De oude man oogt breekbaar, loopt met een stok en noemt zichzelf ziekelijk. Maar hij spreekt met heilig vuur. George Steiner (83) was even in Nederland voor een lezing bij het Nexus Instituut en de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg.
Ze bekennen het zonder schroom, de studenten Geesteswetenschappen. Meer dan veertig boeken en elf eredoctoraten ten spijt, de meesten hoorden nooit eerder van de wereldberoemde hoogleraar uit Genève, Cambridge, Oxford en Harvard. Toch is de aula afgeladen vol.
Steiners lezing – fel, erudiet en humoristisch – gaat over de universiteit. Of, beter, over het verval van de universiteit. Dat wil zeggen, het verval van de universiteit zoals die ooit in het klassieke Athene en Rome werd bedacht. De universiteit met een ruggengraat van geschiedenis, literatuur en filosofie. De universiteit die vanuit deze geesteswetenschappen de samenleving doordenkt en kritiseert.
Terwijl de bètafaculteiten bloeien en groeien, zakken geesteswetenschappen gestaag weg in domheid en hobbyisme, meent Steiner. Terwijl de ingangstoets van een bètafaculteit jaarlijks wordt opgeschroefd, worden aan de alfafaculteiten geen talen meer geleerd, geen boeken meer gelezen, en verschijnen masterscripties over non-onderwerpen als ‘Hiphop in het postkoloniale bewustzijn’. De geesteswetenschappen verworden langzamerhand tot tempels van onnozelheid. Toch is de boodschap van Steiner ambivalent. Hoewel hij het verval van de geesteswetenschappen hekelt, mogen we vooral niet te veel van de literatuur, filosofie of muziek verwachten. Wie, bijvoorbeeld, veronderstelt dat een geletterd mens niet kan vervallen tot sadisme, komt bedrogen uit. Plato, Beethoven en Shakespeare staan machteloos tegenover de barbarij. En die barbarij was ooit het stalinisme en nationaalsocialisme. Vandaag is die, volgens Steiner, de fundamentalistische islam.
‘Wie geen boeken leest, zal ze eerstdaags verbranden’
Steiner is ervaringsdeskundige. Zijn ouders ontvluchtten in de jaren ’20 Wenen en de jonge George ging in Parijs naar het lyceum. Vlak voordat de nazi’s Frankrijk veroverden, vluchtten de Steiners opnieuw, nu naar New York. Slechts twee van Steiners klasgenoten op het Parijse lyceum overleefden de Jodenvervolging. ‘In mijn hele leven draaide alles rondom dood, herinnering en de Holocaust’, zou hij later schrijven.
In uw lezing over de universiteit duikt een vreselijke vraag op. Hoe was het mogelijk dat de beulen van Buchenwald ’s avonds Schubertliederen zongen, om ’s ochtends weer aan de slag te gaan met het vermoorden van mensen? In de jaren ’70 vroeg u zich al af hoe het mogelijk was dat Hans Frank, de ‘slager van Polen’ zo prachtig Chopin kon spelen. Bent u inmiddels achter het antwoord?
‘We weten dat vrijwel elk mens een moordenaar of verkrachter kan worden. Wreedheid is een samenspel tussen politieke druk, ons instinct, onze angsten en onze ambities. Lange tijd dachten we dat kunst, literatuur, poëzie en muziek daar weerstand aan zouden bieden. We hoopten dat cultuur de moordenaars van hun werk zou houden, maar inmiddels weten we dat het niet zo is.
De nazi’s, de communistische generaals, de beulen uit de loopgraven, ze hielden niet minder van Mozart dan u en ik. We beseffen nu dat het scheppen van kunst hand in hand kan gaan met het produceren van lijken.
Dat de kunsten een humaniserende werking hebben, bleek een illusie. Ik sluit zelfs niet uit, dat onze gevoeligheid voor het lijden van Cordelia [in Shakespeares King Lear, rb], ten koste kan gaan van onze gevoeligheid voor het lijden van onze directe buurvrouw. Het spijt me.’
