisch gesprek? Meestal met een spelletje, zegt ­Merckens-Bekkers. Ze laat kinderen een zin op een briefje schrijven waarvan ze zeker weten dat die waar is. Kinderen delen vervolgens elkaars uitspraken op het bord in bij wel of niet waar. Wat eerst zeker waar lijkt, wordt ineens door anderen in twijfel getrokken, zegt ze. En dan zie je het gebeuren: langzaam verschuiven ideeën en verbreedt zich de horizon van wat mogelijk is in de wereld. ‘Dan valt er bij sommigen al een kwartje: het is moeilijk om iets te zeggen wat onbetwistbaar en altijd waar is. En dan leg ik ze uit: als je filosofeert, stel je vragen bij alles wat je voor waar houdt.’

Luisteren

Merckens-Bekkers ziet dat ouders nog weleens bang zijn voor de gevolgen van het wegvallen van zekerheden. Raakt hun kind nu niet volledig in de war? Ze heeft nooit ervaren dat kinderen daar zelf last van hebben. ‘Bovendien ís het leven nu eenmaal onzeker. Het is waardevol om kinderen eraan te laten wennen dat veel dingen niet zo zwart-wit zijn als ze denken.’

Twijfel en confrontatie met andere meningen helpen een kind daarnaast om zichzelf niet zo serieus te nemen, zegt Merckens-Bekkers. Door te filosoferen ontwikkelen kinderen hun empathisch vermogen, omdat ze zich in de zienswijze van anderen moeten verplaatsen. En – niet onbelangrijk – door kinderen te laten twijfelen raken ze vaak uiteindelijk juist meer overtuigd van hun eigen mening. ‘Door de confrontatie met andere perspectieven moeten ze nadenken over hun eigen standpunt. Zo’n standpunt verankert zich, want elke keer dat ze iets zeggen, moeten ze aangeven waarom ze dat vinden. Hun overtuigingen groeien – niet omdat hun ouders zeggen dat iets waar is, maar omdat ze het zelf hebben doordacht. En tegelijkertijd leren ze dat, hoe overtuigd je ook bent, je altijd van gedachten kunt veranderen.’

Tijdens het filosoferen worden kinderen getraind om in vragen te denken, zegt Merckens-Bekkers. Luister eens heel precies naar de ander, net alsof je nog helemaal niets weet, is haar opdracht. Ze vraagt de kinderen om voordat ze reageren in eigen woorden te herhalen wat hun voorganger heeft gezegd. Zo ontwikkelen kinderen hun luistervaardigheid en woordenschat, en indirect ook hun redeneervermogen, zegt Merckens-Bekkers. Daarnaast leren kinderen door stil te staan bij de vraag welk argument hen het meest overtuigt onderscheid te maken tussen goede en minder goede argumenten. En ze leren dat denken iets is wat je samen doet. ‘Je hebt anderen nodig om je eigen denkfouten te corrigeren.’

Navelstaarderij

Merckens-Bekkers ziet dat de animo voor filosofieonderwijs toeneemt. Wel signaleert ze dat vmbo-scholen achterblijven. Nog altijd leeft onder docenten en ouders de misvatting dat filosoferen moeilijk is en dat vmbo-scholieren het niet kunnen. Terwijl ze juist bij die kinderen en jongeren de meeste vooruitgang ziet, doordat ze al doende ontdekken dat het ze wél lukt. Dat geeft hun zelfvertrouwen een boost. ‘Soms is het de eerste keer dat er gevraagd wordt: “Wat vind jij er eigenlijk van? Neem rustig de tijd, je mag erover nadenken.”’ Filosoferen noemt ze dan ook ‘een oefening in geduld’. Merckens-Bekkers: ‘Ook kinderen die in de klas normaal stil zijn, krijgen de tijd om te verwoorden wat ze ergens van vinden, in plaats van dat ze automatisch kijken naar degene die altijd het eerste zijn of haar mond opentrekt.’

De onderwerpen die Merckens-Bekkers met kinderen bespreekt, zijn nu heel anders dan een tijd geleden. Neem de invloed van sociale media op je zelfbeeld of de opwarming van de aarde – het zijn actuele onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van kinderen, zegt ze. Een recente ontwikkeling die ze niet toejuicht is de neiging van ouders en docenten om te overpsychologiseren. ‘Zodra je een kind vraagt hoe iets voelt, stop je in feite met filosoferen. Het antwoord dat een kind dan geeft, kan namelijk niet ter discussie gesteld worden. Het is immers een gevoel. Ik probeer altijd zo veel mogelijk weg te blijven van emoties; emoties helpen niet bij helder denken.’

Een van de belangrijkste dingen is volgens Merckens-Bekkers de blik naar buiten. Een filosofisch gesprek met kinderen is geen navelstaarderij, benadrukt ze. ‘Het gaat niet om de vraag wie ze ten diepste zijn, maar om de vraag wie ze ten diepste zijn in deze wereld en in deze tijd. Niet alleen volwassenen, maar ook kinderen zijn daar op hun eigen manieren volop mee bezig.’

Maaike Merckens-Bekkers (1961) is kinderfilosoof. Met haar organisatie Wonderwhy stimuleert ze filosoferen met kinderen en jongeren. Daarnaast is ze vakcoördinator wetenschapsfilosofie aan de Universitaire Pabo van de Universiteit van Amsterdam. Samen met Sabine Wassenberg schreef ze Ik zag twee beren filosoferen (2014) en Ik zag twee apen wetenschapen (2015).