Home Waanzin ‘Domheid is de motor van onze intelligentie’
Waanzin

‘Domheid is de motor van onze intelligentie’

Door Thomas Velvis op 7 mei 2025

Matthijs van Boxsel domgeer domheid
beeld Martijn Gijsbertsen
Filosofie Magazine 5 2025 Zijn we slim genoeg om intelligentie te begrijpen
05-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Volgens schrijver en ‘domgeer’ Matthijs van Boxsel is de mens ‘het domme dier’. Maar die domheid werkt ook in ons voordeel.

Een schorpioen en een kikker zijn samen op weg, zo begint een Oudindische fabel uit de Pantschatantra. De twee goede vrienden stuiten op een rivier. ‘Mag ik op jouw rug?’ vraagt de schorpioen aan de kikker. ‘Dan zwem je ons naar de overkant.’ De kikker twijfelt: ‘Ik weet niet of dat verstandig is. Straks prik je me en sterf ik.’ De schorpioen antwoordt: ‘Waarom zou ik dat doen? Dan verdrink ik zelf ook’. De kikker stemt toe. Halverwege de overtocht prikt de schorpioen de kikker. Terwijl ze beide verdrinken zegt de schorpioen: ‘Ik kon niet anders.’

‘De domheid is niet uit te roeien,’ zegt schrijver Matthijs van Boxsel (1957) over dit verhaal, zittend in zijn studeerkamer in Amsterdam. ‘Bij de mens is net als in het verhaal van de kikker en de schorpioen sprake van een zelfdestructief element: een neiging om te handelen tegen beter weten in. Immanuel Kant noemde dat element Wildheit, ik heb het over domheid. De grofheid van mensen – Roheit – kun je volgens Kant beschaven en polijsten door opvoeding en onderwijs. Maar dat geldt niet voor domheid. Domheid kun je alleen beteugelen, en dat lukt nooit volledig: als je de domheid zou willen uitroeien, moet je de mens uitroeien.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

Matthijs van Boxsel (1957) is schrijver en ‘domgeer’, onderzoeker van de domheid. Hij schreef meerdere boeken over domheid, waaronder De topografie van de domheid (2021), Morosofie (2003) en De encyclopedie van de domheid (1999), dat in negentien talen vertaald werd. Over de ’Patafysica, de wetenschap die evident nutteloze theorieën onderzoekt, schreef hij Het carnaval van het zijn (2024). Ook is Van Boxsel regent van het Collège de ’Pataphysique in Parijs. Zie ook: www.matthijsvanboxsel.nl.

Het onderzoek naar de domheid is het levenswerk van ‘domgeer’ Van Boxsel. In onder meer De encyclopedie van de domheid (1999) bracht hij de vele vormen van de domheid in kaart, van Bugs Bunny tot de constitutionele monarchie. Zijn nieuwste boek Het carnaval van het zijn (2024) gaat over ’Patafysica (gespeld inclusief apostrof): de wetenschap van de denkbeeldige oplossingen. Die biedt volgens hem ‘het enige mogelijke antwoord’ op de domheid. Van Boxsel: ‘Het is niet zo dat ik allerlei zaken probeer te begrijpen door ze onder de noemer “domheid” te scharen. Nee, domheid is juist datgene wat ons verhindert om alles op een noemer te krijgen. Domheid voorkomt dat we dingen perfectioneren of helemaal begrijpen. Geen mens is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen.’

Kunnen we dan wel intelligente dingen zeggen over domheid?
‘Zeker, domheid dwingt ons juist om onze intelligentie te ontwikkelen. Mijn stelling is dat de mens zich onderscheidt van het dier door zijn neiging tot zelfdestructie: de mens is het domme dier. Dieren hebben een instinct tot zelfbehoud en hebben daarom geen behoefte aan intelligentie. Maar wij zijn bereid om onszelf en onze soort op het spel te zetten voor een waanidee over ras, natie, sekse of geloof. Om te voorkomen dat we ten onder gaan aan die domheid, moeten we telkens nieuwe strategieën verzinnen die de gevolgen van onze domheid een beetje verzachten. Domheid is de motor van onze cultuur, onze beschaving en onze intelligentie.

Intelligentie is eigenlijk een manier om greep te krijgen op de gebeurtenissen. Het woord intelligentie betekent oorspronkelijk “kunnen kiezen uit”, en dat is altijd het punt bij intelligentie: je moet kiezen om ergens te komen of iets te bereiken, en wie die keuze kan maken is intelligent. Maar intelligentie is nog geen garantie voor zelfbehoud. Juist de combinatie van domheid en intelligentie is vaak fataal. Hoe intelligenter je bent, hoe rampzaliger de gevolgen van je domheid.

