Home Rechtvaardigheid Is het tijd voor een limiet op rijkdom?
Rechtvaardigheid

Is het tijd voor een limiet op rijkdom?

Door Femke van Hout op 2 juni 2023

rijkdom auto sportwagen Bugatti Versace limitarisme
beeld Jacob Vizek/Unsplash
Filosofie Magazine FM6
06-2023 Filosofie magazine Lees het magazine
Het limitarisme stelt dat er een grens moet komen aan rijkdom. Is dat een goed idee, of getuigt het van economische naïviteit?

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

‘Mijn dochtertje eet in één minuut voor honderden euro’s aan kaviaar op.’ Multimiljonair Sasan Azimi staat breed glimlachend in zijn villa terwijl hij wordt geïnterviewd voor het tv-programma Dit is de kwestie (EO), over ongelijke verdeling van rijkdom in Nederland. Azimi is trots op zijn fortuin. Vroeger moest hij ‘sparen voor een blikje cola’, nu leven zijn kinderen in weelde dankzij zijn harde werk en slimme investeringen.

Geld maakt niet gelukkig, luidt een bekend spreekwoord. En toch doen veel mensen net als Azimi hun best om rijk te worden. Enkelen slagen daar uitzonderlijk goed in. Elon Musk, de eigenaar van Tesla, SpaceX en Twitter, is met zo’n 170 miljard dollar de op een na rijkste persoon op aarde. Boven hem staat sinds kort Louis Vuitton-eigenaar Bernard Arnault, wiens vermogen in april 2023 de grens van 200 miljard dollar overschreed. Het zijn bedragen waar de meeste mensen zich nauwelijks een voorstelling van kunnen maken, zegt Ingrid Robeyns, hoogleraar ethiek van instituties aan de Universiteit Utrecht. En, voegt ze eraan toe, het zijn immorele bedragen: niemand zou zoveel geld moeten kunnen bezitten.

Robeyns is de grondlegger van het limitarisme, een politiek-filosofische stroming die stelt dat er een limiet aan rijkdom moet worden gesteld. ‘Politieke gelijkheidstheorieën stellen vaak de vraag: wat is de minimale welvaartsgrens om een goed leven te kunnen leiden? Het limitarisme verschuift de focus naar de bovenkant en zegt: het is niet alleen belangrijk dat iedereen genoeg heeft, sommige mensen hebben simpelweg te veel.’

Consumptie

Sinds de Tweede Wereldoorlog is de wereldwijde ongelijkheid toegenomen. Begin dit jaar had de rijkste 1,2 procent van de wereldbevolking zo’n 47 procent van al het geld ter wereld in handen. In Nederland heeft een kleine groep miljonairs zo’n 28 keer meer vermogen dan alle andere niet-miljonairs in ons land bij elkaar. Tegelijkertijd groeit een op de negen Nederlandse kinderen op in armoede. Volgens Dick Timmer, politiek filosoof aan de Universiteit van Dortmund en gepromoveerd op het limitarisme, is die ongelijkheid een verspilling van geld. ‘De superrijken houden er een zeer klimaatbelastende consumptie op na,’ zegt hij. ‘Het geld dat ze eigenlijk niet nodig hebben voor een goed leven kunnen we beter besteden aan het redden van de planeet. Of aan de vervulling van onvervulde dringende behoeften, zoals onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.’

Extreme rijkdom leidt tot grove democratische ongelijkheid

Wanneer is iemand te rijk? Dat moet een morele beslissing zijn van de politieke gemeenschap, vindt zowel Robeyns als Timmer. Robeyns: ‘In 2018 voerde ik een onderzoek uit waaruit bleek dat een grote meerderheid van de Nederlanders vindt dat een gezin met een vermogen van 2,2 miljoen meer dan genoeg heeft. Maar dat is een descriptieve grens. Dat zegt nog niets over waar we als politieke gemeenschap moreel gezien de grens willen trekken. Dat gebeurt op basis van argumenten, zoals de negatieve gevolgen die extreme rijkdom heeft.’

Een van die negatieve gevolgen is grove democratische ongelijkheid, vervolgt Robeyns. ‘De Amerikaanse filosoof Thomas Christiano laat zien dat superrijke mensen hun financiële macht makkelijk kunnen omzetten in politieke macht. Denk aan het financieren van politieke campagnes, waardoor de belangen van de rijken sneller worden behartigd. Of denk aan multinationals als Shell en Unilever, die in 2018 dreigden Nederland te verlaten als de dividendbelasting niet zou worden afgeschaft. Het was een maatregel die in geen enkel verkiezingsprogramma had gestaan – hoe ondemocratisch wil je het hebben?’ Ook kunnen rijke mensen mediabedrijven opkopen of onderzoeken financieren om de publieke opinie te beïnvloeden. Robeyns: ‘Private financiële steun speelde een cruciale rol in de verspreiding van het neoliberale denken binnen universiteiten en vervolgens binnen de politiek. Theorieën over meer coöperatieve vormen van economie kunnen nog steeds op minder financiële steun rekenen.’

