Home Mens en techniek Jos de Mul: ‘We gaan nieuwe zintuigen creëren’
Mens en techniek

Jos de Mul: ‘We gaan nieuwe zintuigen creëren’

De menselijke intelligentie heeft haar eindpunt nog niet bereikt, meent Jos de Mul. ‘De toekomst zit in het koppelen van breinen.’

Door Jeroen Hopster op 25 maart 2014

Jos de Mul filosoof kunstmatige intelligentie wijsgerig antropoloog beeld Martin Dijkstra

De menselijke intelligentie heeft haar eindpunt nog niet bereikt, meent Jos de Mul. ‘De toekomst zit in het koppelen van breinen.’

Cover van 04-2014
04-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Hoe ziet ‘collectieve intelligentie’ eruit? De stad Rotterdam, bezien vanaf de vijfde verdieping van de Erasmus Universiteit, lijkt een goede kandidaat. Een vergezicht van hoge kantoorgebouwen, verbonden door een complex verkeersnetwerk. Dat uitzicht is het decor van de werkkamer van Jos de Mul, hoogleraar wijsgerige antropologie. De Mul schreef Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0, het essay voor de Maand van de Filosofie 2014. Die titel is ontleend aan het werk van Helmuth Plessner (1892-1985). Volgens de Duitse filosoof Plessner is de mens een cyborg: technologische en culturele supplementen zijn onlosmakelijk verbonden met de condition humaine. In zijn essay bouwt De Mul op die these voort. Van de prehistorische mens tot Homo sapiens 3.0, het menselijke evolutieproces kenmerkt zich door een toenemende gang naar kunstmatigheid. ‘Wij leven in een technotoop,’ zegt De Mul, terwijl hij zijn tablet in het stopcontact steekt en een waterkoker leegschenkt in een glazen theepot. ‘Op allerlei manieren is ons leven technologisch bemiddeld. De auto waar we in rijden, de trein die we nemen. E-mails, internet, we kunnen niet meer zonder.’

Ook úw leefomgeving is door en door kunstmatig.
‘Ja, hoewel ik wel een balans probeer te vinden. Zo ben ik nauwelijks actief op sociale media: dat is heel tijdrovend en er komen veel onbenulligheden voorbij. Er gaat een erg verslavende werking vanuit.’

Als we vooruitblikken naar het jaar 2040…
‘Dat is wel heel erg ver. Zullen we niet tien jaar nemen?’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Is de toekomst te onzeker, om zover vooruit te kijken?
‘Tien jaar is al ver: als er net zulke ingrijpende veranderingen optreden als het afgelopen decennium, dan hebben we nauwelijks een idee wat ons te wachten staat. Sociale media, de cloud, de mobilisering van het internet, had je daar tien jaar geleden al een beeld van kunnen vormen? 2040, daar valt nog weinig over te zeggen. Het enige dat je kan doen is trends van nu doortrekken naar de toekomst. Maar er zullen ook vernieuwingen zijn, waarvan we nog helemaal geen benul hebben.’

Hoe ziet de wereld er over tien jaar uit? Welke verandering springt in het oog?
‘Technologie wordt steeds minder zichtbaar. Je moet niet verwachten dat je meer techniek zal zien, eerder minder. Alles krimpt: de grote computer is nu een kleine laptop of smartphone. Over een paar jaar lopen veel mensen met Google Glasses, misschien zelfs met ingebouwde chips. Wanneer het zover is, dan is technologie echt onzichtbaar geworden. Het wordt deel van je lichaamsschema, je bent je van die technologie niet meer bewust. De menselijke levensvorm is kunstmatig van nature, maar we krijgen ook echt een kunstmatige natuur. Het onderscheid tussen natuur en technologie vervaagt.’

Robotaap

De trend richting de versmelting van het menselijk lichaam met technologische hulpstukken is onmiskenbaar. Medici brengen al regelmatig prothesen in het lichaam aan: een kunstheup, of kunsthart. Wat als zulke reparaties ook plaatsvinden in het centrale besturingsorgaan van de mens: het brein?
Deep brain stimulation gebeurt al volop’ vertelt De Mul. ‘Bijvoorbeeld bij parkinsonpatiënten, die daardoor betere controle krijgen over hun bewegingen.’

Maar behalve reparaties zijn ook verbeteringen mogelijk – misschien zelfs het creëren van geheel nieuwe zintuigen. De Mul pakt zijn laptop en toont een filmpje van recent experiment, uitgedacht door de Braziliaanse wetenschapper Miguel Nicolelis. Te zien is Aurora, een kleine aap die is verbonden met een reusachtige robotarm. Het aapje kan de arm met zijn hersenactiviteit besturen. ‘Eerst heeft dat aapje geleerd om de arm met een joystick te bedienen. Terwijl hij dat deed, registreerden onderzoekers met elektroden de activiteit van Aurora’s brein. Vervolgens vertaalden zij de geregistreerde hersenpatronen naar computercommando’s die de robotarm aanstuurden. Toen de onderzoekers de joystick wegnamen, maar doorgingen met het vertalen van de hersenpatronen naar de beweging van de robotarm, bleek Aurora nog steeds in staat te zijn de arm te laten bewegen – puur met zijn gedachten!’

