Home Waarheid Een postmoderne recensie van een verwarrend boek
Kunst Vrijheid Waarheid

Een postmoderne recensie van een verwarrend boek

Stuart Jeffries beschrijft postmodernisme en neoliberalisme als een onlosmakelijke eenheid. Een postmoderne recensie van een verwarrend boek.

Door Miriam Rasch op 25 maart 2022

postmodern postmodernisme Inntel hotel Zaandam Zaanstad Het Inntel Hotel in Zaandam. Beeld: Zairon/Wikimedia

Stuart Jeffries beschrijft postmodernisme en neoliberalisme als een onlosmakelijke eenheid. Een postmoderne recensie van een verwarrend boek.

FM4 2022 cover
04-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

In 2017 werd ik uitgenodigd door het Amsterdamse debatcentrum De Balie om te spreken over het essay als genre. ‘Waar ik ’s nachts van wakker lig’ noemde ik mijn bijdrage.

‘Want hoe heeft het zover kunnen komen dat het relativeren van de waarheid, het opvatten van feiten als constructies, de werkelijkheid zien als hoogstens intersubjectief, al die waarden waarmee iemand die is opgeleid in de geesteswetenschappen zo rond de millenniumwisseling zich identificeert (iemand zoals ik dus) – hoe kan het dat dat uiteindelijk in ons gezicht is geëxplodeerd?’ (‘Rasch opent met een onbegrijpelijke, maar geweldige zin,’ twitterde iemand. Hoe postmodern!)

Het was de tijd van de opkomst van post-truth, van ‘alternatieve feiten’ en zo verder. Dat Donald Trump in zekere zin een postmoderne vroeg- én nageboorte kon worden genoemd wilde ik nog wel geloven. Maar dat maakte hem nog geen navolger van bijvoorbeeld filosoof Bruno Latour, al werd die ervan beschuldigd het fenomeen post-truth eigenhandig te hebben uitgevonden. Als niets waar is, wil dat niet zeggen dat álles waar is. Die binaire tegenstelling is misschien wel de belangrijkste die het postmodernisme heeft willen kraken. Dat is duidelijk niet goed gelukt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In zijn boek Everything, All the Time, Everywhere. How We Became Postmodern trekt Stuart Jeffries een behoorlijk rechte lijn van de postmoderne ontmanteling van Grote Verhalen naar Trumps veronachtzaming van de waarheid. Van het spel met identiteiten van David Bowie naar onze authenticiteitsfetisj op de sociale media. Van Sophie Calle, die in een kunstproject een toevallig slachtoffer profileerde door al zijn contacten op te bellen, naar surveillancekapitalisme. Van het idee van Deleuze en Guattari van de mens als verlangensmachine naar de seksuele vergrijpen van Harvey Weinstein.

Kent u die meme van de ‘Math Lady’: vier plaatjes van een vrouw die met een intense blik probeert de formules die rond haar gezicht zweven te ontcijferen? Dat is hoe ik eruit moet hebben gezien bij het lezen.

Winstgevend

De drijvende kracht achter de post­moderne ontmanteling, het spel, de kunst en onze verlangens is volgens Jeffries helder: dat is het neoliberalisme. Postmodernisme en neoliberalisme zijn als de wielen van een tweespan. Beide draaien om vrijheid: de vrijheid van de consument om te kiezen en de vrijheid van de kunstenaar om te maken, ongehinderd door de overheid of iets als moraal. De twee lijken voor elkaar gemaakt. Het postmodernisme levert volgens Jeffries dan ook de culturele rechtvaardiging voor de afbraakpolitiek van het neoliberalisme, terwijl het neoliberalisme de vluchtigheid en immoraliteit van het postmodernisme legitimeert.

Achter de façade van het postmodernisme ligt de leegte van de markt

De kern van het postmodernisme – ‘alles kan’ – is zo open, productief en dus winstgevend dat ze geen kritische distantie tot de mainstream kan behouden. De vroege postmodernisten mogen hebben gedacht dat ze avant-garde waren, maar ze waren in feite de ‘moordenaars van de avant-garde’, aldus Jeffries. De implicatie is dat iedere postmodernist uiteindelijk een sell-out is – ja, een ‘cultural handmaiden to neoliberalism’.

Kent u de meme ‘Confused Travolta’, een gifje van John Travolta die in milde verwarring om zich heen kijkt, uit de film Pulp Fiction van Quentin Tarantino? Jammer voor u – die film maakt ons volgens Jeffries namelijk tot kritiekloze consumenten van geweld en retro-kitsch – kortom, tot ideale neo­liberale subjecten.

