Home Vrouwelijke denkers Jonna Bornemark: ‘We komen allemaal van een ander’
De dood Existentialisme Vrouwelijke denkers

Jonna Bornemark: ‘We komen allemaal van een ander’

Toen filosoof Jonna Bornemark kinderen kreeg ging ze anders nadenken over de grenzen van het zelf. ‘De woorden "ik" en "jij" schieten tekort.’

Door Jannah Loontjens op 22 september 2023

Jonna Bornemark filosoof moeder beeld Sofie Runarsdotter

Toen filosoof Jonna Bornemark kinderen kreeg ging ze anders nadenken over de grenzen van het zelf. ‘De woorden "ik" en "jij" schieten tekort.’

FM10 cover Filosofie Magazine
10-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

We beschouwen de geboorte doorgaans als het begin van het leven, terwijl iedereen toch al een tijd daarvoor in de baarmoeder bestaat. In het recent verschenen Ik ben zee en hemel onderzoekt Jonna Bornemark, hoogleraar filosofie aan de Södertörn University in Stockholm, hoe zwangerschap ons op een andere manier over filosofische thema’s als leven, mens-zijn en autonomie laat nadenken.

In de filosofie bestaat er sinds denkers als René Descartes en Immanuel Kant een denktraditie waarin er over de mens wordt gesproken als een ‘subject’. Dat wil zeggen: als een rationeel, autonoom en zelfbewust ‘ik’, dat tegenover de wereld – ‘het object’ – staat. Maar dat idee is moeilijk vol te houden tijdens een zwangerschap, meent Bornemark. Moeder en kind zijn geen aparte subjecten, maar twee-in-één.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Jonna Bornemark (1973) is een Zweedse filosoof. Ze is hoogleraar filosofie aan Södertörn University in Stockholm (Zweden), schrijver en moeder van drie kinderen. Eerder publiceerde ze onder meer over opvoedingsvraagstukken, over vrouwen in de filosofie en over erotiek en lichamelijkheid. Ik ben zee en hemel is haar eerste boek dat in een Nederlandse vertaling verschijnt.

Tijdens het lezen van Bornemarks boek verbaas ik me erover dat het denken over het ‘subject’ nooit eerder vanuit de ervaring van zwangerschap is bevraagd. Ook ik, filosoof en moeder van twee kinderen, heb er niet eerder op die manier over nagedacht, zozeer ben ik gewend om de mens te begrijpen als een autonoom individu. Als ik Bornemark online spreek, vraag ik haar wanneer ze voor het eerst over deze thema’s begon na te denken. Bornemark: ‘Het begon met de ervaring van mijn eerste zwangerschap, toen ik 26 was. Daarvoor zat ik eigenlijk altijd in mijn hoofd. Ik hield van het abstracte, algemene denken. Het lichaam betrok ik daar vrijwel nooit bij. Dat veranderde met het moederschap: mijn denken over wat “subjectiviteit” is en hoe de mens in relatie staat tot anderen is erdoor veranderd.’

In uw boek stelt u dat het idee van het subject als een autonoom ‘ik’ een illusie is. Kunt u dat uitleggen?
‘We komen allemaal van een ander lichaam, van een beginsituatie waarin we niet zomaar één of twee zijn. Tijdens de zwangerschap schieten de termen “ik” en “jij” voor zowel moeder als kind tekort; ze zeggen zowel te weinig als te veel. Het “ik” dat in de buik wordt gevormd is nog deel van de moeder en leeft met de moeder. Het bestaat nog niet als een apart wezen. Tegelijkertijd is ook de moeder niet meer zomaar één.

Deze vervlochtenheid wordt heel duidelijk tijdens een zwangerschap, maar eigenlijk zijn we ook daarna meer met elkaar vervlochten dan we denken. Niet alleen het bestaan van moeder en kind, maar al het bestaan is verweven met elkaar. We observeren verweven relaties bij organismen zoals paddenstoelen of sponsachtigen, maar ook mensen zijn ten diepste met elkaar verbonden. Dat is voor mij ook een politiek onderwerp: we zouden veel meer moeten nadenken over wat het betekent om ergens deel van te zijn.

