Home Elke Wiss: ‘Praktische filosofie is mijn sportschool voor de geest’

Elke Wiss: ‘Praktische filosofie is mijn sportschool voor de geest’

Volgens Elke Wiss is een goede vraag meer dan een mening met een vraagteken. En echt nadenken is iets anders dan maar wat aanrommelen in je hoofd. Ze pleit voor meer praktische hulp voor goed denkwerk.

Door Gerrit-Jan KleinJan op 24 december 2021

Elke Wiss praktische filosofie beeld Tessa Posthuma de Boer

Volgens Elke Wiss is een goede vraag meer dan een mening met een vraagteken. En echt nadenken is iets anders dan maar wat aanrommelen in je hoofd. Ze pleit voor meer praktische hulp voor goed denkwerk.

Cover van 01-2022
01-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Denken lijkt zo makkelijk, maar dat is het niet.’ Aan het woord is Elke Wiss, en ze klinkt stellig. Ja, ze hoort het de mensen met wie ze praat regelmatig zeggen: ‘O, maar ik denk te veel.’ Wiss: ‘Dan vraag ik door: wat doe je dan, wat denk je dan? Wat blijkt? Het gaat eerder over iets wat we piekeren noemen, of fantaseren of associëren. Dat noem ik “hoofdrommelen” en geen denken. Ik pleit voor denkwérk. Dat is echt iets anders. Denkwerk, dat gaat gestructureerd en gedisciplineerd.’

Wie met theatermaker en praktisch filosoof Elke Wiss praat, hoort dit begrippenpaar regelmatig uit haar mond rollen. Want een goed filosofisch gesprek voeren is volgens Wiss nog niet zo makkelijk. Het vraagt om praktische oefening, want gestructureerd denken is lastig. ‘Het is ons niet eigen. Onze geest pakt alles vast wat voorbijkomt. De ene gedachte na de andere. Ons denken is vaak associatief, primair en emotioneel.’ Wiss houdt haar duim en wijsvinger een stukje uit elkaar: ‘Daar kom je maar zó ver mee.’ Ze vervolgt: ‘Je kunt gestructureerd denken vergelijken met balletdansen. De horlepiep en de polonaise kunnen we nog wel aan, maar aan Het Zwanenmeer zijn honderden pliés voorafgegaan. Door te trainen kun je één gedachte nemen en vasthouden. Daar kun je dan zorgvuldig naar kijken.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wiss is oprichter van De Denksmederij, een bureau voor praktische filosofie en creatief denken. Ze leert daar cursisten onder meer vragen stellen en goed luisteren. Sinds kort is Elke Wiss bovendien columnist van Filosofie Magazine. Ook verscheen afgelopen zomer haar tweede boek En ze filosofeerden nog lang en gelukkig.

De titel is niet toevallig een toespeling op de frase waarmee alle sprookjes afsluiten. De bundel bestaat uit tal van korte sprookjesachtige verhalen van een pagina of drie, vier, vijf. Ze gaan over zaken zoals het hebben van een huis, reizen en opruimen, maar net zo goed over grote thema’s als de dood of mislukken. Na elk verhaal vuurt Wiss een reeks vragen af op de lezer, zoals: ‘Is het goed om te willen winnen?’, ‘Wanneer ben je op avontuur?’, ‘Kunnen we onszelf ontlopen?’, ‘Moet je leven alsof elke dag je laatste is?’. ‘Verhalen in de vorm van sprookjes, mythes, sagen of parabels zijn vaak een fijn vertrekpunt om te filosoferen,’ schrijft ze in het boek.

U noemt uw sprookjes en vragen ‘een denkprikkel’, een startpunt voor een zinvol gesprek.
‘Verhalen bieden een doorkijkje naar een wereld waarin je uit jezelf niet zo snel terechtkomt. Ik merk dat, wanneer je serieus nadenkt over een verhaal, je in een andere verdieping van je denken kunt belanden. Ik bedoel daarmee dat je een perspectief krijgt dat je eerder niet had.

