In Mogelijkheden scheppen zet Martha Nussbaum de krachtlijnen van de capabilities approach uiteen. Voor wie reeds vertrouwd is met deze benadering en met eerder werk van de Amerikaanse filosofe zet dat misschien niet veel zoden aan de dijk. Dat neemt niet weg dat haar centrale stelling van dwingend belang blijft: om de levenskwaliteit in een land te meten is het bruto binnenlands product geen afdoende maatstaf. In plaats daarvan moet je kijken naar de capabilities die de inwoners van een land kunnen ontwikkelen. In hoeverre zetten respect, waardigheid en sociale rechtvaardigheid de toon? Op de vraag of het goed leven is in een land, moet je niet antwoorden hoeveel je er kunt verdienen. Een vergelijkende inschatting van de levenskwaliteit en sociale rechtvaardigheid dient te vertrekken bij de volgende vraag: wat kan een mens in dat land zoal doen en zijn? Dus: Wat wil ik worden? En niet: Wat wil ik kopen?
Het sterkst is Nussbaum in haar analyse van de betekenis van vrijheid. Ze stelt dat formele rechten en vrijheden niet volstaan om een mens werkelijk te bevrijden. Zulke vrijheden blijven voor velen abstract. Vrij zijn vergt geen abstracte rechten, maar concrete vermogens. Daarom omschrijft Nussbaum capabilities als een soort vrijheden; als de ‘substantiële vrijheden’ waarover ook de econoom Amartya Sen – dat andere boegbeeld van de capabilities approach – spreekt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Persoonlijke vrijheid heeft twee dimensies. Enerzijds moet aan sociale, politieke en economische voorwaarden voldaan zijn. Dit noemt Nussbaum gecombineerde capabilities. Anderzijds zijn ook persoonlijke vaardigheden, intellectuele en emotionele bekwaamheden vereist om werkelijk vrij te kunnen zijn. Dit noemt Nussbaum inwendige capabilities, die je moet aanleren, verwerven en ontwikkelen. Daarom benadrukt Nussbaum ook voortdurend – net als in haar vorige boek Niet voor de winst – het belang van onderwijs. Geen vrijheid zonder onderwijs.
Problematische stellingnames
Nussbaum behoort tot de uitgesproken liberale tak van de capabilities approach. Waar andere vertegenwoordigers van de benadering de klemtoon leggen op de uitoefening van capabilities, benadrukt Nussbaum veelvuldig dat het niet de taak is van een samenleving of overheid om mensen te activeren iets met hun capabilities te doen (dit noemt ze functionings). Capabilities aanreiken volstaat. Die houding van Nussbaum heeft ermee te maken dat ze bang is in paternalisme te vervallen. Hoewel die angst gegrond is, zorgt die soms voor problematische stellingnames.
Filosofen en economen als Richard Arneson, Cass Sunstein en Richard Thaler – allen direct of indirect verbonden aan de capabilities approach – menen dat de overheid concrete maatregelen moet nemen om ongezonde voedingsgewoonten tegen te gaan. Ze kan ongezonde voeding in prijs verhogen (een taks), voorlichtingscampagnes starten of gezonde voeding aantrekkelijker maken. Nussbaum is van mening dat de overheid zich niet moet inlaten met wat mensen eten. Dat zou te paternalistisch zijn.
Over die laatste stelling kun je discussiëren, maar wat vooral opvalt is dat die botst met Nussbaums eigen theorie. Nussbaum noemt de toegang tot geschikt voedsel zodat de lichamelijke gezondheid gegarandeerd kan worden een essentiële capability. Op basis van dat principe kun je wel degelijk stellen dat de overheid inspanningen moet leveren om obesitas, voedselverslaving en dergelijke terug te dringen.
Uit angst voor paternalisme weigert Nussbaum soms de volle consequenties van haar eigen theorie te dragen. Dat blijkt ook wanneer ze in het vijfde hoofdstuk van haar boek wil benadrukken dat de capabilities approach culturele diversiteit respecteert en niet imperialistisch is. Ook al stelt Nussbaum een concrete set van capabilities voor, er is daarbinnen ruimte voor pluralisme en keuzevrijheid. Daarbij stelt ze dat Jehova’s de gewetensvrijheid moeten hebben om bloedtransfusies te weigeren. Deze stelling is heel wat problematischer dan op het eerste gezicht misschien lijkt. Want wat doe je met kinderen van Jehova-getuigen? Hebben zij geen recht op lichamelijke integriteit en gezondheid, de ontwikkeling van de eigen praktische rede, de toegang tot correcte informatie en onderwijs zodat ze met kennis gewapend hun eigen leven kunnen vormen? Dat zijn volgens Nussbaum allemaal essentiële capabilities.
Tegen het nutsdenken
Enkele kritische bemerkingen niet te na gesproken, verdient Nussbaum niets dan lof voor de wijze waarop ze zowel in theorie als praktijk voor meer sociale rechtvaardigheid opkomt. Het is haar verdienste dat ze begrippen als respect, waardigheid en zelfontplooiing niet enkel filosofische, maar ook sociaal-economische betekenis toekent. Zelfs de allergrootste betekenis. Dat klinkt verfrissend in tijden waarin het utilitaire, markteconomische nutsdenken in vele domeinen triomfeert. Niet alleen Nussbaum waarschuwt daarvoor (denk daarbij ook aan de centrale stelling van haar vorige boek: de intrede van het markteconomisch denken in het onderwijs ondermijnt de democratie). In Niet alles is te koop legt de Amerikaanse filosoof Michael Sandel de vinger op dezelfde wonde.
Vooral bij Nussbaum klinkt die kritiek op het markteconomische nutsdenken niet enkel als een waarschuwing, maar ook als een hoopvolle boodschap. De waarde van een mens is niet in bankbiljetten uit te drukken, zo ook niet de levenskwaliteit van een land. Een mens is een persoon en elke persoon is een doel op zich. Om dat doel te vervolmaken heeft iedereen concrete kansen en vaardigheden nodig. Dat moet dan ook de voornaamste bekommernis zijn van iedere samenleving die meer vrijheid en rechtvaardigheid nastreeft. Nussbaum is de eerste om te erkennen dat armoede een concrete rem op de vrijheden en capabilities van een persoon zet. In dat opzicht staat de capabilities approach natuurlijk niet geheel los van markteconomische principes en factoren. Maar uiteindelijk zijn respect, waardigheid en een zinvol leven – zo belangrijk om de levenskwaliteit te garanderen – in geen groothandel of supermarkt te koop.
Mogelijkheden scheppen
Martha Nussbaum
Ambo
272 blz.
€ 22,50