Wat is het ik?
Filosofie is makkelijker als je denkt

Een ander ik

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.

Stel je voor!

Wat als anderen geen anderen zijn? We beschikken weliswaar over spiegelneuronen, empathie en literatuur om ons in de ander te verplaatsen, toch kunnen we niet werkelijk in de hoofden van anderen kijken; we zien enkel de buitenkant. Hoe weten we dan zeker dat er in die andere mensen een ‘ik’ schuilt?

Instinctief gaan we ervan uit dat anderen net als wij gedachten en gevoelens hebben en de wereld op ongeveer dezelfde manier ervaren, maar dan vanuit hun eigen perspectief. Toch heb je er vast weleens over nagedacht dat we de gedachten van anderen niet werkelijk kunnen kennen. Misschien was het toen je een misverstand had met een vriend en je graag een ruzie had voorkomen door even in zijn hoofd te kijken. Zoals filosoof René Descartes (1596-1650) duidelijk maakt in zijn Meditaties, kennen we alleen onszelf rechtstreeks. Ik kan, in zijn terminologie, ‘mijn geestesoog’ alleen op mezelf richten.

In zijn tweede meditatie beschrijft Descartes dat hij twee figuren voorbij ziet lopen. Zijn het mensen of toch zielloze automatons, vraagt hij zich af. Hij kan het niet met zekerheid zeggen. Met deze beroemde passage introduceerde hij het gedachte-experiment dat nu bekendstaat als the problem of other minds. Dit probleem raakt aan de kern van het solipsisme – de filosofische overtuiging dat een persoon alleen zijn eigen geest kan kennen. Hoe complex iemands gedrag ook is, volgens het solipsisme bewijst gedrag op zichzelf genomen nooit dat er ook werkelijk een ‘ik’ in iemand schuilgaat.

Het beroemdste antwoord op dit probleem kwam van de Britse filosoof John Stuart Mill (1806-1873). Mensen lijken veel op elkaar, zegt hij. We spreken dezelfde taal, vertonen hetzelfde gedrag bij verdriet of blijdschap. Het is toch niet meer dan logisch om aan te nemen dat anderen voor zichzelf ook ikken zijn? Maar daarmee laat hij de deur op een kier staan, want helemaal zeker weten doen we het niet.

Echt?!

Veel filosofen hebben hun hoofd over dit gedachte-experiment gebroken. En een echt bevredigend antwoord is er nooit gekomen. Anderen verklaren het experiment onzinnig. Ook Ludwig Wittgenstein gaat er niet in mee. In Filosofische onderzoekingen schrijft hij: ‘Als men het gedrag van een levend wezen ziet, dan ziet men zijn ziel.’ Anders gezegd: de gedachte dat we de enige ‘ik’ zijn is zo absurd dat alleen een filosoof die kan verzinnen. Toch is het maar de vraag of dit probleem ook in de toekomst een abstracte denkoefening blijft. Nu robots en artificiële intelligentie steeds meer op mensen gaan lijken, dringt de vraag zich op: wanneer hebben zij eigenlijk een ‘ik’? En hoe weten we dat zeker?