Home Fernando Savater: ‘Er is geen redding als we er niet voor strijden’

Fernando Savater: ‘Er is geen redding als we er niet voor strijden’

Door Annette van der Elst op 26 maart 2013

10-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Na de moord op Van Gogh, is het denken van Fernando Savater ook voor Nederland niet meer vrijblijvend. Een gesprek over onderwijs, democratie en beledigen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hij heeft zijn lijfwachten thuisgelaten. ‘In Nederland kan ik zonder beveiliging over straat gaan’, zegt de Spaanse filosoof Fernando Savater (1947, San Sebastián), humanist en pleitbezorger van het ‘individualisme als hoeksteen van de samenleving’. De zwierige intellectueel, in eigen land onder meer bekend door zijn controversiële stukken in dagblad El País, staat op de dodenlijst van de Baskische afscheidingsbeweging ETA vanwege zijn openlijke veroordeling van elke vorm van terrorisme. Hij is woordvoerder van Basta Ya (Genoeg is Genoeg), de groepering die zich verzet tegen de ETA-terreur.

‘In Spanje hebben bijna 14.000 mensen persoonsbeveiliging. Politici, rechters, journalisten en ook kunstenaars. Vaak vragen journalisten mij hoe het voelt om altijd door lijfwachten omringd te zijn. Dan zeg ik: “Hoe voelt het om medeburgers te zien die zich alleen met lijfwachten in de publieke ruimte kunnen begeven?” Persoonsbeveiliging is vooral een probleem van de samenleving en niet op de eerste plaats een psychologisch probleem van degene die beveiligd wordt.’

Savater is hoogleraar ethiek aan de universiteit Alcalá de Henares in Madrid – de stad waar op 11 maart 2004 200 doden vielen bij een aanslag van islamistische terroristen. We spreken met hem, enkele dagen nadat ook Nederland werd getroffen door een terroristische aanslag: die op de cineast Theo van Gogh. ‘Jullie zijn dit niet gewend’, zegt hij over de panische reacties in Nederland, waar hij is als deelnemer aan de Nederlands-Vlaamse filosofendag. ‘Daden als deze laten zien dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. We moeten onze vrijheid voortdurend verdedigen. Iedere vrijheid kan immers goed en slecht worden gebruikt en in naam van de vrijheid kan diezelfde vrijheid om zeep worden geholpen.’

Repressie is, vindt hij, noodzakelijk om bewegingen en personen te bestrijden die de vrijheid fundamenteel bedreigen. En zeker ook wanneer dit via terreur gebeurt. ‘In Spanje is lang geaarzeld om de ETA te verbieden. Tegenstanders van een verbod beriepen zich op de fundamentele vrijheid van politieke partijen. Altijd zeiden ze “we kunnen niet aan politieke bewegingen komen”, zelfs als ze wisten dat deze bewegingen het terrorisme financieel steunden. Maar uiteindelijk werd een wet aangenomen die deze bewegingen verbood. Als gevolg van de maatregelen zijn veel ETA-leden gearresteerd en is het aantal aanslagen de laatste jaren aanzienlijk gedaald. De ETA is nu op sterven na dood. Een van de gevangen kopstukken schreef onlangs vanuit de gevangenis dat ze de slag verloren hebben.’

Bespotten

‘Het recht op vrije meningsuiting is hét kenmerk van de democratie’, reageert Savater op de discussie over de grens van de vrije meningsuiting, die onmiddellijk na de moord op Van Gogh in Nederland op gang kwam. ‘Het uitspreken van afkeuring is een van de meest democratische principes van de wereld. En juist vanwege dit principe zijn democratische samenlevingen, die immers gebaseerd zijn op vrijheid en niet op dwingende unanimiteit, de meest conflictueuze die er ooit zijn geweest in de geschiedenis van de mensheid.’ Hij verwijst naar zijn boek Goed samenleven – over politiek en samenleving – waarin hij schrijft dat ‘niets zo prikkelend, zo menselijk is als in een goed gesprek met je buurman zijn opvattingen betwisten, kritiseren, ja zelfs bespotten.’ Savater: ‘Nee, je moet niet altijd andermans opvattingen en overtuigingen respecteren. Wat vooral gerespecteerd moet worden, zijn de personen en hun burgerrechten, niet hun opvattingen of hun geloof. Ik weet wel dat er mensen zijn die zich zozeer identificeren met hun overtuigingen dat ze die als een deel van hun lichaam zijn gaan zien. Dit zijn mensen die voortdurend roepen: “Ze hebben me gekwetst in mijn overtuigingen!” Alsof iemand met opzet op hun tenen is gaan staan. Het is misschien niet erg beleefd om luidruchtig te bekvechten met een medemens, maar dan gaat het alleen om een kwestie van manieren, niet om een misdaad.’