‘Het denken aan die bewegingen is blijkbaar voldoende om dezelfde hersenpatronen te genereren.’ Dat is mogelijk, benadrukt de Mul, omdat waarneming en handeling heel dicht bij elkaar zitten. ‘Dezelfde delen van de hersenen die actief zijn bij de waarneming, gebruiken we ook als we dingen manueel manipuleren. Dat is ook het idee van spiegelneuronen: als ik iemand zie die verdrietig is, dan begin ik mezelf ook verdrietig te voelen.’

En zulke technologieën maken het op den duur mogelijk om nieuwe zintuigen te creëren? 
‘Nicolelis is er inmiddels in geslaagd de brein-machine-interface uit te breiden met tastzin en kan apen met een robotarm de textuur van een object laten ‘voelen’. Dat opent volgens hem ook opzienbarende mogelijkheden voor mensen, zoals het creëren van nieuwe zintuigen: infrarood zien als een ratelslang, magnetische velden waarnemen als een vogel, of ultrasoon geluid horen. Dat brengt ons dicht bij wat de filosoof Thomas Nagel ooit onmogelijk achtte: ervaren wat het is om een vleermuis te zijn. Maar de arts Nicolelis houdt het vooralsnog praktisch: hij wil een exoskelet bouwen, een harnas dat de drager bestuurt door een brein-machine interface. Zo kunnen dwarslaesiepatiënten hun lichaam opnieuw in gebruik nemen.’

Revoluties

Revolutionair als de hedendaagse technologisering van de mens en zijn leefomgeving mag zijn, De Mul benadrukt dat die ontwikkeling een lange voorgeschiedenis heeft. Gedurende zijn evolutionaire en culturele geschiedenis is Homo sapiens meerdere keren op de grenzen van zijn ontwikkeling gestuit, maar telkens maakten technologische innovaties een bevrijdende doorbraak mogelijk.

‘Het geslacht Homo is in Afrika ontstaan en heeft zich gaandeweg over de hele wereld verspreid. Dat zegt natuurlijk iets over ons explorerende karakter, maar die verspreiding had ook een externe oorzaak: de noodzaak om voedsel te vinden. Jagen is een extensieve activiteit: toen prehistorische bevolkingen groeiden, waren er al snel niet meer genoeg dieren om van te eten, dus trokken volkeren verder naar onbevolkte gebieden. Grofweg 10.000 jaar geleden was de Aardbol bijna helemaal bewoond en veel grote prooidieren uitgestorven. Vervolgens hebben op een stuk of zes plaatsen tegelijk landbouwrevoluties plaatsgevonden. De mens ging verbouwen. Door die kunstmatige manier van ingrijpen in de natuur kon de wereldbevolking weer verder groeien. Een paar eeuwen geleden stuitte onze groei op een nieuwe barrière, die wij met de industriële revolutie hebben beslecht. De landbouw intensiveerde en dankzij kunstmest en bio-industrie kon onze voedselproductie weer een heel eind vooruit.’

Volgens De Mul naderen we dankzij ons intensieve en eenzijdige gebruik van grondstoffen al snel een nieuwe barrière. Bovendien veroorzaakt de bio-industrie veel dierenleed. Maar een oplossing lijkt voorhanden. ‘Voedsel- en energieproductie zijn de belangrijke vraagstukken van deze tijd. Tenzij de wereldbevolking gaat krimpen, denk ik dat we aangewezen zijn op gemodificeerde en synthetisch geproduceerde microben en planten.’

Uit moreel oogpunt staan sommige mensen terughoudend tegenover het genetisch modificeren van gewassen, laat staan van de mens. Geeft het besef dat wij van nature kunstmatig zijn, reden om die terughoudendheid te laten varen?
‘Er zijn principiële argumenten die worden ingebracht tegen modificatie: we mogen niet voor God spelen, bijvoorbeeld. Op grond van onze natuurlijke kunstmatigheid kan je over zulke argumenten zeggen: die zijn niet overtuigend. De mens heeft met landbouw en methodische teelt altijd al een beetje ‘voor God gespeeld’ – de evolutie in eigen hand genomen. Maar er kunnen ook praktische redenen zijn om kanttekeningen te plaatsen bij genetisch ingrijpen. We kunnen de gevolgen heel moeilijk overzien. Zo kan het ingrijpen in gewassen leiden tot een enorme verschraling van biodiversiteit. En als het gaat om het modificeren van mensen, dan kunnen we ons afvragen of dat niet alleen voor de rijken zal zijn weggelegd. Zou dat kunnen leiden tot twee verschillende soorten, die uiteindelijk niet meer met elkaar kunnen kruisen?’

