Home Tijd Kunnen we de toekomst kennen?
Tijd

Kunnen we de toekomst kennen?

Door Thomas Velvis op 16 juli 2024

Kunnen we de toekomst kennen?
Beeld 'Leaving the Opera in the Year 2000', gravure van Albert Robida uit 1882.
Cover van 08-2024
08-2024 Filosofie Magazine Lees het magazine
Is de toekomst echt ongewis of lijkt dat alleen zo als je erover gaat redeneren, vraagt Thomas Velvis zich af.

Een kip die elke dag gevoed en vertroeteld wordt, kan makkelijk gaan denken dat het altijd zo zal blijven. Onaangenaam is dan ook haar verrassing op kerstmorgen, als haar baasje haar de nek omdraait. ‘Verfijndere opvattingen over de uniformiteit van de natuur zouden nuttig zijn geweest voor de kip,’ aldus Bertrand Russell (1872-1970), de bedenker van dit voorbeeld. Maar we kunnen dan wel lachen om de onnozelheid van de kip, zegt de Britse filosoof en wiskundige, ook wij hebben verkeerde opvattingen over de regelmaat van de natuur. We zijn evenzeer geneigd om te denken dat wat in het verleden gebeurde zich ongewijzigd zal voortzetten in de toekomst.

In discussie met fatalisten en doemdenkers – gesprekken die zich meestal in mijn hoofd afspelen – vind ik de kip van Russell een prettig breekijzer. Ja, de ontlezing, de opmars van rechts-­populisme en de opwarming van de aarde lijken net zo onafwendbaar als de zonsopkomst. Maar er kan altijd iets onverwachts gebeuren. Er kan een geweldig nieuw boek uitkomen, een charismatische leider opstaan of een revolutionaire technologie worden uitgevonden. We zijn niet in een betere positie dan de kip van Russell om te bepalen of onze stellige verwachtingen kloppen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Het probleem met de toekomst is dat die er nog niet is

Het probleem met de toekomst is namelijk dat die er nog niet is. We hebben er geen ervaring mee. Het enige dat we kennen zijn ‘voorbije toekomsten’, zoals Russell ze noemt: tijden die ooit toekomst waren, maar op een gegeven moment het heden zijn geworden en nu achter ons liggen. Toekomstige toekomsten zijn van een geheel ander kaliber, want anders dan voorbije toekomsten liggen ze nog in de toekomst. Over de toekomst weten we dus niets zeker. En toch: als we een peuter zien die zich optrekt aan een tafel en met de handjes het tafelblad afzoekt, op weg naar een vol glas water, dan weten we met absolute zekerheid wat er de komende seconden gaat gebeuren. Is de toekomst echt ongewis of lijkt dat alleen zo als je erover gaat redeneren? Maakt het denken de kwestie niet moeilijker dan die is?

Opgetekend

Een van de mooiste verwoordingen van de verwarring die het gevolg is van denken over tijd, komt van filosoof en kerkvader Augustinus (354-430). ‘Wat is tijd?’ vraagt hij zich af in Belijdenissen. ‘Zolang niemand het me vraagt, weet ik het wel. Maar als ik op deze vraag antwoord moet geven, weet ik het niet meer.’ Anders dan sommige van zijn tijdgenoten (die op de vraag ‘Wat deed God voordat hij hemel en aarde maakte?’ antwoordden dat Hij bezig was de hel te scheppen voor mensen die dat soort vragen stellen) neemt Augustinus de paradoxen van de tijd serieus. Hoe kan het, vraagt hij zich af, dat sommige mensen toekomstige gebeurtenissen kunnen voorspellen? ‘Waar hebben ze die kunnen zien, als ze nog niet bestonden? Wat niet bestaat, kun je ook niet zien.’

De toekomst moet dus op een of andere manier bestaan, concludeert Augustinus. De vraag is alleen hoe. Daarvoor wendt hij zich tot de muziek. Wie een lied aanheft dat hij vanbuiten kent, heeft eerst het hele lied nog voor zich. Al zingend neemt het deel dat je gehad hebt toe, terwijl het aantal verzen dat je nog moet kleiner wordt. ‘Hoe verder ik kom, hoe kleiner de verwachting wordt en hoe groter de herinnering, tot het moment dat alles herinnering is.’ Zo is het volgens Augustinus ook met de tijd: terwijl het heden opschuift wordt de toekomst kleiner en het verleden groter. Alleen God kan het geheel overzien. In Gods ogen is de tijd als een psalm die in een liedboek staat opgetekend, voor hem ligt ‘alles open wat is geweest en wat nog rest aan tijden’.

Als hij tot dit inzicht is gekomen barst Augustinus los in lofzang, maar ik vraag me af of het idee van de tijd als een muziekstuk wel zo prettig is. Een muziekstuk – in elk geval de psalm waar Augustinus aan denkt – laat geen ruimte voor experimenten. De ene noot volgt op de andere, en wie niet de componist of de zanger is maar zich ergens ín de psalm ophoudt, zoals wij, heeft niets te kiezen. Omdat we beperkte kennis hebben lijkt de toekomst ongewis, maar dat is slechts een kwestie van perspectief: feitelijk is zij voorbeschikt.

