‘Het lijkt wel alsof we niets liever doen dan een gouden tijdperk verzinnen waarin mens en natuur in perfecte harmonie met elkaar leefden,’ zegt Estelle Zhong Mengual. ‘Is het niet het paleolithische tijdperk, dan wel de klassieke oudheid of de middeleeuwen. Er zijn zelfs mensen die beweren dat hun grootouders het nog hebben meegemaakt. Ik vind dat dit er niet toe doet, omdat we het over het heden moeten hebben. Want we bevinden ons in een unieke situatie. De aarde wordt door toedoen van de mens langzaamaan onbewoonbaarder, en dat is nooit eerder in de geschiedenis voorgevallen.’
Zhong Mengual is kunsthistoricus, verbonden aan de Parijse École nationale supérieure des beaux-arts. Daarnaast schreef ze een van de opmerkelijkste en mooiste boeken van de afgelopen jaren, Leren kijken. Enerzijds biedt het boek een analyse van de wijze waarop de natuur de voorbije eeuwen in de schilderkunst gerepresenteerd werd: als een menselijk wingewest, al waren er ook schilders die het iets genuanceerder afschilderden. Vertrekkend vanuit die analyse houdt ze ook een pleidooi om anders naar die natuur te kijken – namelijk als iets waar we deel van uitmaken.
Kijken is geen neutrale bezigheid?
‘Nee, kijken gaat samen met waarderen. We hebben de indruk dat we onze omgeving scannen zonder er een oordeel over te vellen, maar dat is niet zo. Wanneer je over straat loopt zullen je bepaalde zaken opvallen en andere niet. Een architect zal eerder naar de gebouwen kijken en ik, aangezien ik in de natuur geïnteresseerd ben, zal in diezelfde straat kraaien en parkieten zien. Wat je ziet hangt dus in grote mate af van wat je aangeleerd is.’
Of zoals je schrijft: wanneer we aan een trein denken, zien we allerlei zaken, maar wanneer we aan een hert denken, zien we alleen zo’n beest tussen de bomen staan. Moeten we anders leren kijken?
‘Precies, het gaat om de associaties die we maken, de wereld die meekomt met de voorstelling die we ergens van maken. Stel dat ik je vraag aan een duif te denken, dan is het mogelijk dat het enige wat in je opkomt “schurftig vlooienbeest” is. Dat zou dan je schamele relatie met die vogel aantonen. Maar wanneer je mensen vraagt om aan liefde te denken, gaat er een hele waaier van associaties voor hen open, die ze aangereikt krijgen vanuit hun ervaring, verhalen die ze gehoord hebben en kunst die ze hebben gezien. Verliefd worden is daardoor heel intens. Ik hoop dat het gevoel dat mensen krijgen bij het zien van de levende wereld om hen heen ooit even intens zal worden.’

Kijken kun je leren | recensie
Werkt kijken anders dan iets in woorden vatten?
‘Geef iets een naam en je bent ermee klaar. Dat doen we onophoudelijk met de natuur. Maar wat zegt een naam? Niets toch? Ik weet hoe jij heet, maar voor de rest weet ik niets van je. Anderzijds kunnen namen ook nieuwe werelden openen. Frances Theodora Parsons, een van de vele Britse negentiende-eeuwse vrouwelijke natuuronderzoekers, zei dat ze zich een vreemdeling in de natuur voelde tot ze de namen van de planten rondom haar leerde kennen. Dat gevoel heb ik ook vaak, dat ik me een vreemde voel in de wereld om me heen. Alleen mag een naam geen eindpunt zijn. Het moet de deur zijn tot een nieuwe wereld. Zo gaat het ook met mensen. Wanneer we kennismaken zeggen we eerst onze naam en daarna praten we verder. Ik zeg niet: “Hoi, ik ben Estelle,” waarna ik me omdraai en vertrek.’
Parsons was hierin niet alleen. Waarom waren vrouwen in het Victoriaanse tijdperk zo geïnteresseerd in de natuur?
‘In elk geval niet omdat het carrièrekansen bood. Vrouwen waren niet welkom aan de universiteit, noch bij wetenschappelijke genootschappen. De natuur beschrijven en bestuderen was voor hen een manier om autonomie en een doel in het leven te vinden, en om te ontsnappen aan de nauwe grenzen waarin het patriarchaat hen had opgesloten. Ze kwamen uit de hogere middenklasse en werden verondersteld zich te beperken tot het huishouden. Alleen eropuit trekken deed je niet. De interesse in natuur bood een uitweg voor vrouwen. Ze namen niet deel aan koloniale expedities, zoals veel van hun mannelijke collega’s, maar hechtten daarentegen waarde aan de onspectaculaire natuur om hen heen. Ze schreven over Engelse planten en paddenstoelen, ondanks dat ze geen toegang hadden tot de academische uitgeefwereld. Maar met die boeken wekten ze wel de interesse in de natuur bij gewone mensen. Daar kunnen we vandaag de dag nog iets van leren.’
‘Interesse in de natuur was lang alleen zelfinteresse’
De emancipatie van de Victoriaanse vrouw ging dus hand in hand met die van de Victoriaanse natuur?
‘Ja, en het was een stille emancipatie. Geen revolutie, maar het uitvoeren van een dagelijkse praktijk die het leven rijker, breder en betekenisvoller maakte. Wellicht ook omdat ze het deden voor zichzelf, en niet voor hun gezin, zoals van hen werd verwacht.’
Waarom kennen wij die vrouwen niet?