In uw essay karakteriseert u de filosoof als een ‘conceptueel stuntman’: met zijn verbeeldingskracht probeert hij dat soort mogelijkheden in kaart te brengen.
‘Ja, ik houd een pleidooi voor een ‘speculatieve antropologie’, die niet kijkt naar hoe de mens is, maar hoe die zou kunnen zijn. Daarbij wel aansluitend bij reële ontwikkelingen in wetenschap en technologie. Eigenlijk zijn filosofen altijd al conceptuele stuntmannen geweest: Plato die nadenkt over de ‘ideale staat’, dat is natuurlijk net zo goed een conceptueel stuntwerk. Het is belangrijk dat ook filosofen zich met mogelijke scenario’s bezighouden, want technologieën ontwikkelen zich niet vanzelf. Ook al kunnen we ze nooit volledig controleren, we kunnen hun pad wel degelijk beïnvloeden met ideeën. En dat is de core business van filosofen!’

De mens van de toekomst is Homo sapiens 3.0. Wat kenmerkt de twee edities die daaraan voorafgingen?
‘Tussen Homo sapiens 1.0 en 2.0 heeft een aantal grote omwentelingen plaatsgevonden. De landbouwrevolutie was een breukpunt, net als de uitvinding van het schrift: die bracht een cognitieve revolutie teweeg. De hersenen van Homo sapiens één en twee verschillen niet veel. Het brein is echter plastisch, en je zou kunnen zeggen dat er met het schrift een nieuw besturingssysteem is aangebracht. Dat wetenschap en filosofie pas opkwamen na de uitvinding van het schrift is niet toevallig: het schrift maakte het mogelijk om het denken op een heel andere manier te structureren. Orale culturen zijn narratief, zij vertellen verhalen en mythen. In schriftculturen zie je voor het eerst theoretische kennis ontstaan.’

Met het schrift ontstaat de protovorm van een ‘collective mind’: een vorm van intelligentie die het individu overstijgt…
‘Zeker. Eén van de grote vernieuwingen van het schrift is dat kennis zich niet meer beperkt tot het individu, maar gedeeld kan worden in tijd en ruimte. Meer dan twee millennia geleden vond via de zijderoute al een enorme disseminatie van kennis plaats tussen Oost en West. Daar ontstond al iets van een collectieve kennisdatabase. In onze tijd heeft het internet die database een nieuwe dimensie gegeven. Met het schrift externaliseer je de producten van het denken, maar dankzij slimme computers kan je ook denkprocessen zelf uitbesteden. Als je een zoekopdracht in Google typt, dan outsource je in feite je eigen denkwerk. Internet is meer dan alleen een reusachtige bibliotheek: het is een actief onderdeel van ons denken.’

Emergentie

Het is moeilijk om de kunstmatige component van de menselijke evolutie nog strikt van de natuurlijke component te scheiden. Sinds de landbouwrevolutie en de domesticatie van grote landdieren heeft de mens zijn omgeving door artificiële selectie sterk naar zijn hand gezet. Artificiële selectie is veel efficiënter dan natuurlijk selectie, legt de Mul uit: waar de natuur zich aanpast volgens een proces van trial-and-error, gaat de moderne mens doelbewust naar aanpassingen op zoek.

De kunstmatige selectie die de mens toepast, heeft een nieuwe evolutionaire dynamiek gecreëerd.
‘Ja, je kan het uitleggen als een vorm van emergentie. Emergentie betekent dat er op een gegeven moment een mate van complexiteit bestaat, die een sturende instantie op een hoger niveau vereist. Dat is downward causation: de complexere processen van bovenaf worden sturend. Neem het brein: dat wij kunnen denken is slechts mogelijk door fysieke processen, maar toch kan je met die gedachten ook fysieke processen aansturen. Zodat je kan zeggen: ik wil mijn hand optillen…’

De Mul tilt zijn hand op.

‘En het lukt. Dat is magisch! Die aap met een robotarm vinden we bijzonder, maar dit is minstens zo magisch.’

Maar met de sturende intelligentie van de mens is het hoogst ‘geëmergeerde’ niveau misschien nog niet bereikt?
‘Precies. De volgende stap is om te zeggen: wij mensen zijn in zekere zin net als die fysieke processen, die van bovenaf worden aangestuurd. In zekere zin gebeurt dat natuurlijk ook. Door de economie bijvoorbeeld, dat is een systeem dat ons aanstuurt. Het internet heeft ook zo’n eigen dynamiek. Er ontstaat een soort van intelligentie die boven het individu uitstijgt.’

Via het internet is de menselijke intelligentie al mondiaal verbonden. Is er een overtreffende trap mogelijk? Een nog hoger niveau van emergentie?
‘Laten we nog eens terugkeren naar de expansie van de mens. De aarde is vrijwel helemaal bevolkt, dus de logische volgende stap is: we gaan naar een volgende planeet toe. Futuristisch als dat klinkt, je kunt op dit moment al boeken voor een commerciële reis naar Mars. Maar voorlopig is dat nog een enkele reis.’