Heil en hemel

Het idee van een toekomst die al vastligt is denk ik alleen draaglijk wanneer je zoals Augustinus erop vertrouwt dat de toekomst iets moois in het verschiet heeft, de belofte van heil en hemel aan het einde van de tijd. Om dezelfde reden is het lezen van een detective zo plezierig: je weet vanaf de eerste bladzijde dat de detective ondanks alle dwaalsporen de dader zal vinden. Het plot van de typische whodunnit is net zo onwrikbaar als de tijd bij Augustinus. Het begint met de moord op een Engelse Lord in zijn landhuis, dan volgt het onderzoek naar het lijk, de vondst van de voetsporen, de ondervraging van de schimmige stiefzoon, om ten slotte uit te komen bij de onthulling van de verrassende dader. Wie zoals ik detective na detective verslindt, doet dat om steeds opnieuw een boek lang in de prettige zekerheid te verkeren van een goed einde.

Het is niet erg als de tijd afgedraaid wordt als een langspeelplaat wanneer je weet dat het laatste nummer prachtig is. Maar het wordt benauwend als je reden hebt de toekomst te vrezen. De toeschouwers van de klassieke tragedie werden bevangen door angst wanneer ze zagen hoe de held van het toneelstuk zijn noodlot tegemoet ging. In zekere zin is de Griekse tragedie het omgekeerde van de whodunnit: er is niets verrassends aan, meestal vertelt het orakel aan het begin al wat het einde zal zijn. Maar de tragedie deelt met de detective het idee van de onvermijdelijkheid van de toekomst. Wat de held ook doet – zich deugdzaam gedragen, op de vlucht slaan, zich verbergen – uiteindelijk zullen de voorspellingen in vervulling gaan. Dat mensen toch graag naar opvoeringen van tragedies gaan, komt door wat er na het stuk gebeurt: de spelers gaan af en de opluchting giert door je lijf, omdat je beseft dat het allemaal slechts een spel was.

Militaire politie

De optimist voorziet een heilzame toekomst en de pessimist een tragische, maar eigenlijk hebben ze beiden een perspectief op tijd dat onmogelijk is. Ze bekijken de tijd van buitenaf, zoals je naar een boek of een toneelstuk kijkt. Maar al kun je over je leven nadenken als ware het een verhaal, je kunt het niet op die manier ervaren. We beleven de toekomst namelijk altijd vanuit het interne perspectief. Stel: je loopt het perron op waar het vaste boemeltje richting je werk vertrekt. Aan de andere kant zie je de internationale trein naar Berlijn klaarstaan om weg te rijden. Op dat moment ligt de toekomst open. Je weet niet zeker wat de toekomst zal brengen, maar je weet wel dat jouw keuze en jouw handeling er een beslissende invloed op hebben. ‘Er is geen lijn die ons is voorgetekend,’ schrijft de Zwitserse filosoof Peter Bieri (1944-2023) in Het handwerk van de vrijheid. We hebben juist ‘een speelruimte aan mogelijkheden’.

De toekomst is de mogelijkheid om te verlangen, te plannen en te doen

Bieri geeft een prachtig voorbeeld van de openheid van de toekomst die we ervaren als we handelen. Je bent op het station en zit op je koffer. Je hebt de afgelopen dagen eindeloos getwijfeld of je zal vertrekken uit je vaderland omdat je door je politieke overtuigingen gevaar loopt onder het nieuwe regime, maar ten slotte heb je een beslissing genomen. Dan verschijnt per toeval een oude vriend op het station, iemand die zich bij het verzet heeft aangesloten en daarmee zijn leven riskeert. Je raakt vervuld van schaamte, pakt je koffer en loopt het station uit, om daar bijna op te botsen tegen twee agenten van de militaire politie die langswandelen. ‘Een paar minuten later zit u in de trein. En ook nu weer bent u dankbaar voor de openheid van de toekomst.’

Onstuimig

Een open toekomst is niet ongewis. Ongewis is de toekomst van iemand die in een schuilkelder zit te wachten op het sein ‘veilig’ om te kijken wat er van zijn stad over is. Zo iemand is aan de toekomst overgeleverd. Maar dat is niet hoe we de toekomstige tijd normaal gesproken beleven. In de ervaring van alledag is de toekomst iets waarop we invloed uitoefenen door te handelen, ze is de mogelijkheid om te verlangen, te plannen en te doen, om eindeloos te twijfelen, een beslissing te nemen en die weer te herzien, kortom: om vrij te zijn. Wie dat over het hoofd ziet, kijkt vanuit het verkeerde perspectief. Hij doet, met een metafoor van Bieri, ‘alsof wij aan de oever van de onstuimige levensrivier zitten en berustend en gelaten moeten toezien wat deze aanricht. Maar zo is het niet. Als personen die willen, beslissen en handelen zijn wij ín de rivier, of liever: we zíjn de rivier.’

Ook Russell trapt in deze valkuil. Voor zijn kip is de toekomst ongewis én onvermijdelijk, een lot dat ze niet kent en waar ze niets aan kan veranderen. Maar je kunt je een kip voorstellen die op een dag een gesprek opvangt over de eetgewoonten rondom Kerst, die bij haar soortgenoten te rade gaat, die vanuit de tuin een blik naar binnen werpt op de kalender, en ten slotte haar conclusies trekt. Op de ochtend van de vijfentwintigste december loopt haar baasje de tuin in, om te ontdekken dat het kippenhok leeg is, en dat er onder de ren een tunnel loopt die gedurende vele nachten gegraven is en gedurende vele dagen onder bladeren verborgen is. Deze kip zou werkelijk ervaren wat de toekomst is.