‘Het probleem is dat degenen die zich gekwetst voelen in hun opvattingen, het recht menen te hebben hun tegenstanders letterlijk en fysiek te kwetsten. Mensen die onpartijdig willen lijken, zeggen dan: “Had dan ook die mensen niet in hun geloof gekwetst, want zij hebben er recht op dat hun heilige boeken gerespecteerd worden.” Maar dat is flauwekul. Alsof iemand kwetsen in zijn geloof hetzelfde is als hem zijn strot afsnijden! Alsof een beleefdheidsnorm die zegt dat je iemands geloofsovertuigingen niet mag tegenspreken van dezelfde orde is als het recht om niet vermoord te worden door gestoorde fanatici!’

In een democratie moeten we leren leven met levensbeschouwelijke of ideologische keuzes waarmee we het niet eens zijn, zegt Savater. Iemand die een beroep doet op de democratische bescherming van zijn eigen overtuigingen en levenswijze, impliceert daarmee dat hij de democratie aanvaardt als een seculier, pluralistisch bolwerk van de individuele mensenrechten, als het kader waarbinnen alle overtuigingen en levensstijlen kunnen bestaan.

Alleen het openlijk aanzetten tot misdaad, tot het terroriseren van personen of tot vernietiging van andermans bestaansmiddelen kan volgens Savater aanleiding zijn voor beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting.

Nieuwe banden

De school is de eerste plek waar kinderen in aanraking komen met de veelvormigheid van de democratische samenleving én daarmee moeten leren omgaan. Daarom is Savater radicaal gekant tegen bijzonder – op godsdienstige overtuigingen – gebaseerd onderwijs: ‘De school is de eerste publieke ruimte die het kind betreedt en die hem voorbereidt op de democratische samenleving. Godsdienstige opvoeding behoort niet tot de taak van de school. Religie heeft te maken met de ziel, niet met burgerschap. En de school moet niet de zieltjes van de kinderen redden, maar ze opleiden tot burgers. De school is evenmin het verlengstuk van de ouders, maar een instituut van de gehele samenleving, van ons allemaal.’

Savater verzet zich daarom ook tegen het idee dat de school onderdeel is van een aparte gemeenschap binnen het geheel van de samenleving. Speciale gemeenschappen waar de leden door geboorte, afkomst of etnische herkomst onontkoombaar bijhoren, horen niet in een democratische samenleving, zegt hij. ‘Een democratische samenleving bestaat juist uit individuen die zich kunnen onttrekken aan de codes en regels van hun geboorteplaats, van oude tradities en van hun familie. Wat we allemaal met elkaar gemeen hebben in een democratie is de mogelijkheid om te breken met alles wat door onze afkomst is bepaald en te kiezen voor nieuwe banden, nieuwe riten en nieuwe mythen. Dit wil niet zeggen dat een gemeenschap geen gezamenlijke band met het verleden of een gedeeld groepsgevoel in het heden ervaart. Ik pleit er alleen maar voor dat niemand daardoor wordt gedwongen een leven te leiden waarvoor hij of zij niet heeft gekozen. Mijn uitgangspunt is dat wat ik voor mezelf wil, ook voor anderen wil. Een vrouw die iedere dag een burka wil dragen, moet dat vooral doen. Maar we moeten verbieden dat haar man of iemand anders haar daartoe verplicht.’

Savater is een criticus van ‘het cultureel provincialisme van de mythe van unieke eigenheid’. Juist het onderwijs is een geprivilegieerd instrument om die unieke eigenheid om te zetten in een universele menselijkheid. ‘Het onderwijs moet leren verraad te plegen aan alles wat de menselijke horizon wil inperken. Ik bedoel hiermee dat in naam van het enige waartoe wij werkelijk en essentieel behoren – het menselijke –   wij al wat in onze toevallige groepsverbanden buitensluitend, afwerend, nationalistisch, chauvinistisch en maniakaal zelfgenoegzaam is, moeten doorbreken, moeten tegenspreken en relativeren.’

