De eerste keer dat Désanne van Brederode (1970) het vuur miste, was tijdens een Sint-Maartenfeest bij haar in de buurt. De kaarsjes met echte vlammen, zoals zij zich die van vieringen in haar jeugd herinnerde, waren verdwenen. In plaats daarvan hadden de kinderen die bij haar aanbelden nu een snoertje in hun lampion hangen, met daaraan een wit lampje op batterijen. Met één druk op de knop gemakkelijk aan en ook weer uit te krijgen. ‘Geen hitte of geur, en zeker geen brandgevaar,’ zegt Van Brederode. ‘Veilig voor de kinderen en efficiënt voor de ouders.’
Désanne van Brederode (1970) is schrijver en filosoof. Ze studeerde filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze publiceerde meerdere romans, filosofische essaybundels en een dichtbundel. Enkele titels van haar hand zijn De ziel onder de arm (2013), Als stilte steekt (2017) en Zielland (2022).
Het is vergelijkbaar met de populaire openhaard-apps op de televisie, realiseerde ze zich: koud en voorspelbaar. De gecontroleerde, elektrische vlammen verschijnen na een druk op de knop, en blijven plat en binnen de grenzen van het televisiescherm. Wel zo gemakkelijk, maar ook allesbehalve spannend: geen vlammen die op al onze zintuigen inwerken. Het deed Van Brederode denken aan het kortdurende, flitsende vuur dat veel mensen vandaag de dag van energie voorziet: altijd gericht op een nieuw doel dat binnen handbereik ligt, en acuut gedoofd zodra iets anders de aandacht trekt.
‘Vuur ervaar je als iets je belangstelling zodanig wekt dat je alles om je heen vergeet’
Is dit het enige vuur dat we nog dulden in het leven, vroeg Van Brederode zich af – koud, geurloos, efficiënt, maar zonder de onvoorspelbare transformatie- en vernietigingskracht die er zo kenmerkend voor is. Die vraag resulteerde in een filosofische zoektocht naar het innerlijke vuur, opgetekend in het onlangs verschenen boek Hoe het vuur te redden.
Vonken
Dat we steeds minder met fysiek vuur in aanraking komen is een spiegel voor wat zich in onze binnenwereld afspeelt, meent Van Brederode: we zijn ons innerlijke vuur kwijt. Het vuur dat je ervaart als iets je belangstelling zodanig wekt dat je alles om je heen vergeet. Zoals wanneer je verliefd bent, met aandacht opgaat in je werk of met een vriend samen bent zonder veel te praten, en toch voelt dat alles goed is – en dat de sfeer van jullie samenzijn je nog dagenlang verwarmt. Van Brederode: ‘Is dat alleen de inhoud van het gesprek of ook wat jullie samen zagen, iemands gebaren, de regen tegen het raam? Het raadsel tussen de regels?’
Naast de klimaatopwarming voltrekt zich een andere, stille ramp, schrijft Van Brederode op de eerste pagina van haar boek: er is sprake van een ‘ijstijd van de ziel’. Wat bedoelt ze daarmee? ‘We moeten tegenwoordig permanent aanstaan – een energieke inspirator zijn voor anderen, altijd welkom op elk feestje. Zo’n houding maakt je onkwetsbaar, want je bent hoogst nodig en bruikbaar, maar je hebt de ander niet nodig.’ Dat is geen echte vurigheid, al kun je het er wel mee verwarren. ‘Mensen houden zichzelf en anderen voor dat ze na een weekendje weg weer helemaal zijn opgeladen. Maar ze zijn ook constant opgebrand, leeg, hongerig naar prikkels én overprikkeld.’
Ze ziet het ook terug in onze omgang met het dagelijkse nieuws: er ontstaan steeds nieuwe, snelle vuurtjes die onze aandacht trekken. We zetten de ramen direct wagenwijd open, waardoor het vuur ook weer snel uitdooft. ‘Mensen kijken met z’n allen opgewonden naar talkshows, voeren debatten op de socials, maar daar is niemand bij geholpen,’ zegt Van Brederode. ‘De volgende dag is er weer iets anders dat ons in beslag neemt: felle, kortstondige vuurpijlen die de lucht in schieten rond een nieuwe gebeurtenis, zonder dat we de tijd nemen om indrukken op ons te laten inwerken, om er vervolgens pas iets mee te doen. Of juist niet.’ Het snelle vuurwerk tegen een koude, donkere lucht – we zijn het onterecht gaan zien als echt vuur.