Het economische lot

Robeyns wordt dan wel de grondlegger van het limitarisme genoemd, het idee dat een extreme concentratie van welvaart kwalijk is, is niet nieuw binnen de filosofie, benadrukt ze. ‘Plato vond al dat de rijkste persoon in de polis niet meer dan vier keer zoveel mocht hebben als de armste persoon, omdat dat anders zou leiden tot politieke instabiliteit. En volgens Aristoteles is geld niet meer dan een middel om een goed leven te kunnen leiden. Geld mag geen doel op zich zijn; rijkdom nastreven is volgens Aristoteles dan ook immoreel en onnatuurlijk.’ Ook in het werk van Adam Smith, de grondlegger van het klassieke liberalisme, zijn pro-limitaristische argumenten te vinden. Smith vond dat rijkdom beperkt moest blijven tot een ‘redelijke hoeveelheid’. Wie zich te veel met geld bezighoudt, heeft volgens Smith geen ruimte meer om een deugdzaam leven te leiden.

Maar niet iedereen is gecharmeerd van het limitarisme. Volgens Bas Jacobs, hoogleraar economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, getuigt de stroming van een ‘grenzeloze economische naïviteit’. ‘Het is simpelweg onuitvoerbaar,’ licht hij toe. ‘Als je een rijkdomsgrens af wilt dwingen, moet je boven een bepaalde grens 100 procent gaan belasten. Je kunt er dan vergif op innemen dat mensen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat hun vermogen beneden die grens blijft. Ze zullen minder werken of minder ondernemen, waardoor bedrijven, banen en huizen verdwijnen. Of ze verplaatsen hun geld naar het buitenland, waardoor de overheid bijna al die belastinginkomsten misloopt.’

Even tussendoor… Meer lezen over economie, ethiek en rechtvaardigheid? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Volgens Jacobs gaat het limitarisme met zijn oproep tot meer gelijkheid paradoxaal genoeg in tegen het gelijkheidsprincipe van politiek filosoof John Rawls. ‘Volgens Rawls is ongelijkheid te rechtvaardigen zolang die ten goede komt aan het economische lot van de minstbedeelden. Maar het limitarisme zal ervoor zorgen dat juist zij hun baan kunnen kwijtraken of minder overheidssteun ontvangen. Als je de allerarmsten wilt helpen, kun je het best zoeken naar een belastingstructuur die de meeste opbrengsten genereert; dat betekent dat kapitaalinkomen voor zo’n 25 tot 35 procent kan worden belast. Je realiseert dan ideeën over rechtvaardigheid tegen de laagste maatschappelijke kosten.’

Het is inderdaad de vraag of het limitarisme zichzelf niet in de voet schiet als het pleit voor een belastingvoet van 100 procent, beaamt Robeyns. ‘Maar in tegenstelling tot wat Jacobs denkt is het limitarisme geen fiscale, maar een morele theorie. Het limitarisme stelt dat er vanuit moreel oogpunt een grens aan rijkdom moet komen. Hoe dat praktisch bereikt wordt hangt af van welke morele waarde je het meeste gewicht toekent. Als je politieke gelijkheid het belangrijkst vindt, wil je misschien een belastingvoet van 100 procent. Dat gaat niet per se tegen Rawls in; volgens Rawls moeten we niet alleen het economische lot, maar de “primaire goederen” voor de minstbedeelden verbeteren. Daaronder vallen niet alleen inkomen en welvaart, maar ook rechten zoals politieke gelijkheid. Maar als je de vervulling van dringende behoeften meer gewicht toekent, kun je misschien beter streven naar maximale belastingopbrengsten.’ Zo kunnen verschillende redenen voor het limitarisme leiden tot andere fiscale structuren.

Onverdiend

Een rijkdomsgrens kan volgens Robeyns niet alleen worden afgedwongen via de staat, maar ook via de politieke gemeenschap. ‘Eigenlijk wil je naar een sociaal ethos toe waarin extreme rijkdom niet langer geaccepteerd wordt. Rijke mensen moeten beseffen dat ze al dat geld onmogelijk zelf verdiend kunnen hebben; ze zouden er dus geen zeggenschap over moeten hebben en het terug moeten geven aan de samenleving.’