Nietzsche

Met zijn pleidooi voor het universeel menselijke, verzet Savater zich tegen de tendens om juist de eigen wortels of religie centraal te stellen. Die tendens noemt hij zelfs gevaarlijk. ‘Die levenshouding wil de wereld opdelen in afgesloten en steriele culturele en intellectuele getto’s. Dit wereldbeeld betekent dat elke stam in zichzelf opgesloten moet blijven, genoeg heeft aan de eigen unieke identiteit, die door de voorouders, patriarchen of opperhoofden is gevestigd. Er moet wel plaats zijn voor diversiteit, maar niet voor stammengeest.’

‘Het gevolg van deze dwaalleer is dat we niet vrij mógen zijn. Nietzsche meende dat een vrij mens “degene is die anders denkt dan te verwachten zou zijn op grond van zijn afkomst, milieu, stand en emplooi, of de heersende opvattingen van zijn tijd”. Maar in deze dwaalleer is iemand die anders denkt dan de groep waarin hij verkeert niet vrij maar een verrader.’

De opkomst van het stammendenken komt volgens Savater voort uit angst. De vrees voor een meer en meer globaliserende wereld. ‘Globalisering roept angst op. Tegenwoordig zijn de traditionele natiestaten brozer. Mensen voelen zich niet genoeg beschermd door de staat. Werk bijvoorbeeld wordt steeds globaler. Een werknemer in Europa kan zijn baan verliezen, omdat er iemand in India is die hetzelfde werk voor minder geld verricht.’

‘Er kleven natuurlijk grote bezwaren aan de globalisering van multinationale ondernemingen of instellingen. Maar globalisering kan ook goed zijn om bijvoorbeeld milieuproblemen te bestrijden. En die angst voor commerciële globalisering mag geen vrijbrief zijn voor een neiging tot nationalisme, regionalisme, of provincialisme – in politieke of intellectuele zin.’

Moed

Met zijn denken wil Savater bijdragen aan de vraag hoe we een republiek voor iedereen kunnen maken, volgens Savater tegenwoordig de belangrijkste kwestie. Geen republiek voor een groep, maar voor de hele mensheid. Daarvoor is denken en moed nodig, zegt hij. ‘De moed om te denken, de moed om te praten. Een magische oplossing is er niet. En het probleem is dat het denken in veel gevallen is gesubstitueerd door beelden en slogans. Veel debatten worden gedomineerd door onjuiste of sterk vereenvoudigde beelden. Daarom moeten we discussiëren, iemand moet een genuanceerder beeld geven.’

‘Ja, het is moeilijk’, geeft hij toe. ‘Maar we moeten niet blijven herhalen dat zaken moeilijk zijn. We moeten ophouden met klagen. Klagen getuigt van een slavenmentaliteit. En het Westen moet zijn verantwoordelijkheid nemen voor de rest van de wereld, voor de verdeling van rijkdom en het verdedigen van mensenrechten. De westerse landen hebben een geprivilegieerde positie. Dat betekent ook dat als wij het niet doen, niemand het doet.’

Savaters vertrouwen in de kracht van denken en discussiëren lijkt te wijzen op een groot optimisme. ‘Of ik een optimist ben? Nee, eerder pessimist’, reageert hij. ‘Er is geen redding als we er niet voor strijden. Als een optimist uit een kamer naast die van hem rook ziet opstijgen, denkt hij “er zal wel iemand iets aan het bakken zijn”. Een pessimist vermoedt dat er brand is en gaat er naar toe om die te blussen. Ik ben voortdurend aan het blussen.’

Fernando Savater (San Sebastián, 1947) wordt de Spaanse Sartre genoemd en is ook wel vergeleken met Salman Rushdie. Hij schrijft voor El País en El Correo. Van de bijna vijftig boeken die hij schreef zijn in het Nederlands vertaald: Het goede leven. Ethiek voor mensen van morgen (1996), Goed samenleven. Politiek voor mensen van morgen (1998), De waarde van opvoeden. Filosofie van onderwijs en ouderschap (2001), De vragen van het leven (2004) en Filosofie van de vrijheid (2004), alle vijf verschenen bij Bijleveld.