Je zou kunnen zeggen: de echte idioot is degene zonder enige intelligentie. Die zal niet veel rampspoed kunnen aanrichten. Het zijn slimmeriken, wiens fouten rampzalige gevolgen hebben. Neem het klassieke voorbeeld van de houthakker die aan de verkeerde kant van de tak zit te zagen. Hij is intelligent: hij heeft een goed doel (de tak verwijderen van de boom) en een goed gekozen middel (een vlijmscherpe zaag). Toch breekt hij zijn nek. Zonder die intelligentie, zonder de goede keuzes die hij gemaakt heeft, was zijn handeling niet zo desastreus geweest.’

Domheid dwingt ons dus tot intelligentie, maar intelligentie versterkt onze domheid. Waarom komen we bij dit onderwerp steeds in dat soort paradoxen terecht?
‘Omdat je de grenzen van je intelligentie opzoekt – dan stuit je op monsters. In principe zijn paradoxen net als monsters onvruchtbaar. Er komt niets uit voort. Het woord “monster” betekent: dat wat zich niet kan voortplanten, dat wat geen plaats heeft in de natuur. Toch zijn er schrijvers geweest die verhalen hebben geschreven waarin monsters wel degelijk nageslacht kregen. Op dezelfde manier kan ook uit paradoxen weer iets nieuws voortkomen. De schrijver Jorge Luis Borges heeft bijvoorbeeld fantastische verhalen opgebouwd vanuit paradoxen – verhalen die nieuwe gedachten inspireren.

De paradoxen van de domheid dwingen ons om onze kennis te ontwikkelen, zodat we niet aan domheid ten onder te gaan. En ze leveren ook veel plezier op. De domheid heeft me nog nooit verveeld. Als ik wijsheid als onderwerp had gekozen, dan was dat wel anders geweest. Ik heb bijvoorbeeld veel Kant gelezen. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd. Zo definieert Kant domheid als een onvermogen om de kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen: de domoor kan bij de regel niet de uitzondering, en bij de uitzondering niet de regel vinden. Maar ik heb heel weinig vreugde aan het lezen beleefd. Het grappigst vond ik Kant als hij voorbeelden geeft van zuivere schoonheid. Waar komt hij dan mee aanzetten? Behangmotief, kolibries en fanfaremuziek. Kijk, dan wordt het leuk.’

Kleinkunst van Satan

Van Boxsel besloot zich te wijden aan de domheid nadat hij de redevoering Über die Dummheit (1937) had gelezen, van de Oostenrijkse schrijver Robert Musil. Die stelt daarin dat domheid niet hetzelfde is als een gebrek aan intelligentie. Van Boxsel: ‘Ik vroeg me toen af: wat is domheid dan wel? In mijn onderzoek stuitte ik op allegorische voorstellingen over de domheid. In een allegorie worden menselijke eigenschappen tot personage gemaakt. Je hebt bijvoorbeeld verhalen waarin de Wijsheid een rol speelt, de Goedheid, en dus ook de Domheid.’ De domheid, zo concludeerde Van Boxsel daaruit, is een kracht op zichzelf. Naar aanleiding van een Bijbelvers – ‘De wijsheid van deze wereld is een dwaasheid voor God’ (1 Korinthiërs 3:19) – kwam Van Boxsel vervolgens op de gedachte die centraal staat in zijn gehele oeuvre: geen mens is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen.

Bij de eerste lezing die Van Boxsel over dit onderwerp gaf, zat iedereen te wachten op het moment dat hij een fout maakte, vertelt hij. ‘Mensen schrikken als ze horen dat ik me met domheid bezighoud. Ze zijn bang dat het op hen betrokken wordt. Domheid houdt mensen wakker – ook mijzelf. Een belangrijke reden om me met dit onderwerp te gaan bezighouden is dat ik me altijd enorm schaamde voor mijn eigen domheden. Gerard Reve noemde dat “de kleinkunst van Satan”: de zwakke momenten waarop alle vervelende gebeurtenissen uit je leven de revue passeren, de “had-ik-maars”. Ik had daar buitengewoon veel last van. Toen dacht ik: dan moet ik de domheid maar direct tegemoet treden.’

Is de domheid tegemoet treden wel de beste manier om ermee om te gaan?
‘De domheid aanvallen heeft in elk geval geen zin. Soms huurt een groot bedrijf een cabaretier in om op een podium dat bedrijf te roasten. Dat laat zien dat zo’n roast totaal ongevaarlijk is. Hoe zou je de domheden van zo’n bedrijf wel kunnen aanpakken? Eén manier is “domheid als methode”: je volledig identificeren met het bedrijf en hun logica doorvoeren tot het absurde. Op die manier wordt de idiotie van hun ­systeem aan de oppervlakte gebracht.