‘We zijn continu hongerig naar prikkels én overprikkeld’
En dat komt, zegt Van Brederode, omdat we vuur tegenwoordig vooral begrijpen als iets wat te maken heeft met onze buitenkant in plaats van met onze binnenkant. We tonen onszelf constant en spontaan aan anderen, dus we bestaan. ‘En als we dat niet meer volhouden, trekken we ons terug in een of ander stilte-oord: op zoek naar wat ons bezielt, naar ons “ware” zijn,’ analyseert ze. ‘Daarover denken we dan na, schrijven we, en gaan we tot vermoeiens toe in gesprek met deskundigen. Daaruit blijkt vaak een denken in tegenstellingen: binnen versus buiten, geest tegenover lichaam, materialisme tegenover spiritualiteit.’
Terwijl het vuur juist kan ontstaan in het middengebied, zegt Van Brederode, tussen onszelf en de ander, daar waar we met interesse durven te zijn, en waar we dus niet bezig zijn met hoe we overkomen, welk gedrag wel of niet voortkomt uit onze jeugd, met verwachtings- en denkpatronen, of de vraag of we wel ons ware zelf laten zien. ‘Vuur kan ontstaan in het heden, niet als “hier en nu”, maar als een ontmoetingsplaats tussen verleden en toekomst.’
Liefdesbrieven
Van Brederodes bestaan is een gevolg van de liefdesbrieven die haar ouders elkaar schreven; vanwege haar vaders priesterschap mochten ze elkaar niet meer ontmoeten. Wie een liefdesbrief schrijft, is niet alleen bezig zijn emoties over de desbetreffende persoon op papier te zetten, zegt ze. ‘Je wilt die ander deelgenoot maken van jouw wereld: van wat je om je heen ziet, ruikt en proeft. Zo’n brief is een afgewogen compositie. Je kiest zorgvuldig mooie woorden uit, of je hebt nog eens iets overdacht waar jullie het eerder over hadden en komt daar op terug. Wat je wilt zeggen, staat er nooit. Je blijft naar woorden tasten.’
Voor zoiets is tijd en afstand nodig, zegt Van Brederode. Even geen contact, terwijl je daar zo naar verlangt. De plicht om constant bereikbaar te zijn is wat haar betreft dan ook een van de grootste bedreigingen voor het vuur. ‘Geliefden staan tegenwoordig continu via de telefoon met elkaar in verbinding en krijgen telkens bevestiging van elkaar. Daardoor ben je nooit alleen met jezelf – in het wachten op een brief, het herlezen ervan, het missen. Het inbouwen van tussentijd, om het vuur op te stoken of te dempen, werkelijk te doorvoelen wat er zich aandient en daar iets mee te creëren, zoals zo’n brief, kan het geheim van de liefde enorm versterken. En wat voor de liefde geldt, zou kunnen gelden voor alles wat ons raakt.’
Naast de plicht om bereikbaar te zijn, ontwaart Van Brederode een andere maatschappelijke ontwikkeling die het vuur dooft. Mensen verbaliseren direct aan de buitenwereld wat er in ze omgaat en hoe ze zich voelen. Die trend wordt ook wel begrepen als het doordringen van therapietaal in de dagelijkse spreektaal. We praten misschien wel meer dan ooit over onze gevoelens, maar voor Van Brederode is dat juist een symptoom van het feit dat we niet werkelijk met die innerlijke gevoelswereld in verbinding staan. Het is het tegenovergestelde van de liefdesbrief, meent ze, waarbij het verschil tussen binnen- en buitenwereld irrelevant wordt gemaakt. En door zo’n directe externalisatie worden anderen niet uitgenodigd zich, op hun beurt, op onze gevoelswereld af te stemmen.
‘Probeer niet alles meteen in taal te duiden en te delen’
‘Er zijn scholen waar kinderen tegenwoordig ’s ochtends een bordje met een emotie mogen uitkiezen,’ zegt Van Brederode. ‘Vandaag voel ik me blij, boos of verdrietig. Directer kan het bijna niet, maar emoties zijn zelden eenduidig, en soms onbegrijpelijk voor degene die ze ervaart. Bovendien veranderen ze de hele dag. Door die bordjes is er voor volwassenen geen noodzaak meer om die gevoelens van dat kind daadwerkelijk te onderzoeken, en vooral om zich af te vragen wat ze zelf, via hun eigen zintuigen, opmerken aan de gemoedstoestand van het kind.’
