Home Coen Simon: ‘We factchecken de cultuur kapot’
Vrijheid

Coen Simon: ‘We factchecken de cultuur kapot’

Door Rong Zwemmer op 04 mei 2017

Coen Simon: ‘We factchecken de cultuur kapot’
Cover van 05-2017
05-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

In deze tijd van post-truth, alternatieve feiten en nepnieuws zoeken factcheckers en de gepopulariseerde wetenschap naar definitieve waarheden. Coen Simon vindt dat we niet moeten denken in waarheden en onwaarheden, maar dat we over prangende kwesties juist met elkaar moeten twisten. 

De afschuw staat op Coen Simons gezicht te lezen. Hij praat over recent wetenschappelijk onderzoek naar Leonardo da Vinci’s meest beroemde kunstwerk. ‘Er is al eeuwenlang een debat over de geheimzinnige glimlach van de Mona Lisa, en nu heeft de wetenschap voor eens en voor altijd gezegd: de Mona Lisa is blij. Het is aangetoond, dus daar hoeven we het niet meer over te hebben.’

Het is een van de vele voorbeelden van de wetenschap die denkt de waarheid in pacht te hebben. Filosoof en journalist Coen Simon, winnaar van de Socratesbeker in 2012 voor het beste filosofieboek, is kritisch over deze claims op de waarheid. In navolging van Immanuel Kant maakt Simon zich sterk voor onze subjectieve mondigheid, die in de verdrukking komt door de definitieve waarheden van de wetenschap en de factcheckers. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Kant roept aan het begin van de Verlichting op tot mondigheid: wij moeten voor onszelf durven denken en ons niet onmondig laten maken door een ander. Deze mondigheid geeft ons de vrijheid om alle kanten op te denken. Maar doordat tegenwoordig kranten en televisieprogramma’s graag factchecken en de gepopulariseerde wetenschap sluitende waarheden presenteert, wordt ons juist de mond gesnoerd. Als wij iets willen beweren, dan relativeren we dit al bij voorbaat, want het is ‘maar’ onze subjectieve mening. We denken dat we niets hebben in te brengen tegen deze claims op de waarheid. Onze mondigheid lijkt niets te betekenen in het licht van de factcheckers en al het wetenschappelijk onderzoek dat is gedaan. 

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Michel Mees

Moeten we het in deze tijd van alternatieve feiten niet opnemen voor de waarheid?
‘Het probleem is dat wij het idee van waarheid in domeinen gebruiken waar geen waarheid aan te pas komt. Je bent al geholpen als je ervan uitgaat dat de meeste dingen in jouw leven helemaal niet gaan over waarheid. Bijvoorbeeld de vraag waar alles om draait: waarom er iets is en niet niets. Die is niet beantwoordbaar. Het maakt niets uit als ik hier de deur uit loop en ik heb geen antwoord op die vraag. Als je de waarheid wilt weten over kwesties waar helemaal geen waarheid aan te pas komt – denk bijvoorbeeld aan of iets mooi is, of ethisch verantwoord is –, dan schiet je daar niets mee op. Sterker nog: dan kom je verder van de zekerheid af te staan. Feiten en weetjes zijn nooit zo van belang geweest, maar het is altijd belangrijk geweest dat je een oordeel had. Dat je de wereld op een bepaalde manier beoordeelde en niet zozeer dat je iets van de wereld wist. Bij allerlei politieke en maatschappelijke kwesties zoals euthanasie, bestaat er geen laatste antwoord en is er niet een rechter die een sluitend antwoord bepaalt. Het is onze oordeelskracht die er dan aan te pas komt en niet: “Luister, uit onderzoek is gebleken dat het zo zit.” Als je onderscheid kunt maken tussen verschillende vormen van oordelen – ethische oordelen, schoonheidsoordelen, smaakoordelen –, ben je al een heel eind. Dan laat je je niet meer de mond snoeren.’

