Home Heideggers getalenteerde studente

Heideggers getalenteerde studente

Door Hans Achterhuis op 26 maart 2013

07-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Zelfs als Hannah Arendt een bekend filosofe is geworden, zal Heidegger haar blijven zien als een studente. Waar in hun eerste brieven alles draait om hun liefde, overheerst later de afstandelijkheid.

‘Dé grote filosofische liefdesaffaire van de twintigste eeuw’, zo wordt de relatie tussen Martin Heidegger en Hannah Arendt vaak omschreven. Aanvankelijk ging het vanzelfsprekend om een geheim tussen twee mensen; de charismatische docent, zesendertig jaar oud en rustig getrouwd, begint in 1925 een hartstochtelijke verhouding met zijn in twee opzichten knappe joodse studente. Als het aan hem had gelegen, was het altijd geheim gebleven. Hij vroeg Hannah om zijn brieven te vernietigen en deed dit zelf met de hare. De verliefde studente kon dit niet over haar hart verkrijgen, ze kopieerde zelfs sommige teksten die ze aan Heidegger schreef om ze te bewaren. Na de breuk die enkele jaren later plaatsvond, heeft zij bij haar vele omzwervingen die haar uiteindelijk naar de Verenigde Staten brachten deze correspondentie altijd zorgvuldig gekoesterd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Geheim bleef de relatie ondertussen wel. Alleen enkele intimi van Arendt waren ervan op de hoogte. En, toen in 1950 bij een bezoek aan Duitsland Arendt bij Heidegger op de stoep stond, natuurlijk ook Elfride, Martins vrouw, aan wie hij alles opbiechtte. Pas in 1982 werden de eerste gegevens over deze verhouding publiek bekend. In haar onvolprezen biografie Hannah Arendt; for love of the world verwees Elizabeth Young-Bruehl er kort naar. Dit deed al heel wat stof opwaaien: Heidegger die wel als filosoof van het nazisme werd afgeschilderd, zou een relatie hebben gehad met een joodse studente die ondertussen wereldberoemd was geworden dankzij een felle, kritische studie over het totalitarisme en antisemitisme van ‘Het Derde Rijk’.
Young-Bruehl was zeer discreet geweest over de liefdesaffaire en de opwinding erover ebde al snel weg.

Dertien jaar later lagen echter alle intieme gegevens over de verhouding op straat. Elzbieta Ettinger had toestemming gekregen om de correspondentie tussen beide denkers in te zien voor een Arendt-biografie die zij aan het schrijven was. Ze maakte echter gebruik (misbruik?) van de gelegenheid om haastig een sensatiebelust werkje dat veel succes had, het licht te doen zien. Arendt wordt hierin voorgesteld als een afhankelijke vrouw die altijd in de ban van haar eerste grote liefde is gebleven; Heidegger als een manipulator die gebruik maakt van deze blijvende verliefdheid om onder andere zich na zijn nazi-avonturen voor de buitenwereld te rechtvaardigen.
 
Na Ettingers boekje verschenen allerlei speculaties en zogenaamde sensationele onthullingen over de affaire tussen ‘de koning in het rijk van het denken’ en ‘de koningin in het rijk van het oordelen’. Mede om dit soort geruchten de kop in te drukken, werd besloten om de correspondentie tussen beiden integraal te publiceren. Deze uitgave verscheen in 1998. En nu hebben we dus hiervan een, het zij direct gezegd, uitstekende Nederlandse vertaling van de hand van Mark Wildschut.

Dat levert zonder meer veel materiaal op voor een human interest story. Ondanks de vele verhelderende noten blijft er namelijk voor de lezer veel te raden en in te vullen over. Er ontbreken bijvoorbeeld brieven, terwijl toespelingen op gesprekken en ontmoetingen duister blijven. Het is geen wonder dat in 1999 een eerste roman over de liefdesverhouding verscheen, waarvoor overigens de correspondentie nog niet als bron gebruikt werd. In Martin et Hannah vult Catherine Clément als romanschrijfster op lezenswaardige wijze een aantal lege plekken in het verhaal van de twee geliefden op. In ons land werkt Nelleke Noordervliet op haar beurt aan een toneelstuk waarin ze de Arendt-Heidegger relatie centraal stelt.