Iedereen kent de ervaring dat je met een vriend of vriendin in gesprek bent en je opeens denkt: o, verrek zo heb ik er nog nooit tegen aangekeken. Of je kijkt naar een film en je denkt: hé, dat personage, daar moet ik wat mee. Of: er zit een boodschap in, daar kan ik wat mee. Volgens mij gebeurt dat zelfs al zonder dat we het doorhebben.

Ik zie dat ook in mijn werk. Ik kreeg laatst een mailtje van een yogadocent. Voordat zij begon aan een yogales las ze haar cursisten een verhaal van mij voor. Dat ging over een rommelzolder, over dat ons hoofd vol zit met oude gedachten en gewoontes. Na de les kwamen een paar cursisten erop terug. Ze bespraken welke overtuiging ze tegen beter weten in vasthielden. Ik vind het best wel cool om te horen dat een verhaal tot inzichten leidt. Gewoon tijdens yoga.’

Sprookjes worden vaak gezien als kinderverhalen. Waarom dan toch deze vorm?
‘Het gaat mij juist om de nostalgie, de liefde voor dergelijke verhalen. En gelukkig delen velen dat gevoel met mij. Er zijn volwassenen die deze verhalen te kinderlijk vinden. Maar er zijn ook mensen die sprookjes vroeger te gek vonden en het jammer vinden dat ze die verhalen als volwassenen niet meer voorgeschoteld krijgen. Overigens vraag ik me af of dat laatste zo is. Is Netflix ook niet een soort leverancier van sprookjes? Hoe dan ook, volwassenen zijn niet meer gewend dat sprookjes zich nog aandienen.

‘Vragen zijn de poort naar een ander perspectief’

Ik hoop dat mijn verhalen uitnodigen tot een nieuwe kijk op dingen die je al kent. Niet in de vorm: hier heb je verhalen met een boodschap en troost – die richting, daar kun je heen. Daarom stel ik na mijn verhalen veel vragen. Waarom denk je iets? Op basis waarvan? Door die vragen te beantwoorden kun je opnieuw kiezen: kijk er eens naar van deze kant, of van de andere kant. Met mijn sprookjes pleit ik ervoor te onderzoeken wat je denkt.’

U stelt inderdaad veel vragen na uw verhalen. Wanneer is een vraag een goede vraag?
‘Volgens mij zijn vragen de poort naar een ander perspectief. Naar iets wat je nog niet hebt gezien. Met de juiste vragen kun je het hoe en waarom van iets blootleggen. Veel mensen die ik spreek, ook mijn cursisten, stellen mij de vraag: wat is een goede vraag? Ik verdenk ze er dan altijd van dat ze een lijstje willen met een stuk of tien vragen waarvan ze hopen dat er altijd wel een bij zit die raak is. Pasklare vragen heb ik natuurlijk niet.

Maar we hebben zelf niet door dat we vaak een mening verkondigen met een vraagteken erachter. Laat ik een paar voorwaarden noemen. Een goede vraag verduidelijkt altijd iets wat iemand vertelt. Een goede vraag is ook echt een vraag. Een goede vraag is ook eenduidig, helder en kort. In een goede vraag zitten zo min mogelijk suggesties.

En tot slot: een goede vraag blijft dicht bij het denken van de ander en wil dat denken verdiepen, verkennen of problematiseren. Het gaat mij erom dat de ander door mijn vraag tot denken wordt aangezet.’

Vragen mogen dus best lastig en ongemakkelijk zijn voor de ander?
‘Inderdaad, want daar zit de groei. Dan verken je nieuwe ideeën. Dan word je uitgedaagd. Ik vergelijk het met sporten. Mijn squats bij mijn personal trainer moeten ongemakkelijk zijn, anders groeien mijn spieren niet. Zo is het ook met denken. Als het niet moeilijk is, dan is het smalltalk. Ook leuk, maar daar word je niet door uitgedaagd. Als je tot de conclusie komt “zo heb ik er nog nooit over nagedacht”, dan is er sprake van groei. Het gaat mij vooral om een levenshouding van de dingen bevragen. Jezelf en je eigen opvattingen niet uitgezonderd.’

Wanneer is een vraag, naast een goede vraag, ook een filosofische vraag?
‘Dit vind ik lastig te beantwoorden. Wanneer is iets nog filosofie? Gaat dat alleen over de grote vragen des levens? Ik weet het niet zo goed. Filosofie gaat om wijzer worden. Een filosofische vraag stel je dus ook om wijzer te worden. Dat is de meest vage, maar ook meest juiste omschrijving.