Als wij ergens een oordeel over hebben, wat is dan de volgende stap?
‘Als ik iets mooi of lekker of ethisch verantwoord vind, dan is dat niet waar of onwaar, maar dan probeer ik jou op dezelfde manier ernaar te laten kijken als ik zelf kijk. Met logica, argumentaties, of wetenschappelijke bewijzen kom je er niet, maar je kunt wel twisten door onder woorden te brengen hoe je ergens tegen aankijkt. Het twisten zit ’m er dan in dat ik zeg: kijk nu eens zus en zo.’

Normaal gesproken zeggen wij dat over het smaakoordeel niet te twisten valt. Je vindt iets simpelweg mooi of niet mooi, en het heeft geen zin om iemand daarvan te overtuigen. In navolging van Kant zegt Simon echter dat over smaak wél valt te twisten. 

‘Het hoort bij de beweging van onmondigheid dat we zelfs onze eigen smaak niet meer serieus nemen. Het doet er niet toe wat ik zelf vind, en als jij iets mooi vindt, dan moet jij het lekker mooi vinden. We laten elkaar met rust daarover. Alleen, of je iets wel of niet mooi of lekker vindt, daar gaat het hele leven over. Dat is het belangrijkste wat er is. En dat is veel belangrijker dan of het waar of onwaar is.’  

Goed verhaal

De gepopulariseerde wetenschap is bij uitstek verantwoordelijk voor de onmondigheid, omdat die sluitende waarheden presenteert en weinig ruimte laat voor de dialoog met ‘leken’ over de onderzoeksuitslagen. Wetenschappers kunnen er volgens Simon niet goed mee omgaan als zij na veel onderzoek van leken te horen krijgen: ‘Ja dat kun je wel beweren, maar ik geloof er niks van.’ Hier moet de wetenschap wat aan doen. 

‘We vergeten dat voor de totstandkoming van feiten naast deskundige kennis ook altijd een lekenpubliek nodig is. Zeggen: “Wetenschappelijk is aangetoond…” suggereert dat er één gebouw zou bestaan met een balie waar je de waarheid kunt afhalen. Dat is een beetje het beeld dat wij hebben van de waarheid, maar helaas werkt het niet zo. 

Wetenschappers moeten niet zeggen: “Dit is de waarheid, we hebben het zo onderzocht neem het nou maar van me aan.” Nee, de wetenschappers moeten met een goed verhaal komen en ze moeten het serieus nemen als mensen twijfelen aan hun theorie. Er zit niets anders op. We gaan uit van het idee dat de wetenschap alles weet, maar het probleem van zo’n aanname is dat je de oordeelskracht van een vrije burger die een eigen mening mag hebben langzamerhand ondermijnt.

Ik heb dat persoonlijk ondervonden in mijn schrijven. In mijn eerste boeken wilde ik een objectief standpunt innemen. Toen merkte ik dat mensen reageerden met: “Ja, daar heb ik niets tegen in te brengen, en toch ben ik het er niet mee eens.” Daar kun je boos over zijn, maar dat is de menselijke conditie. De mens kan altijd weigeren en daar moeten we het wel mee doen.

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Michel Mees

Dat is nog eens terecht ook, omdat de wetenschappelijke waarheid een zekerheid is. Een zekerheid die steunt op de falsifieerbaarheid van het feit. Dit houdt in dat iets in je redenering het mogelijk moet maken om je feit onderuit te halen. Anders is het een tautologie – een ronde cirkel. Dat is vervelend, maar dat is het haakje voor alle sceptici. Die kunnen daardoor altijd zeggen: “Ja dat is in die omstandigheden zo, maar het kan ook anders zijn.” Er zijn altijd dingen ongewis en dat moet de wetenschap niet verhullen.’ 

