Home Een liefdesfilosoof over liefdesverdriet: ‘Durf in de liefde afhankelijk te zijn’
Liefde

Een liefdesfilosoof over liefdesverdriet: ‘Durf in de liefde afhankelijk te zijn’

Liefdesfilosoof Jan Drost belandde in een crisis toen zijn vriendin hem verliet. Nu trekt hij lessen uit zijn liefdesverdriet: liefde is uiteindelijk meer een idee dan een gevoel. En afhankelijkheid is onvermijdelijk.

Door Elma Drayer op 30 januari 2018

Jan Drost liefdesfilosoof liefdesverdriet filosoof beeld Michel Mees

Liefdesfilosoof Jan Drost belandde in een crisis toen zijn vriendin hem verliet. Nu trekt hij lessen uit zijn liefdesverdriet: liefde is uiteindelijk meer een idee dan een gevoel. En afhankelijkheid is onvermijdelijk.

Cover van 02-2018
02-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Niet eerder, zegt hij, kreeg hij zoveel reacties als op zijn laatste boek. ‘Heel mooie, heel lange brieven, heel openhartige ook. Er zitten erbij dat ik denk: ik lijk wel een biechtvader. Als ik lezingen geef, gebeurt hetzelfde. Mensen komen me zomaar vertellen over hun liefdesverdriet. Bizarre verhalen zijn dat soms.’ Lachje: ‘Ik beschouw het maar als extra veldonderzoek.’

Een paar jaar geleden belandde filosoof Jan Drost (1975) in een crisis toen zijn vriendin hem verliet – voor hem volkomen onverwacht. De ironie ontging hem niet. Sinds zijn debuut Het romantisch misverstand (2011) gaat hij immers door voor de ‘liefdesfilosoof’. Maar uitgerekend hij wist zich geen raad.

‘Bij liefdesverdriet moet je de hoop zien te verliezen dat je geliefde ooit terugkomt’

In het onlangs verschenen, prachtig geschreven Als de liefde voorbij is tracht Drost niet alleen zijn eigen liefdesverdriet te analyseren, hij neemt ook stelling tegen het hedendaagse ideaal van de autonome mens. Echte vrijheid is volgens hem dat je afhankelijk durft te zijn. Ook tot zijn eigen verbazing blijkt die boodschap aan te slaan, vooral bij een jong publiek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In een rustig etablissement vertelt de filosoof – tenger, rap formulerend – dat hij onlangs in het Amsterdamse debatcentrum De Nieuwe Liefde de ‘afhankelijkheidsverklaring’ voorlas uit zijn boek. ‘Na afloop kwamen er studenten naar me toe die zeiden: we gaan een beweging beginnen!’

Tekst loopt door onder afbeelding

Hoe verklaart u dat uw boodschap zo’n weerklank vindt?
‘Ik kan zoiets niet los zien van het moderne mensbeeld. Mensen denken vaak dat ze niet aan filosofie doen, maar de manier waarop je naar jezelf en de wereld kijkt heeft altíjd met filosofie, met ideeën te maken. En in onze cultuur geldt dat je het leven in je eentje moet aankunnen. Je moet het geluk helemaal uit jezelf weten te halen, volstrekt onafhankelijk zijn. Dat krijg je ook van therapeuten te horen als je liefdesverdriet hebt: je moet leren dat de ander geen veilige haven is. Ik snap de aantrekkingskracht van dat idee van autonomie wel. Alleen werkt het in de liefde niet zo. Als je je echt aan iemand hebt gehecht en je gaat uit elkaar, dan moet je jezelf bijna letterlijk losscheuren. Dus dan voel je je ongelooflijk eenzaam.’

En dat past niet in het dominante mensbeeld. 
‘Precies. Toen mijn vriendin na tien jaar bij me wegging, had ik zelf ook last van dat mensbeeld. Ik mocht van mezelf wel een tijdje verdrietig zijn, maar niet te lang. Pubers mogen dat; als volwassene moet je er zo snel mogelijk overheen zien te komen.’ 

‘Fascinerend: waarom blijven sommige mensen bij elkaar en andere niet?’