Verdraaiing

Postmodernisme is eropuit verwarring te scheppen. Wat is feit, wat is fictie? Wat is waarde, wat waarheid? Is iets serieus of ironie (of allebei tegelijk)? Steeds weer wordt de realiteit (die heus bestaat, dat weet ook Latour wel) een slag gedraaid, vervormd, gekopieerd en doorgegeven, tot de verbeelding alle ruimte inneemt en dat wat ze verbeeldt uit beeld verdwijnt. Dat dit tegelijk een artistiek stijlmiddel, een filosofische methode en een productietool voor entertainment is, maakt het nog verwarrender.

Een van de beruchtste voorbeelden is The Gulf War Did Not Take Place, een essayreeks van de Franse socioloog Jean Baudrillard over de verbeelding van de Golfoorlog die vóór de oorlog zelf stond. Maar Baudrillards werk vertoonde zelf ook deze dynamiek, stelt Jeffries. Zijn stukken waren evengoed simulacra, representaties van representaties van representaties, ‘which need not bear any resemblance to anything in the real world’. Wat is echt, wat verbeelding, wat ironische verdraaiing van de verbeelding?

Misschien levert deze vraag ook wel een sleutel tot Jeffries’ eigen, uitermate verwarrende boek. Is Everything, All the Time, Everywhere misschien een crypto-postmodern werk, zonder het zelf door te hebben? Een intertekstueel ‘Postmodernism Did Not Take Place’? Er bestaan talloze beelden van het postmodernisme, schrijft Jeffries, maar achter die façade is uiteindelijk niets terug te vinden, alleen de leegte van de markt. Het simulacrum is het enige wat rest. Net zo lijkt dit boek stuivertje te wisselen met de geschiedenis en verandert daarmee, in een ironische omkering, in dat wat het veroordeelt.

Kent u de meme ‘Blinking White Guy’? Ben ik het die onder opgetrokken wenkbrauwen met de ogen knippert, of is het Jeffries zelf?

Sell-out

Op het eerste gezicht lijkt de inhoudsopgave van Everything, All the Time, Everywhere een proclamatie van postmodernisme. Er zijn tien hoofdstukken, met casussen van Thatcher tot de iPod en van Cindy Sherman tot 9/11. Een prettig allegaartje van hoge en lage cultuur, politiek, kunst, pop, filosofie, zonder onderscheid en hiërarchie – postmoderner kan niet. Behalve dat de hoofdstukken met elk keurig drie casussen chronologisch van 1972 tot 2001 lopen, en zijn ingeklemd tussen een in- en uitleiding refererend aan het modernisme. Je zou het een gesnoeide rizoom kunnen noemen, naar het wortelstelsel van Deleuze en Guattari.

Maar een gesnoeid wortelstelsel, dat kan natuurlijk niet. Uiteindelijk zet Jeffries een geheel eigen boom op, waarin het grand narrative van de markt ontsproten uit de veelheid de hemel in groeit. Hij mag een bloedhekel hebben aan dat narratief dat alles platslaat als een muntje, maar hij kan er tegelijkertijd niet doorheen kijken. Het is een bril die alles kleurt in neoliberale tinten en de rest onzichtbaar maakt.

Zo opgevat is het niet vreemd dat het postmoderne tijdperk volgens Jeffries voortduurt. Thatcher zou trots zijn op onze neoliberale politici. De eenentwintigste-eeuwse consument is meer dan ooit via zijn koopgedrag de schepper van zichzelf. Als een ware handelaar brengt hij zijn creatie, zichzelf, ook weer op de markt. Sell-out is een compliment.

De 21e-eeuwse consument is meer dan ooit de schepper van zichzelf

Is dat nog steeds postmodernistisch, zoals Jeffries beweert? Of is dit een geval van conceptual overreach, waarbij een begrip zo breed wordt dat het op ‘alles, altijd en overal’ van toepassing is – en dus niets wezenlijks zegt?

Er zijn bij dit soort cultuurgeschie­denissen altijd tegenvoorbeelden te bedenken, maar enkel gaten schieten zou flauw zijn. Wel dringen bepaalde vragen zich op: waarom juist deze casussen en geen andere? Waarom dit onderwerp, na Jeffries’ eerdere werk over de Frankfurter Schule? Wie is Jeffries eigenlijk? Wat is zijn eigen narratief? Welke rekening heeft hij te vereffenen met deze kunstenaars en filosofen, dat hij ze als ‘dienstmaagden’ en ‘tirannen’ van de markt wegzet?

Dat zijn postmoderne vragen, dat weet ik. ‘Wij zijn allen postmodernisten,’ concludeert Jeffries, tot zijn verdriet. Of zijn we dat eigenlijk nog niet genoeg?

Everything, All the Time, Everywhere

Everything, All the Time, Everywhere. How We Became Postmodern
Stuart Jeffries
Verso Books
384 blz.
€ 18,95