Tekst loopt verder onder afbeelding
Tijdens uw lezing verdedigde u het ideaal van de universiteit als Ivoren Toren. Een universitair docent kan tevreden zijn wanneer twee studenten bereid zijn om met hem Dante of Cicero te lezen. In veel Angelsaksische universiteiten daarentegen groeit het ideaal van community work. Docenten en studenten zetten hun kennis in om mensen in de trailerparks en townships verder te helpen. Hoe verhoudt zich dat tot het specialistische lezen van Dante en Cicero?
‘Universiteiten zijn geen ambachtsscholen. Er is niets mis met ambachtsscholen hoor, we hebben ook loodgieters, timmerlieden, tekstschrijvers en tolken nodig. Wat u universiteit noemt, heeft weinig te maken met het Graeco-Romaanse ideaal van de universiteit. Die is er om de kwaliteit van de samenleving te doordenken. Die maakt het mogelijk dat u en ik hier samen zitten en vrijuit van gedachten kunnen wisselen. Dat is de taak van de universiteit, en niet het verrichten van gemeenschapswerk.’
In uw lezing had u het over 14 miljoen kinderen die ook dit jaar weer dreigen te sterven van honger. U sprak over criminaliteit, over drugsdoden en over de radicale islam. Hoe hoopvol bent u over onze wereldsamenleving?
‘Vorige week was ik bang voor mijn zoon in New York, toen de storm Sandy over die stad joeg. Ik besefte dat de klimaatverandering onverbiddelijk is. Wanneer ik de krant lees, besef ik dat niets, maar dan ook niets wordt gedaan tegen de uitstoot van CO2 of de uitputting van de oceanen. Ook het moorden en het verkrachten gaat gewoon door. Zelden is zo massaal verkracht en op zo’n grote schaal. Het is mogelijk dat het feit dat we via CNN en Facebook alles weten en alles zien, bijdraagt aan de gruwelijkheden. Sommigen genieten er heimelijk van op YouTube. Anderen laten alle hoop varen en trekken zich terug. De ellende is te groot en neemt alleen nog maar toe. Tegelijkertijd mag ons dat niet onverschillig laten. We zijn medeplichtig aan wat ons onverschillig laat.’
Het spijt me dat ik u moet tegenspreken. Uit onderzoek van het Canadese Human Security Report Project, blijkt niet alleen dat sinds de jaren tachtig het aantal oorlogen fors afneemt, maar ook het aantal doden per oorlog. Wereldwijd daalt decennialang al het aantal moorden door criminelen. De Human Security Reports spreken over een ‘dramatische uitbraak van vrede’. Diezelfde organisatie publiceerde vorige week een geruchtmakend rapport dat de idee van massaverkrachting als politiek wapen een ‘mythe’ noemde.
‘Dat is allemaal volstrekte nonsens. We leven in een uiterst gewelddadige wereld. Een blik op televisie, en je ziet de wreedheden in Syrië, de bouw aan een atoombom in Iran, de schending van mensenrechten in Afghanistan. Massaverkrachting, zo blijkt, is nog nooit zo georganiseerd als vandaag. Was Romney president van de Verenigde Staten geworden, had hij Israël ongetwijfeld een go gegeven om Iran aan te vallen.’
‘Dat uw kinderen niet lezen is uw probleem’
Over hoop gesproken, Israël was, en is, voor velen een enclave van hoop. U bent echter zeer kritisch over Israël. In uw roman Het transport van Adolf H. naar St. Christobal laat u Hitler zeggen dat hij de staat Israël heeft geschapen. Hoe moeten wij dat opvatten?
‘Hoewel ik besef dat Israël voor Joden het enige toevluchtsoord is, wanneer het weer fout gaat, en hoewel ik er trots op ben in een vijfduizend jaar oude traditie te staan, kan ik natuurlijk niet anders dan het Israëlische nationalisme afwijzen. Om te overleven martelt en vernedert Israël vandaag zijn buren en zijn vijanden. Tweeduizend jaar lang waren we niet in de positie om zoiets te doen. De staat Israël heeft de Joden de kans ontnomen menselijk te zijn. Want wie martelt mag zich niet meer menselijk noemen. Chaim Weizmann zei ooit “Verspreid ons, en we zijn als kunstmest voor de aarde. Gooi ons op een hoop, en we zijn stront.”’
Uw pessimisme is werkelijk immens.