Heeft het enthousiasme voor uw boodschap wellicht ook te maken met het feit dat één op de drie huwelijken strandt? Nogal wat jongeren weten uit ervaring wat dit betekent.
‘Dat zal ongetwijfeld een rol spelen. Ik ben zelf een kind van gescheiden ouders. En zo lang ik me kan herinneren ben ik gefascineerd door de vraag: waarom blijven sommige mensen bij elkaar en andere niet? Als je opgroeit in een omgeving waarin liefdesrelaties zelden levenslang duren, dan doet dat wat met je. Aan de andere kant kan ik me voorstellen dat je jezelf juist dan probeert te oefenen in het ideaal van no strings attached. Wat ik in elk geval vaak hoor is dat mensen zich verkijken op de prijs van het uit elkaar gaan. Ze denken dat je zoiets met een soort ontspannenheid kunt doen. Ze zijn verbaasd als de liefde geen spelletje blijkt te zijn.’ 

Uw nieuwe boek is een heel persoonlijke zoektocht.
‘Dat heb ik bewust gedaan. Ik wilde dit keer niet al te veel theoretiseren. Op een of andere manier vond ik dat niet passen bij liefdesverdriet. Het leek mij belangrijker om weer te geven hoe je denkt en kijkt als je in zo’n situatie zit. Maar bij het schrijven heb ik veel gehad aan Aristoteles en Levinas – zij zitten sowieso altijd in mijn achterhoofd. En aan Jens Christian Grøndahl, groot romanschrijver én groot denker over de liefde. Je hebt filosofen die zeggen: filosofie is de kunst van het vragen stellen. Dan denk ik: ze is wel meer dan dat. Filosofie is ook de kunst om mogelijke antwoorden te formuleren.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Wat zijn dan de mogelijke antwoorden bij liefdesverdriet?
‘In Het romantisch misverstand komt het onderwerp al een paar keer voorbij als een van de deelthema’s. Daar heb ik het fenomeen bijvoorbeeld bekeken vanuit Schopenhauer, die er een biologische visie op na houdt. Bij hem is liefdesverdriet alleen maar: daar gaat je voortplantingsmogelijkheid. Ik behandel ook de romantische visie: als je pech hebt, was dit de ware die je voor altijd kwijt bent geraakt. Iemand als Stendhal had ik nu weer nodig om na te denken over hoe je de hoop loslaat dat iemand terugkomt. Want wat gebeurt er als je verliefd bent? Waarom is verliefdheid soms een bevlieging, en soms veel meer? Een van de dingen die Stendhal aanwijst is hoop. Je hoopt dat je verliefdheid beantwoord gaat worden. Toen dacht ik: misschien kun je dit ook omgekeerd toepassen. Wie liefheeft, hoopt. Wie niet meer hoopt, heeft niet meer lief. Heb je liefdesverdriet, dan moet je de hoop zien te verliezen dat je geliefde ooit terugkomt. Leren om niet langer te dagdromen. Dan pas haal je de angel eruit, kun je loslaten en verdergaan. In mijn geval was dat zeker zo.’

U gebruikt in uw boek het beeld van opgeprikte vlinders: het gedeelde verleden moet je achter glas zetten.  
‘Het verleden moet een herinnering worden waarnaar je af en toe vertederd kijkt. Hoop is echt een rotding, hoor. Pasgeleden vertelde een vrouw me na een optreden dat ze tien jaar geleden verlaten was. Haar man hertrouwde, kreeg met zijn nieuwe vrouw twee kinderen. Toch wist ze heel zeker dat hij binnenkort zou inzien dat hij een grote vergissing had begaan. Ze had zelfs al bedacht hoe ze het dan moest aanpakken. Die twee kinderen moest ze natuurlijk leren kennen – ga zo maar door. Ze vertelde erbij dat haar omgeving haar heel romantisch vond, in de positieve zin van het woord: zij geloofde tenminste nog in de ware liefde! Zo zie je hoe een idee heel diep in het gevoelsleven kan gaan zitten. Inderdaad zijn er mensen die zo’n hopeloze liefde ontroerend vinden. Op mij maakte deze vrouw geen gelukkige indruk.’

‘Romantiek draait alleen om jezelf, je fantasie en je verwachtingen’

U gelooft dat je een partner kunt vinden met wie je een leven lang min of meer gelukkig bent. Mij lijkt dat evenzogoed een behoorlijk romantisch idee. 
‘Dat is inderdaad de liefde waarin ik geloof, maar ik zou dat zelf absoluut niet romantisch willen noemen. Ik gebruik de term in negatieve zin. In dit boek zet ik dat op scherp. Daar zeg ik: voor romantiek heb je maar één persoon nodig: jezelf en je fantasie, jezelf en je verwachtingen. En dan een willige figurant, die daar naadloos in past. Romantiek vertrekt vanuit een geïsoleerd ik dat opgesloten zit in zichzelf. Voor de liefde heb je twee mensen nodig. Liefde is per definitie ontmoeting, per definitie een relatie. Mensen zeggen vaak: deze tijd is niet meer romantisch, maar hij is juist extreem romantisch. Compleet afscheid nemen van die romantische opvattingen kan denk ik niet; we zijn allemaal kinderen van onze tijd. Maar je kunt je er wel bewust van zijn, besluiten dat je je er niet door wilt laten leiden. Liefde is veel meer een idee dan een gevoel.’