Afgelopen november deed in de talkshow Pauw een jeugdarts aan de hand van medische feiten pogingen om anderen ervan te overtuigen dat vaccinaties geen kwaad kunnen. De moeders tegenover haar, die hun kinderen de vaccinaties onthouden, kwamen echter met andere feiten: de kinderziekten waren voor het bestaan van het vaccinatieprogramma al bijna verdwenen en blijven bestaan door ze in kinderlijfjes te spuiten. 

Het vaccinatie-item krijgt veel kritiek in de media. Aan het begin van de uitzending van de volgende dag komt Jeroen Pauw terug op dit gesprek. Aangezien er een verkeerd beeld van vaccinaties kan zijn ontstaan, zet de presentator ‘de echte feiten’ voor het publiek even op een rijtje. 

‘Dat is bizar,’ zegt Simon. ‘Ze hebben dus een programma waarin ze de feiten aan de orde stellen en waarover gedebatteerd mag worden. Dus we gaan met elkaar praten en we doen alsof we elkaar serieus nemen, maar de volgende dag zegt de redactie wat de echte feiten zijn. Hiermee wordt gesuggereerd dat de wetenschap het altijd weet. Dit is precies waarom factchecken ons oordeelsvermogen ondermijnt.’

Hoe kunnen wetenschappers dan op een goede manier hun constateringen presenteren?
‘Een goede wetenschapper vertelt wat hij of zij weet en is eerlijk over wat hij of zij niet weet. Het is redelijk om ervan uit te gaan dat een wetenschapper ergens meer van weet. We moeten de wetenschapper zeker serieus nemen, maar wij moeten wel onze vragen kunnen blijven stellen.

Het andere is dat er een verantwoordelijkheid is van zowel de wetenschapper als de leek in deze kwestie. Je bent namelijk gezamenlijk een klimaat dat verandert, en gezamenlijk het probleem van een virus. De wetenschapper laat de verantwoordelijkheid zien die je allebei hebt. Dus de wetenschapper zegt niet: “Luister, als je niet doet wat ik zegt, dan loopt het uit de hand met het klimaat.” Nee, de wetenschapper moet zeggen: “Kijk, zo kijk ik ertegen aan, zo heb ik het onderzocht, en weet dat jij ook onderdeel van dit systeem bent. Dus je kunt je daar wel tegen verzetten, maar dit zijn de gevolgen. Weet dat.”’

Een goede dialoog tussen wetenschapper en leek zag Simon in de documentaire De prik en het meisje uit 2011. Hierin vraagt documentairemaakster Maartje Nevejan zich af of ze haar dochter moet laten inenten tegen een virus dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken. Zij spreekt onder meer Mathilde Boon, directeur van het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium. Specialist Boon gaat eerlijk het gesprek aan met de twijfelende moeder.
 
‘Boon verkocht Nevejan geen onzin. Ze zei dat ze bepaalde dingen niet zeker kon weten, maar legde uit waarom het een belangrijk experiment was om dat virus eruit te krijgen door te vaccineren. Zij zegt dus niet dat de kans heel klein is dat er iets misgaat. Ze geeft aan wat er wel en niet bekend is en draait niet om die onzekerheid heen. Dat vind ik heel goed. Dat is een dialoog.’

Is het niet nodig dat we bepaalde zaken gewoon voor waar aannemen?
‘Daar hoeven we ons geen zorgen om te maken: dat doen we al de hele dag door. Als ik in een lift stap, dan ga ik ervan uit dat deze werkt en niet te pletter valt. We zijn ook niet de hele dag aan het twijfelen aan de wetenschap. Het gaat erom dat de wetenschappers hun best doen om de weigeraars erbij te halen als het om grote kwesties gaat. Dan moeten wetenschappers niet zeggen: “Geloof mij nou maar”, maar dan moeten ze met een goed verhaal komen. De waarheid is pragmatisch: het gaat er niet om of je gelijk hebt, maar of je gelijk krijgt. En dan het liefst dat je gelijk krijgt over dingen waar je ook gelijk over hebt.’