‘Ik ben diep bezorgd. Weet je dat in Amerika dertig miljoen mensen geloven dat Elvis Presley is opgestaan uit de dood. Dertig miljoen! We bevinden ons in een periode van diepe irrationaliteit. We zijn de klap van de twee wereldoorlogen nooit te boven geraakt. Niet alleen werden tussen Palermo en Kopenhagen zeventig miljoen mensen afgeslacht. De hele Europese cultuur is een vernietigende slag toegebracht.’
Tegelijkertijd snijdt u alle wegen af die perspectief bieden. De geesteswetenschappen vervallen. Kunst en literatuur kunnen ons niet redden. Israël biedt geen hoop meer. Zelfs het denken maakt ons treurig. Dat is toch de boodschap van uw boek Dix raisons (possibles) à la tristesse de pensée?
‘We proberen met ons denken de werkelijkheid te doorgronden. Maar we beseffen maar amper hoe vruchteloos onze pogingen zijn. Feitelijk weten we zelfs niet wat denken is, want je kunt er immers niet buiten het denken treden om het te onderzoeken. We kunnen maar beter toegeven dat ons denken veelal warrig en inconsistent is en dat alles wat we hebben bedacht uiteindelijk falsifieerbaar is. Denken over zaken als God, het Zijn of de dood leidt al helemaal nergens toe. Al evenmin zijn we in staat om het denken van iemand anders te doorgronden. En toch hebben we niets anders ter beschikking dan ons denken. Is dat niet intens treurig allemaal?’
‘We zijn medeplichtig aan wat ons onverschillig laat’
Hoe te leven zonder hoop? Ik heb een zoon, David. Hij is vijftien jaar oud en leest nooit boeken. Hij vertelt ons, dat wanneer hij ooit ons huis zal erven, al onze boeken weg zal gooien, om op de plaats waar nu nog de boekenkasten staan plasmaschermen te installeren. Op grond waarvan kan ik hem nog overtuigen om dat niet te doen, maar om boeken te lezen, een opera te bezoeken, door Israël te reizen of filosofie te studeren?
‘Onze zoon David is hoogleraar in New York. Onze dochter Deborah is hoogleraar op Columbia University. Mijn kinderen hebben altijd gelezen. Altijd. Vertelt u mij eens, wiens fout is het dat uw zoon niet leest?’
U zult ongetwijfeld zeggen dat het mijn fout is.
‘Dat weet ik wel zeker. U had hem voor moeten lezen toen hij jong was, u had hem vertrouwd moeten maken met boeken. Zo’n jongen is totaal leeg. Dit is heel ernstig. Wie niet leest, heeft geen verbinding met het verleden en snijdt zo de weg naar de toekomst af. Wie geen boeken leest, zal ze eerstdaags verbranden. Dat uw kinderen niet lezen is uw probleem. Ik wens u het allerbeste met uw David. Ik ben blij dat mijn kinderen wel lezen.’
Uw blik op onze samenleving is zo zwart dat alleen een utopie nog overblijft.
‘Jazeker. Utopie is het enige realisme. We leven in een samenleving waarin alleen het onmogelijke ons nog hoop verschaft.’
Maar ziet u dan helemaal geen momenten van hoop ín deze samenleving? Is er dan werkelijk niets waar u zich aan optrekt?
‘Ook ik kan niet leven zonder hoop. Ik zie dat meer muziek dan ooit tevoren wordt gecomponeerd, uitgevoerd en verspreid. Ik zie vaak rijen mensen staan wachten voor nieuwe tentoonstellingen en concertuitvoeringen. Ik heb zelf de Kindle ontdekt, waarmee je heel goed boeken kunt lezen. Ik zie dat mensen in Engeland, die vroeger het geld niet hadden om het eiland te verlaten, nu op reis kunnen naar Italië en Spanje. En ik zie dat steeds meer vrouwen, althans in ons deel van de wereld, deelnemen aan het openbare leven.’
Maar somber blijft u.
‘Ik citeer elke morgen, nadat ik ben opgestaan, een uitspraak van de Baal Shem Tov. “De waarheid is altijd in ballingschap”. Daarna nuttig ik mijn ontbijt en ga ik aan het werk.’