Ook is het wat Van Brederode betreft belangrijk dat kinderen zelf gevoelens kunnen ervaren zonder dat deze vooraf aan hen worden uitgelegd. Om die reden is ze bijvoorbeeld geen voorstander van het Lentekriebels-programma op basisscholen, waarin het gevoel van verliefdheid al wordt uitgelegd voordat de meeste kinderen dat ooit zijn geweest. ‘Terwijl je als je voor het eerst verliefd bent vaak helemaal in de war bent: wat overkomt me nu? Zo’n soort vraag stimuleert kinderen om hun gevoelswereld zelf, in donkere beslotenheid, te gaan verkennen.’
Zuurstof
Zelf kan Van Brederode steeds beter het verschil merken tussen een snel, assertief, koud vuurtje en een warm vuur dat duurzaam brandt. Ze gaat ergens in op, vergeet alles om zich heen, en is ineens warm van binnen. Die warmte kan dagenlang doorwerken, vertelt ze, maar ze moet er wel goed voor zorgen; anders dooft het uit.
‘Er zijn periodes waarin ik vooral in opdracht werk. Ik ben dan constant beschikbaar voor anderen, maar ik kan niet bezig zijn met datgene waar ik op dat moment naar verlang, bijvoorbeeld een verhaal dat in mijn hoofd groeit.’ Als zo’n periode lang duurt, krijgt dat innerlijke vuur geen zuurstof meer. ‘Alles wordt dan een plicht. Ik kom in een soort dofheid terecht; merk niet meer op wat voor weer het is en welke stemmingen er zijn. Die dofheid doet me ook realiseren wat het betekent als dat vuur er wél is. Dat roept de vraag op wat er nodig is om dat vuur te onderhouden.’
De kunst is voor Van Brederode om vaak genoeg ‘nee’ te zeggen. ‘Ik moet erop vertrouwen dat de mensen die dichtbij me staan dat niet opvatten als onverschilligheid of hoogmoedigheid.’ Dat vertrouwen staat snel op de tocht, merkt Van Brederode. ‘We zijn bang dat we tekortschieten of teleurstellen, maar ook om zelf iets mis te lopen. Dat wordt kinderen tegenwoordig al vroeg geleerd: ontplooi jezelf, maak verre reizen, volg cursussen – en dus zeggen we “ja” tegen alles wat er op ons pad komt, bang dat er niets meer komt wanneer we “nee” zeggen.’
Het belangrijkste ingrediënt om het innerlijke vuur weer te doen ontvlammen is vertraging. Probeer niet van de ene naar de andere afspraak te rennen, maar om werkelijk aanwezig te zijn, raadt Van Brederode aan. Bouw ademruimte in, waarin gesprekken en ervaringen kunnen doorwerken. ‘Probeer niet alles meteen in taal te duiden en te delen. Echt vuur zorgt voor betekenisvolle relaties en maakt verandering mogelijk. Dat is spannend. Doorvoelen wat zich innerlijk afspeelt, dat vergt moed tot ontvankelijkheid.’
Hoe het vuur te redden is geen zelfhulpboek, maar vooral een boek dat leert hoe we anderen hierbij kunnen helpen. ‘De toestemming om onbeschikbaar te zijn geef je gemakkelijker aan een ander dan aan jezelf,’ zegt Van Brederode. ‘Verwacht niet dat je meteen wordt teruggebeld bij geen gehoor. Besluit samen stil te zijn na een mooie film of tentoonstelling. Mail je collega niet in het weekend, ook al zegt diegene dat dat prima is. Je kunt voor jezelf besluiten: ik doe daar niet aan mee.’
Ze ziet om zich heen een grote behoefte aan het innerlijke vuur. ‘Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen dat ze ernaar verlangen echt iets te beleven – een connectie met anderen, volledig opgaan in iets.’
Zelf stak ze als kind haar vinger in een kaarsvlam, al was haar dat verboden. ‘Als alles efficiënt is en dichtgetimmerd aan de hand van protocollen en gedragscodes, dan is het ook vlak en betekenisloos. De nadruk op veiligheid en efficiëntie snijdt het vuur de pas af. Contact met het vuur betekent contact met het bestaan, voorbij de maakbaarheid. Hoe pijnlijk soms ook.’
Hoe het vuur te redden. Een filosofische zoektocht
Désanne van Brederode
Querido
288 blz.
€ 24,99