‘De geboorte is een scheiding zonder echt te scheiden’

Na het baren is het belangrijkste in mijn leven niet in mijzelf, maar buiten mij. Ik zou mijn leven geven als ik daarmee mijn kinderen zou redden. Al zijn we na de geboorte gescheiden, de verbinding tussen mij en het kind is er nog. De wederzijdse afhankelijkheid is niet zomaar opgeheven. De geboorte is dus een scheiding zonder geheel gescheiden te worden.

Het kind is overigens natuurlijk niet zomaar een voortzetting van mijzelf; iets uit mijn lijf leeft voort als een unieke ander. Eerst waren we twee-in-één. Nu zijn we “één-in-twee”. Dit is iets wat we ook in bredere context kunnen ervaren, bijvoorbeeld bij het maken van kunst. Ook dan breng je iets uit jezelf voort wat buiten jezelf komt te staan. Deze ervaring is dus niet exclusief voor het baren van een kind, maar je ervaart dit dan wel op heel fysieke wijze.’

Waarom is de relevantie van zwangerschap voor de filosofie zo lang genegeerd?
‘Doordat filosofie eeuwenlang is beoefend door mensen die niet zwanger werden. Dat waren natuurlijk in de eerste plaats mannen. Maar ook de vrouwen die filosofie bedreven baarden doorgaans geen kinderen, op enkele uitzonderingen na.

In de westerse filosofie zijn we altijd gewend geweest om helder onderscheid te maken. De kern van mijn boek is eigenlijk een respons op de aristotelische logica, volgens welke zwangerschap onmogelijk te begrijpen is. Die stelt namelijk dat X altijd gelijk is aan X. Terwijl zwanger zijn juist betekent dat je niet gelijk bent aan jezelf: je bent één en twee tegelijk. Als we de logica van Aristoteles volgen, hebben we geen gereedschap om zwangerschap te analyseren. Het gaat mij erom harde grenzen los te laten en het glibberen meer toe te laten.’

In de Zweedse uitgave van uw boek begint u elk hoofdstuk met gefragmenteerde notities – poëzie, dagboekregels, associatieve woordspelletjes. In de Nederlandse vertaling zijn dat dagboekaantekeningen geworden. Wat was de reden van deze associatieve en poëtische taal?
‘Ik wilde dicht bij mijn ervaring blijven en niet meteen vanuit de logica denken. Het lukte me tijdens mijn zwangerschappen niet om in volzinnen te schrijven; de taal van de logica stemde niet overeen met mijn situatie. Aangezien deze stukjes lastig te vertalen bleken, heb ik voor de Nederlandse vertaling deze beginstukken herschreven tot dagboekfragmenten.

Tijdens de zwangerschap ervaren de meeste vrouwen een verlies van zingeving. Je zou als zwangere gelukkig moeten zijn en je vervuld moeten voelen, maar veel vrouwen voelen zich juist verloren. Ze zijn niet in staat te duiden en te begrijpen wat hun overkomt en wat er precies gebeurt nu er een nieuw leven in hun lichaam groeit.

Volgens mij komt dat gevoel van verlorenheid mede doordat we geen goede taal hebben om over zwangerschap te praten. Zwangerschap wordt als een medische conditie benaderd, en niet als een existentiële beleving. Maar dat gevoel van betekenisloosheid is niet enkel negatief. Om nieuwe betekenissen te vinden moeten we ook bestaande begrippen kunnen loslaten.’

U schrijft ook aangrijpend over de fysieke ervaring van de bevalling.
‘Barensweeën en voelen dat het kind uit je lichaam wordt gestuwd zijn heel concrete ervaringen, die ver af lijken te staan van filosofisch denken. Ze overkomen je en je hebt er weinig over te zeggen. Een oerkracht neemt de regie over en zorgt ervoor dat het kind geboren kan worden. Deze ervaring van controleverlies heeft me als filosoof veranderd. Ik raakte geïnteresseerd in andere, meer concrete vragen die te maken hebben met ons fysieke bestaan, zoals seksualiteit en onze verhouding tot dieren. Filosofie zou tegelijkertijd concreet en abstract moeten zijn. Soms zijn de dingen zo intens concreet dat we ze niet onder woorden kunnen brengen. Het meest concrete dat we hebben is het leven, maar dat is ook het meest abstracte.’