Dus moet je erover nadenken?
‘Een van mijn motto’s is dat van Friedrich Nietzsche: men moet leren liefhebben. Hij gebruikt het beeld van muziek. Nietzsche moest leren houden van muziek die hij eerst moeilijk en ontoegankelijk vond. Hij moest de vreemdheid en de andersheid ervan leren waarderen. Dat kun je bijna een op een kopiëren naar de liefde. Prachtig vind ik ook wat Levinas hierover schrijft. Hij gebruikt liefde en verantwoordelijkheid als synoniemen. Levinas laat heel mooi zien dat romantiek een vorm van geweld is. Volgens hem is geweld niet alleen iemand tegen de grond slaan, maar ook iemand zo in een dwangbuis van jouw idealen en dromen proppen dat hij er niet meer aan te pas komt. In de romantische opvatting is de liefde een soloproject. Terwijl de liefde juist het doorbreken van je autonomie teweegbrengt, met alle onzekerheid van dien. In mijn ogen is het onvermijdelijk dat je afhankelijk van elkaar wordt. Als je jezelf daarvan probeert te doordringen, dan verandert alles: de manier waarop je denkt, kijkt, rekening houdt met elkaar.’

Tekst loopt door onder afbeelding

U hebt het vast niet erg op Jean-Jacques Rousseau, grondlegger van het romantische denken. 
‘Hij is de über-romanticus. Rousseau zei bijna letterlijk: eigenlijk kan ik alleen maar in liefde ontbranden voor ingebeelde wezens. Hij koos vol overgave voor de illusie, bij het woord “afhankelijkheid” rende hij al gillend weg. Dat enorme ophemelen van individuele vrijheid zie je ook nu weer heel erg: elke begrenzing voelt als een belemmering.’

De filosoof vertelt dat hij laatst moest optreden op een avond rond Tinder, de dating-app waarmee je met één swipe een potentiële partner kunt accepteren of afwijzen. ‘Ik dacht: ik hou geen betoog, ik vertel gewoon een verhaal over Rousseau. Over hoe hij een vrouw afwees alleen omdat ze één niet zo’n perfecte borst bezat. Hij vond haar monsterlijk. Daarop reageert het publiek meestal geschokt: wat een foute man! Maar ik was nog niet klaar of een vrouw van halverwege de twintig stak haar hand op en zei: wat erg, ik bén Rousseau.’ 

U schrijft over de monogame liefde. Filosoof Simone van Saarloos noemt die relatievorm een ‘drama’. Zij pleit voor polyamorie, meerdere partners tegelijkertijd.
‘Wij staan wat dat betreft misschien tegenover elkaar. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het prima als zij daar weloverwogen voor kiest. Maar in mijn ogen riekt zo’n model naar een neoliberale onderneming: sociale zekerheid en vaste contracten zijn hopeloos achterhaald, we moeten allemaal zzp’er zijn. Ook in de liefde dus. Simone lijkt uit te gaan van het autonome individu dat zich alleen met iemand anders verbindt als het in het eigen belang is. Laatst hoorde ik haar in een televisieprogramma zeggen dat polyamorie de oplossing is voor vreemdgaan: zo wapen je je tegen verraad en bedrog. Maar maak je van de liefde dan geen pijnloos pakket waaruit je naar hartenlust ingrediënten kunt aanschaffen of weggooien? Dat is consumentisme.’

In een essay, twee jaar geleden in Trouw, noemde u haar zelfs ‘het zusje van Rutte’.
‘Mijn bezwaar is vooral dat ze van haar model de standaard maakt. Dat ze iedereen die het anders doet wegzet als conservatief. Er zit een soort woede in, en ik begrijp niet waar die vandaan komt. Ik vind: laat iedereen een relatiestijl zoeken die bij hem past. Bij mij en bij heel veel anderen past de een-op-eenverhouding het best. Daar bereik je in mijn ogen de hoogste mate van intimiteit mee. Simone zet dat neer als niet meer van deze tijd. Dan denk ik: hoezo niet meer van deze tijd? Zijn alle paren die elkaar op dit moment liefhebben soms verkeerd bezig?’

Als de liefde voorbij is
Jan Drost
De Bezige Bij
272 blz.
€ 19,99