‘Omdat mannen de zaak overnamen, zoals ze dat steeds doen. Aan het einde van de negentiende eeuw waren er zoveel vrouwen actief in het natuuronderzoek dat mannen artikelen begonnen te schrijven waarin ze openlijk pleitten voor een mannelijke coup. Natuuronderzoek is voor mannen, meenden ze. We zien de natuurwetenschappen nu als een netjes afgebakend domein, maar dat waren ze in de negentiende eeuw nog niet. Darwin studeerde bijvoorbeeld nooit biologie. Hij was een autodidact. De institutionalisering van de wetenschappen zou pas eind negentiende eeuw gebeuren. En daar ging ook een professionalisering mee gepaard. Wetenschap werd iets van de academie, alles daarbuiten werd gezien als amateurisme. Vrouwen werden dus uitgesloten van de wereld van de kenniscreatie. Ze mochten alleen nog kennis populariseren.’
Tekst loopt door onder afbeelding

U bent kunsthistoricus. Ziet u aan eeuwenoude schilderijen hoe men indertijd naar de natuur keek?
‘De wijze waarop we iets schilderen verraadt ons wereldbeeld. Ook op dat vlak is onze blik niet neutraal. Ik heb me vooral toegelegd op landschapsschilderkunst, en in Europa en Amerika volgde die bepaalde regels. De introductie van perspectief gaf de waarnemer een extern en overschouwend gezichtspunt. Hij maakte geen deel uit van waar hij naar keek, maar stond er vaak boven, alsof het beste gezichtspunt op de natuur er een is dat je een gevoel van controle en overheersing oplevert. Wij doen hetzelfde wanneer we tijdens een wandeling het uitkijkpunt niet willen missen, vanaf waar we het hele landschap kunnen overschouwen. Als je dat punt hebt bereikt, krijg je het schilderij, met in de verte de horizon en de natuur die zich overgeeft aan de kijker. Het is ook opvallend dat er tot de negentiende eeuw maar een paar schilderijen gemaakt werden waarop alleen de natuur voorkwam. Om echt geslaagd te zijn moest er altijd een menselijke constructie op staan, zoals een tempeltje of een boerderij. Op Nederlandse en Vlaamse landschapsschilderijen na, kregen omgevingen, planten en dieren bijna altijd menselijke betekenissen toegekend. Ze werden geïnterpreteerd als symbolen. Een vink stond dan bijvoorbeeld voor de passie van Christus. Of het werden emotionele spiegels, waarbij een bos onze menselijke melancholie toonde. De interesse in de natuur was dus eigenlijk niets meer dan een interesse in onszelf.’
‘De vernietiging van de aarde is geen moreel, maar een politiek probleem’
Waarom vormde de Nederlandse en Vlaamse landschapsschilderkunst hierop een uitzondering?
‘Omdat landschapsschilderkunst hier een genre op zich werd. In de zeventiende eeuw was het zelfs het meest succesvolle genre van allemaal. De landschapsschilderkunst werd een manier om de economische controle over het land te vieren, dat zowel van de verdreven Spaanse bezetters als van de zee was gewonnen. In zekere zin presenteren Vlaamse en Nederlandse landschapsschilderijen dus ook een bijzonder mensgerichte kijk op de natuur. “Kijk hoe de menselijke hand alles hier heeft gevormd”, is de boodschap.’
Moeten we de onttovering van de wereld terugdraaien, zoals de romantici wilden?
‘Vanaf de zestiende eeuw begon de wetenschap de natuur tot natuurwetten te reduceren. Dat ging gepaard met een denigrerende kijk op iedere andere blik op de natuur, of die nu religieus, ritualistisch of esthetisch was. De wetenschap eiste het alleenrecht op de waarheid op. Romantische schilders als Caspar David Friedrich en schrijvers als Goethe gingen daar tegenin met hun mening dat de realiteit uit meer bestaat dan wiskundige vergelijkingen en natuurkundige wetten. Maar ze verwierpen die wetenschap ook niet. Er zijn verschillende toegangen tot de waarheid over onze wereld, meenden ze. Een kunstenaar besteedt veel tijd aan het observeren van de wereld. Dat levert ook een soort kennis op, geen wetenschappelijke natuurlijk, maar wel kennis. Ik sluit me daarbij aan. Voor mij is het geen kwestie van wetenschap of kunst, maar van wetenschap en kunst, waarbij de wetenschap ons beschermt tegen een al te antropocentrische kijk op de wereld.’
De tegenstelling tussen kennis en gevoel is dus artificieel?
‘Absoluut. Kennis is een manier om verwantschap op te bouwen. Daar komt gevoel bij kijken. Het is gek dat we dit vanzelfsprekend vinden wanneer het over mensen gaat, maar niet wanneer het over planten of dieren gaat.’
Wat zegt dit over ons?
‘Velen houden er een misantropische kijk op na, alsof mensen inherent slecht zijn: gewelddadig, heerszuchtig en gedoemd om in conflict te leven met de natuur. Maar dat is niet zo. Wij maken deel uit van de levende wereld. De ravage die we aanrichten terugvoeren tot de menselijke natuur is te makkelijk. Ze ontslaat ons van iedere verantwoordelijkheid. Het is niet de mens die onze wereld vernietigt, maar eerder een specifiek productie- en economisch systeem, onze kapitalistische, industriële en uitbuitende praktijk. De huidige vernietiging van de leefbaarheid op aarde is dus geen moreel, maar een politiek probleem.’
Leren kijken. De optiek van het levende
Estelle Zhong Mengual
Octavo
304 blz.
€ 34,50