‘De taal van de logica stemt niet overeen met een zwangerschap’

U bespreekt zwangerschap niet alleen in relatie tot het leven, maar ook tot de dood.
‘We zien het leven vaak als het bezit van een individu, maar leven is eigenlijk iets wat door generaties en individuen heen beweegt. Leven is een proces; je kunt het niet zomaar bevriezen en erover beschikken. Ik begrijp leven daarom als een werkwoord, niet als een zelfstandig naamwoord.

Als organismen hebben we verval en de dood nodig om verder te kunnen, om te kunnen veranderen en te vernieuwen. Natuurlijk is er ook angst voor dood. Deze angst kun je sterk voelen wanneer je zwanger bent. Je bent ongelooflijk kwetsbaar en voelt dat je macht hebt over een klein en kwetsbaar leven. Ook na de geboorte heb je verantwoordelijkheid en macht over de baby. Je kunt de baby iets aandoen zonder dat hij of zij zich kan verweren, ook per ongeluk. Gevaar ligt overal op de loer.’

Verklaart dat de angstigheid die jonge moeders kunnen voelen?
‘Ieder mens is zich bewust van zijn sterfelijkheid. Maar dit besef wordt opeens heel intens wanneer je bevalt of wanneer je net een kind hebt gekregen. Je realiseert je dat je bestaan door en door lichamelijk is en dat je lichaam kan veranderen of verdwijnen. Existentiële vragen over leven en dood kunnen ons in alle situaties bezighouden, maar rond een geboorte dringen ze zich extra aan je op.

Zwangerschap liet me ook nadenken over ideeën van symmetrie en gelijkwaardigheid. In ethische vraagstukken wordt doorgaans uitgegaan van een ideaal van gelijkwaardigheid. Maar in feite zijn verhoudingen tussen mensen zelden symmetrisch. Dat ervoer ik bijzonder sterk als jonge moeder. Je hebt als volwassene een vorm van macht over een baby, die de baby niet over jou heeft. Tegelijkertijd beslist de baby ook ten dele over jouw leven, zoals wanneer je eet, slaapt enzovoort.

Een jong kind hebben toont dat een relatie wel degelijk ethisch kan zijn als er sprake is van ongelijkheid. Sterker nog: ongelijkheid vraagt juist om een ethisch besef. Eigenlijk is geen enkele relatie helemaal gelijkwaardig. Toch is dit nog altijd het dominante ideaal in de ethiek.’

Om uw zwangerschap te omschrijven gebruikt u het zelfverzonnen woord ‘pactiviteit’ – een samentrekking van ‘activiteit’ en ‘passiviteit’. Wat bedoelt u daarmee?
‘Zwangerschap is een tweeslachtige toestand. Als je zwanger bent, vorm je een nieuw leven. Dat is een intense activiteit. Toch heb je er weinig over te zeggen. Het overkomt je, wat je veroordeelt tot een passieve rol. Je bent dus zowel passief als actief betrokken bij het leven dat zich in je vormt. Deze dubbelheid heeft ook betrekking op andere situaties in het leven. Zo word je altijd gevormd door zaken waar je zelf geen keuze in hebt gehad, zoals de genen van je ouders of de plek waar je opgroeit. Tegelijkertijd verhoud je je ook tot deze invloeden en kun je wel degelijk keuzes maken.’

Dit heeft ook te maken met de vraag of de vrije wil bestaat.
‘Het lijkt vaak alsof je moet kiezen tussen geloven in een vrije wil of in determinisme: of je beslist zelf over je leven, of alles is voorbestemd. Maar de twee vinden tegelijkertijd plaats; dat is wat ik met “pactiviteit” wil uitdrukken. Het is een metafysisch begrip dat niet alleen uitdrukt hoe zwangerschap werkt, maar ook hoe het leven zelf in elkaar steekt.’

Ik ben zee en hemel. Filosofie van de zwangerschap
Jonna Bornemark
Querido
240 blz.
€ 23,50