Een bekende cartoon in de New Yorker toont een man met drie kinderen bij een kampvuur in een desolaat landschap. De man zegt: ‘Ja, de planeet is verwoest, maar gedurende één prachtig moment in de geschiedenis hebben we veel waarde gecreëerd voor aandeelhouders.’ De grap toont de bittere waarheid van het economisch denken, waarin winstmaximalisatie de prioriteit krijgt boven het beschermen van de meest basale voorwaarde voor het leven: een leefbare planeet. Ondanks het feit dat de gevolgen van die economische logica steeds duidelijker en vernietigender zichtbaar worden (in de vorm van bosbranden, overstromingen, pandemieën, hongersnood, enzovoorts) lijkt er politiek gezien weinig aanzet om het tij te keren. Integendeel, radicaalrechtse bewegingen hebben overal in de westerse wereld de overhand, en dit gaat gepaard met het terugschroeven van klimaatmaatregelen en het vrij spel geven aan vervuilende industrieën, zoals de bio-industrie en de fossiele brandstofindustrie. De overwinning van de ‘zachte krachten’, waar Henriette Roland Holst in haar beroemde gedicht uit 1918 zo van overtuigd was, laat nog altijd op zich wachten.
Thijs Lijster (1981) is als kunst- en cultuurfilosoof verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij schreef meerdere boeken, waaronder Frankfurter Schule (2023) en Wat we gemeen hebben (2022).
Als de waanzin van deze manier van denken – en voor de kinderen uit de cartoon kan het niet anders dan als waanzinnig overkomen – zo zonneklaar is, waarom is het dan zo moeilijk om ons eraan te ontworstelen? En op welke manier zouden we dat niettemin kunnen doen? Op die vragen geeft Eva von Redecker in het boek Revolutie voor het leven een antwoord.
Hoewel Von Redecker niet in Frankfurt studeerde, noch ooit aan het Frankfurter Institut für Sozialforschung verbonden is geweest, kan zij in meerdere opzichten gezien worden als de erfgenaam van deze denktraditie. De Frankfurter Schule is de naam die gegeven wordt aan de groep denkers (o.a. Horkheimer, Adorno, Marcuse en Benjamin) die aan de basis stond van de zogenaamde ‘kritische theorie’, een vorm van sociale en cultuurtheorie die niet slechts neutraal beschrijvend te werk gaat maar ook kritisch oordeelt over de samenleving, en zich inzet om die samenleving ten goede te veranderen.
Ze erft van hen een manier van denken die sociaal-maatschappelijke analyse verbindt met filosofische vraagstukken. Revolutie voor het leven vertoont daarin veel gelijkenissen met Dialectiek van de Verlichting (1944/47), dat als het belangrijkste boek van de eerste generatie Frankfurter Schule gezien kan worden. Voor Horkheimer en Adorno was de maatschappelijke gelijkschakeling en de totale controle over het leven (die zij niet alleen herkenden in het nazisme maar eveneens in de Amerikaanse ‘cultuurindustrie’) een symptoom van een gelijkschakeling in het denken. In een wereld die beheerst werd door monopoliekapitalisme en technisch-wetenschappelijk denken heerste volgens hen de ‘universele inwisselbaarheid’, waarin niet langer plaats was voor het particuliere en waarin zelfs levende wezens als onderling inwisselbare eenheden kunnen worden beschouwd: ‘Het konijntje gaat niet als vertegenwoordiger maar miskend als louter exemplaar van zijn soort langs de kruiswegstaties van het laboratorium.’
Explicieter dan Horkheimer en Adorno – die hun in de Verenigde Staten geschreven teksten ontdeden van marxistisch jargon uit angst geassocieerd te worden met het Sovjetregime – verbindt Von Redecker deze manier van denken met de kapitalismekritiek van Marx. Net als voor Marx is eigendom voor haar het centrale probleem en de belangrijkste bron van de hedendaagse crises (in dat opzicht is mijn gebruik van de metafoor van de ‘erfgenaam’ ironisch). Nu heeft eigendom altijd wel een rol gespeeld in menselijke samenlevingen, en het zal dat ook wel blijven doen, maar volgens Von Redecker ging de geboorte van het moderne kapitalisme gepaard met een zeer specifieke opvatting van eigendom die zij ‘absolute zaakheerschappij’ (absolute Sachherrschaft) noemt. Waar een landheer in de feodale tijd nog rekening moest houden wat zijn bezit betekende voor de kroon, de gemeenschap, en zelfs voor de schepping als geheel, daar werd kapitalistisch bezit praktisch, en op z’n minst in de verbeelding, ‘grenzeloos’. Zelfs het vernietigen van het bezit staat de eigenaar wettelijk gezien vrij.
Maar juist omwille van die grenzeloosheid moest dat bezit tegelijk strikt afgegrensd en geïsoleerd worden van zijn omgeving: feitelijk gebeurde dit in de historische ‘omheining van de meenten’ (enclosure of the commons), maar ook in ons denken krijgt het bezit – of dit nu een stuk land, een levend wezen of arbeidstijd betrof – een hekje om zich heen door zich als ‘object’ te onderscheiden van onszelf, als kennend subject. Dit is een cognitief-maatschappelijk proces dat Von Redecker in lijn met Horkheimer en Adorno (op hun beurt geïnspireerd door de Hongaarse marxist Georg Lukács) ‘verdinglijking’ noemt: het brengt een denken voort in termen van afgesloten, afgebakende eenheden, die kunstmatig geïsoleerd zijn uit sociale verbanden en historische processen.
Het is juist deze denkwijze die zich vijandig verhoudt ten opzichte van het leven. In de eerste plaats omdat geen enkele levensvorm in isolatie kan blijven bestaan, en dus ook niet afzonderlijk van zijn context gezien kan worden: de eenvoudigste levende cel is afhankelijk van interactie met de omgeving. Ten tweede omdat de op winstmaximalisatie en groei gerichte denkwijze van het kapitalisme geen rekenschap aflegt (en politiek gezien nauwelijks hoeft af te leggen) voor de vernietigende invloed die het heeft op de omgeving. Milieuvervuiling door fossiele en bio-industrie, fysieke en mentale gezondheidsproblemen, sociale ontwrichting door media- en toeristenindustrie – het zijn allemaal ‘externaliteiten’, het eufemisme dat de neoklassieke economie heeft verzonnen om de reële kosten van het kapitalisme buiten de rekensom te houden en af te wentelen op de natuur of de gemeenschap.
Evenmin als voor Marx, Lukács en de Frankfurters staan voor Von Redecker dus ontologische en epistemologische kwesties (zoals in dit geval de vraag over de relatie tussen subject en object) op zichzelf: deze zijn ingebed in en verweven met de historische, politiek-economische context. Dat geeft tegelijk aan waarom het zo moeilijk is om ons te ontworstelen aan het kapitalisme, namelijk omdat het gepaard gaat met een wereldbeeld dat zich in tot in de haarvaten van ons denken en leven heeft genesteld. De maatschappelijke revolutie die Von Redecker voor ogen staat is dus tegelijk een revolutie van ons denken.
Dit is een bewerkt fragment van het voorwoord van Thijs Lijster bij de Nederlandstalige editie van Revolutie voor het leven van Eva von Redecker, dat op 25 maart 2025 is verschenen bij ISVW Uitgevers.
Revolutie voor het leven. Een filosofie van nieuwe protestbewegingen
Eva von Redecker
vert. Peter Huijzer en Jan Sietsma
ISVW Uitgevers
288 blz.
€ 27,95