Met domheid als methode kun je ook je eigen domheid proberen te bezweren. Zo bedacht de negentiende-eeuwse schrijver Henry Monnier het toneelpersonage Prudhomme, dat alleen in gemeenplaatsen spreekt. Prudhomme staat bijvoorbeeld op het podium met een sabel en zegt: “Dit zwaard is de mooiste dag van mijn leven.” Maar Monnier identificeerde zich zozeer met die toneelfiguur, dat hij zijn eigen brieven begon te ondertekenen met Prudhomme. Flaubert deed iets soortgelijks met het personage Garçon. In de Franse literatuur bestaat een hele reeks typetjes die de domheid belichamen. Hun bedenkers proberen door de domheid te overdrijven de domheid in zichzelf ten val te brengen. En tegelijk, in de speelse manier waarop ze dat doen, te wijzen op een alternatief.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Gaapkunde

Monnier ontdekte met Prudhomme een manier om enigszins grip te krijgen op de domheid: hij speelde ermee. Het spel is inderdaad essentieel, zegt Van Boxsel. ‘Alle mensen moeten strategieën verzinnen om met de domheid te leven. En iedereen heeft zo zijn eigen manier om grip te krijgen op de idiotie van het bestaan. Religie is zo’n manier, net als wetenschap en filosofie. De wereld bestaat bij gratie van verzinsels waarin de idiotie van het bestaan wordt bezworen. Het gevaar is alleen dat we oprecht in onze verhalen gaan geloven. Om dat te voorkomen, hebben we het spel nodig.’

Van Boxsel declameert een uitspraak van historicus Johan Huizinga uit het hoofd: ‘Alle cultuur is geboren in een spel op de grens van scherts en ernst.’ Hij vervolgt: ‘Die uitspraak is belangrijk voor mij. Je moet de balans tussen scherts en ernst zien te bewaren. Als je de ficties waarmee we grip proberen te krijgen op het bestaan niet serieus genoeg neemt, wordt het flauwekul en amusement. Maar als je ze te ernstig neemt, ontstaat het dictatoriale idee dat jij weet hoe de wereld in elkaar steekt. Ieder mens heeft zijn eigen fantasieën, maar dring jouw oplossing niet aan een ander op. Gun iedereen zijn gekte.’

De ultieme vorm van spel vindt Van Boxsel zelf bij de ’Patafysica. Deze neo-wetenschap ontstond halverwege de twintigste eeuw in Frankrijk op basis van het werk van schrijver Alfred Jarry (1873–1907) en werd onder anderen beoefend door Umberto Eco, Jean Baudrillard en Maurits Escher. De patafysicus onderzoekt ‘evident nutteloze theorieën’ en vindt denkbeeldige oplossingen voor even denkbeeldige problemen. Van Boxsel: ‘Als iemand roept: “God is groot!”, grijpt de patafysicus naar een passer en liniaal om te kijken hoe groot Hij dan is. Patafysici kunnen zich verdiepen in de gaapkunde, onderzoeken wat de invloed is van zijwind op een optelsom, of een bibliotheek oprichten voor denkbeeldige boeken. Het is een bevrijd, irrationeel denken.’

De ’Patafysica beoefen je zoals elk spel met ingewijden die de regels kennen, zegt Van Boxsel. De patafysici hebben verenigingen in verschillende landen, geven boekjes uit en organiseren bijeenkomsten. Van Boxsel: ‘Alleen binnen het spel volg je bepaalde regels en probeer je tegen elkaar op te bieden. Maar dat betekent niet dat dat geen effect heeft op de wereld erbuiten. Het spel werkt door op je gedrag buiten het spel.’

In het geval van de ’Patafysica verandert de blik op het hele leven, aldus Van Boxsel. ‘De patafysicus omarmt het leven in zijn volle idiotie, als een avontuur waarin alles mogelijk is. Ik hoorde laatst de fantastische natuurkundige theorie dat er vóór de Big Bang een ander universum heeft bestaan, dat precies het spiegelbeeld was van het onze. Als dat zo is, en dat is een heel patafysische gedachte, dan leven we nu eigenlijk in de omgekeerde wereld en is het leven een permanent carnaval.’

Het carnaval van het zijn. Handboek ’Patafysica
Matthijs van Boxsel
Querido
512 blz.
€ 39,99

De draagbare encyclopedie van de domheid
Matthijs van Boxsel
Querido
312 blz.
€ 24,99