In mijn filosofische praktijk wil ik een vrije denkruimte creëren. De Franse filosoof Oscar Brenefier, bij wiens instituut ik tegenwoordig in de leer ben, zegt altijd dat je “het ondenkbare moet denken”. Echt dingen uitvlooien. Stel, er komt iemand bij mij die levensmoe is. Uiteraard verwijs ik zo iemand in zo’n situatie door naar een psycholoog of huisarts, maar ik vind dat je dit soort thema’s ook filosofisch moet kunnen benaderen door de juiste vragen te stellen. Wat doe ik hier nog? Wat maakt het leven de moeite waard? Waarom moet ik leven? Je moet onderzoeken, niet wegstoppen.’

U bent iemand die de filosofie toepast, een praktisch filosoof?
‘Ik heb geen filosofie gestudeerd. Dus ik weet ook niet of ik mezelf wel filosoof kan noemen. Maar ik leg het altijd zo uit: aan de universiteit bestudeer je theoretische filosofie, je neemt kennis van filosofen, leest ze kritisch. Ik doe iets anders: ik beoefen kritisch denken. Ik train oordeelsvermogen, onder andere door vragen te stellen. Vragen kun je stellen bij een filosofische tekst, maar ook bij je eigen denken, een gesprek of een ethische kwestie.

Ik ben zelf nog steeds zoekende wat betreft de titel “praktisch filosoof”. Ik help mensen scherpere vragen te stellen aan zichzelf en anderen. Daardoor voeren ze gesprekken met meer scherpte en diepgang. Dat leidt tot meer doordachte en beter gefundeerde besluiten. Ik val mensen lastig met vragen die ze zichzelf niet durven stellen. Ik bevraag van alles, maar is het nog wel filosofie? Wanneer is het filosofie? Of ben ik vooral praktisch bezig?’

U bent niet opgeleid tot academisch filosoof, maar bent wel elke dag met filosofie bezig?
‘Tijdens de opleiding tot theatermaker aan de Toneelacademie in Maastricht was ik inderdaad al met filosofische vragen en filosofie bezig. Als theatermaker dacht ik op een gegeven moment: hm, ik maak voorstellingen over zaken als moed en rechtvaardigheid – grote en best wel ongrijpbare concepten. Ik zocht naar handvatten om scherpere vragen te kunnen stellen. Zo kwam ik bij de praktische filosofie terecht. Het is sindsdien mijn sportschool voor de geest.

‘Een academicus bestudeert filosofische theorie, ik beoefen het kritische denken’

Toch aarzel ik om bijvoorbeeld te noemen welke filosofen mij dan inspireren, want het zijn de usual suspects: Descartes, Kant, Socrates. Sartre is een van mijn favorieten. Op de een of andere manier kwam ik die rond mijn puberteit tegen en heeft hij me altijd geïnspireerd met de gedachte dat je vooral zélf verantwoordelijk bent voor je bestaan. Toch verwijt ik mezelf weleens dat ik zoveel filosofie nog niet ken’: oosterse filosofie, Indiase filosofie.’

U klinkt nu wel erg bescheiden, maar volgens mij hebt u een duidelijke wijsgerige missie.
‘Absoluut. Als het gaat over de spirituele kant, de emotionele kant van ons leven, het in-contact-met-je-gevoel, is daar veel over te vinden. Maar praktische hulp bij goed denkwerk, daar is niet zoveel beschikbaar. Terwijl het wel belangrijk is, misschien wel meer dan ooit.

Volgens mij hebben we moeilijke gesprekken te voeren met ons allen. Denk aan het klimaat, discriminatie, inclusie en – hier in Drenthe, waar ik woon – de komst van de wolf. Dat zijn zo een paar onderwerpen waar je tijdens een uurtje brainstormen niet zomaar een knoop over kunt door­hakken. Het is nu te vaak: ik heb mijn standpunt en dat ga ik met hand en tand verdedigen. Ik denk dat je verder komt met samen luisteren en samen vragen stellen, gestructureerd en gedisciplineerd.’