Als econoom vindt Jacobs het idee dat alle rijkdom per definitie onverdiend is niet juist. ‘Je zegt dan eigenlijk dat alle activiteiten waarmee dat geld verdiend is maatschappelijk waardeloos zijn. Het kan overigens zo zijn dat inkomen in economische zin onverdiend is, omdat het is vergaard zonder een economische inspanning te leveren zoals hard werk, innovatie of ondernemerschap. Of je hebt je inkomen vergaard door de marktmacht uit te buiten of het milieu te vervuilen. Dat zijn allemaal vormen van marktfalen. Maar het gaat te ver om aan te nemen dat alle rijken per definitie geen verdiend inkomen hebben.’

Een rijkdomsgrens is een inbreuk op de vrijheid van handelen

Timmer is daar niet zo zeker van. ‘Natuurlijk, veel rijken hebben hun geld gewoon verdiend volgens de regels van het economische systeem,’ zegt hij. ‘Maar we moeten ons daarnaast afvragen of die rijkdom ook moreel verdiend is. En dat betwijfel ik. Veel rijke mensen hebben een startkapitaal dankzij een erfenis waar ze zelf nooit iets voor hebben hoeven doen. Bovendien is geld verdienen aan vermogen makkelijker dan aan arbeid. Geld genereert geld, terwijl veel mensen die hard werken en veel waarde toevoegen aan de wereld – zoals schoonmakers, leraren, concertviolisten – niet genoeg beloond worden.’

Bovendien, benadrukt Timmer, vergeten we vaak dat de economische context waarin geld verdiend wordt is geschapen door andere mensen. ‘Iedereen die rijk wordt, wordt dat in aanzienlijke mate dankzij anderen. In hoeverre kun jij dan aanspraak maken op dat hele bedrag?’ Robeyns vult aan: ‘Stel dat een van die heel rijke mensen zou aanspoelen op een onbewoond eiland. Er is daar niets om op te bouwen, geen infrastructuur, geen wetenschap, geen technologie. Zou die persoon daar ook rijkdom vergaren? Natuurlijk niet.’

Vrijheid

Een van de grootste tekortkomingen van het limitarisme, vindt Jacobs, is dat het onliberaal is. ‘Het maakt een enorme inbreuk op de vrijheid van handelen als mensen niet langer zoveel mogen verdienen als ze willen of kunnen.’ Volgens Timmer heeft Jacobs het hier over wat de filosoof Isaiah Berlin negatieve vrijheid noemt: de afwezigheid van dwang. ‘Het limitarisme is inderdaad een beperking van die negatieve vrijheid. Maar positieve vrijheid – de vrijheid om het leven naar eigen inzicht in te richten – wordt er juist sterker van: je kunt het geld zo verdelen dat veel meer mensen hun leven kunnen vormgeven zoals zij dat willen.’

Niet alleen de vrijheid van de minderbedeelden, ook die van de rijken gaat er door het limitarisme op vooruit, beargumenteert filosoof Daniëlle Zwarthoed in het artikel ‘Autonomy-based reasons voor limitarianism’ (2018). Zwarthoed stelt dat meer geld bezitten kan betekenen dat je minder keuzes hebt. Rijke mensen, schrijft ze, zitten vaak vast in een statusrace die draait om grote villa’s, auto’s, boten, dure kleren. Hoe meer geld je hebt, hoe moeilijker het is om je van die manier van leven los te maken: je kunt je simpelweg niet meer voorstellen dat je ook een ander levenspad in kunt slaan. Bovendien, stelt Zwarthoed, brengt het consumptiepatroon van veel rijken het milieu en andere mensen ernstige schade toe. Volgens haar beschadig je je autonomie als je die constante schending van ecologische en sociale rechtvaardigheid voor jezelf gaat verantwoorden; je moet jezelf dan eigenlijk voor de gek houden.

Uiteindelijk, zegt Robeyns, draait het limitarisme om de ontwikkeling van een nieuw sociaal contract. ‘Ik denk dat we op zoek moeten naar een manier van leven waarin we onszelf niet langer alleen in neoliberale termen begrijpen, als consument, investeerder of klant. We moeten onszelf en elkaar weer gaan zien als burgers, en ons afvragen: in wat voor samenleving wil ik leven? Daar moet het limitarisme mijns inziens deel van uitmaken.’

Limitarisme

Limitarisme. Pleidooi tegen extreme rijkdom
Ingrid Robeyns
De Bezige Bij
384 blz.
€ 27,50