Afspraakjes

Stof te over dus voor schrijvers van fictie. Wat hebben filosofen aan deze publicatie? Verandert zij iets aan onze kennis van en ons oordeel over de ideeën van beide denkers? Dat laatste lijkt mij niet het geval. Dat komt vooral omdat we hier nauwelijks met een wijsgerige correspondentie te maken hebben. In het begin draait vanzelfsprekend alles om de liefde. Afspraakjes worden gemaakt, hooggestemde gevoelens geuit. Als vervolgens in de jaren vijftig de correspondentie wordt hervat, is er sprake van een zekere afstandelijkheid. Arendt ontdekt dat Heidegger geen oog heeft voor haar veranderde positie. Hij ziet in haar nog steeds de studente in plaats van een publiek bekend filosofe. Hannah legt zich hierbij neer. Zij maakt Heidegger geen deelgenoot van haar filosofische projecten en politieke betrokkenheid. Als je de briefwisseling met Heidegger naast de ook gepubliceerde correspondentie tussen Arendt en haar andere leermeester Karl Jaspers legt, of die met haar vriendin Mary McCarthy, vallen de verschillen op. Van filosofie en politiek is nauwelijks sprake in de brieven aan Heidegger. Dat verandert pas in de laatste fase van haar leven als Arendt aan haar grote studie The Life of the Mind werkt. Dan vraagt ze Heidegger verschillende keren om raad. Opvallend is hierbij dat ze hem soms hartelijk dankt voor zijn unieke wijze van lezen, terwijl toch uit haar werk blijkt dat ze zijn suggesties over bijvoorbeeld Kant en Schelling naast zich heeft neergelegd.

De filosofische discussie met Heidegger vinden we dus niet in de gepubliceerde briefwisseling. Daarvoor moeten we in het wijsgerige werk van Arendt zelf zijn. Taminiaux heeft bijvoorbeeld in Het Thracische dienstmeisje en de professionele denker. Hannah Arendt en Martin Heidegger met recht betoogd dat heel het denken van Arendt een dialoog met Heidegger is. Die eindigt in een beroemd hoofdstuk van ‘Willing’ met een totale afrekening met haar leermeester. Arendt schreef deze laatste tekst pas toen ze ervan overtuigd was dat de zieke, tachtigjarige Heidegger haar niet meer onder ogen zou krijgen.

Dit vernietigende hoofdstuk maakt intussen de correspondentie nog raadselachtiger. Wat bewoog Arendt om op een wijze die wij tegenwoordig snel als enigszins hypocriet zouden omschrijven, haar voormalige minnaar in persoonlijke contacten te ontzien? Waarom had zij het in deze late tekst wel over Heideggers betrokkenheid bij het nazisme, terwijl daar in de correspondentie verder geen sprake van is? Vragen te over, raadsels genoeg. Zijn er antwoorden op te geven, zijn ze op te lossen?

Van de jonge Heidegger kunnen we leren dat geen enkele duiding van een tekst mogelijk is zonder Vorverständnis. Ik ben mij bewust dat mijn Vorverständnis van deze Briefe die van een overtuigde ‘Arendtiaan’ is. Ik ontmoet in deze brieven een zelfstandig denkster die uit respect voor haar vroegere leermeester en minnaar nooit het achterste van haar tong laat zien. Een ‘Heideggeriaan’ zal ongetwijfeld tot een andere lezing komen. Ik ben er benieuwd naar. Voorlopig zullen we in elk geval niet uitgepraat raken over de brieven die tussen Hannah en Martin gewisseld zijn.