Kun je denken dat je denkt zonder dat je denkt? Filosofie is moeilijker als je denkt in paradoxen. Door Barteld Kooi.
In het denken van Descartes wordt de twijfel doordacht (zie ook het gedachte-experiment hieronder). Je kunt aan alles twijfelen: aan je zintuigen, aan je lichaam, aan je overtuigingen, totdat je de bodem van de put bereikt en je zelfs gaat twijfelen aan je eigen bestaan. Daar concludeert Descartes echter uit ‘ik denk’ dus ‘ik besta’, omdat je er niet aan kunt twijfelen dat je denkt. Het denken biedt uiteindelijk een schild tegen radicaal scepticisme.
Er is ondertussen wel veel gesneuveld van je overtuigingen en dat is in de praktijk niet zo handig. Je zult een gulden middenweg moeten vinden tussen alles voor zoete koek aannemen en alles zodanig betwijfelen dat het je dagelijkse functioneren in de weg gaat staan. Maar zelfs als je die denkbalans gevonden hebt, lijkt het alsnog verstandig om bescheiden te zijn. Waarschijnlijk zit je er met je gedachten wel eens naast. Dat is onvermijdelijk.
Hierbij ligt echter een paradox op de loer: de zogeheten voorwoordparadox. Bij veel boeken staat in het voorwoord dat de auteur het zeer wel voor mogelijk houdt dat er een onwaarheid in het boek staat. Door die ene zin in het voorwoord toe te voegen, zit er sowieso een onwaarheid in het boek. Of er was er al één, óf er zit door het toevoegen van die zin in het voorwoord alsnog een onwaarheid in het boek – omdat er verder geen onwaarheden in staan.
Als je denkt ‘een van de zinnen die ik denk is onwaar’ dan kom je in een denkversie van de leugenaarsparadox terecht. De leugenaarsparadox draait om de zin ‘deze zin is onwaar’ en of je nu denkt dat die zin waar is of dat je denkt dat die zin onwaar is, je komt altijd op een tegenspraak uit. Dat is bij de voorwoordparadox niet anders. Die onschuldig lijkende en gepaste bescheidenheid van het denken leidt linea recta tot inconsistentie! Hoe kan dat? En hoe ontsnappen we aan deze paradox?
Nu zou het mooi zijn als je een oplossing voor de gewone leugenaarsparadox zou kunnen gebruiken om ook deze paradox op te lossen, maar dan kom je van een koude kermis thuis: er is na al die millennia nog steeds geen goede oplossing voor de leugenaarsparadox. Daarom stel ik voor om geen voorwoorden meer te schrijven. Ik sla bij het lezen van een boek het voorwoord meestal al over, en ik mis er eigenlijk niets door. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar bij het denken is bescheidenheid ongepast.